FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
3
OPMERKING:_
De kilometerteller “Trip/Fuel” wordt al-
leen geactiveerd wanneer het waar-
schuwingslampje brandstofniveau
gaat branden.
De kilometerteller “Trip 2” wordt auto-
matisch op nul teruggesteld nadat de
sleutel naar “” is gedraaid.
_Door indrukken van de “SET”-toets in de ki-
lometertellermodus wisselt de weergave
volgens onderstaande volgorde tussen de
verschillende kilometertellerfuncties:Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-3 voor
meer informatie), wisselt de weergave au-
tomatisch naar brandstofreserve-ritteller
“Trip/Fuel”-weergave en wordt de afgeleg-
de afstand vanaf dat punt aangegeven. In
dat geval wordt door indrukken van de
“SET”-toets gewisseld tussen de diverse
weergaven van rittellers en kilometerteller,
volgens onderstaande volgorde:Om de ritteller op nul terug te stellen, selec-
teert u deze met een druk op de “MODE”-
toets, waarna u de “SET”-toets minstens 1
seconde lang ingedrukt houdt. Wanneer u
de brandstofreserve-ritteller niet zelf met de
hand op nul terugstelt, wordt deze automa-
tisch teruggesteld zodra na het tanken 5 km
is gereden en verschijnt de vorige weerga-
vemode weer.1. Afstand
2. Tijd
3. Gemiddelde snelheidAfstand
→ Tijd
→ Gemiddelde snelheid
→ Afstand
"Set"
"Set""Set"
12
3
ZAUM0392
Trip/Fuel
→ Trip 1
→ Trip 2
→ Total
→
Trip/FuelZAUM0393
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
3
Controlelampje olieverversingstermijn
Wanneer periodiek onderhoud en door-
smering nodig zijn (zie het periodieke
smeer- en onderhoudsschema op pagina
6-2), verschijnt “Service” op de weergave
tot het controlelampje olieverversingster-
mijn weer is teruggesteld.
Het controlelampje olieverversingstermijnterugstellen:1. Draai de sleutel naar “” terwijl u de
“MODE”-toets en de “SET”-toets twee
tot vijf seconden lang ingedrukt houdt.
2. Laat de toetsen los en het controle-
lampje olieverversingstermijn gaat uit.
OPMERKING:_
Het controlelampje olieverversingster-
mijn gaat branden na de eerste
1.000 km en daarna om de 3.000 km
wanneer de terugstellingsprocedure is
gebruikt.
Als periodiek onderhoud en doorsme-
ring worden uitgevoerd voordat het
controlelampje olieverversingstermijn
gaat branden, moet het lampje zo snel
mogelijk worden teruggesteld zodat
het gaat branden voor de eerstvolgen-
de periodiek onderhoud- en doorsme-
ringsintervalperiode.
_
DAU00109
Antidiefstal-alarm (optie) Deze motor kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel anti-
diefstal-alarmsysteem. Neem contact op
met een Yamaha dealer voor nadere infor-
matie.
1. Controlelampje olieverversingstermijn
1
ZAUM0397
1. Controlelampje alarm
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
DAU00637
Afstellen van de klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU04551
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en eventueel worden bijge-
steld.
DW000082
WAARSCHUWING
_
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
_CE-18D
CE-07D
0 12
3
4
ZAUM0053
Bandenspanning
(gemeten op koude banden)
Belasting* Voor Achter
Tot 90 kg*230 kPa
2,3 kgf/cm
2
2,3 bar230 kPa
2,3 kgf/cm
2
2,3 bar
90 kg–maximale
belasting*230 kPa
2,3 kgf/cm
2
2,3 bar250 kPa
2,5 kgf/cm
2
2,5 bar
Maximale belasting* 202 kg
* Totaal gewicht van motorrijder, passagier, bagage
en accessoires