22-09-2003
DE PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES19
BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles)
gecontroleerd te worden.De distributieriem : raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden Ð Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
Ð Overwegend stadsverkeer.
Ð Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: Ð In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C.Ð In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C.
Ð In stoffige gebieden.
Ð In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden" te volgen en de intervallen te verkorten: ¥ Elke 15.000 km of elk jaar voor de modellen met 2 liter/180 pk motor.
¥ Elke 20.000 km of elk jaar voor de modellen met 1,6 liter of 2 liter motor.
Ð specifieke werkzaamheden: ¥ Vervangen van het luchtfilter elke 15.000 km voor de modellen met 2 liter/180 pk motor.
22-09-2003
DE PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES21
Op 0 zetten
Uw PEUGEOT-servicepunt zet de onderhoudsintervalindicator na elkeonderhoudsbeurt weer op 0. Als u zelf de onderhoudscontrole van uw auto heeft uitgevoerd, kande onderhoudsintervalindicator opde volgende wijze op 0 gezet wor-den:
Zet het contact af.
Druk op de resetknop van de dagteller en houd deze inge-drukt.
Zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de onderhoudsin-tervalindicator "0000.0"aangeeft; de
onderhoudssleutel verdwijnt. Belangrijk: Als u na deze handeling
de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht minimaal vijfminuten. Het resetten van de onder-houdsintervalindicator zal andersniet worden opgeslagen.
22-09-2003
DE PEUGEOT ONDERHOUDSCONTROLES19
BIJZONDERHEDEN Bepaalde belangrijke onderdelen van uw auto vragen speciale aandacht. De remvloeistof dient elke 60.000 km of elke 2 jaar vervangen te worden.
Het interieurfilter dient bij elk bezoek aan het PEUGEOT-servicepunt (tussentijdse controles en onderhoudscontroles)
gecontroleerd te worden.De distributieriem : raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
Bijzondere gebruiksomstandigheden Bij gebruik onder bepaalde, bijzonder zware omstandigheden Ð Overwegend huis-aan-huisbestellingen.
Ð Overwegend stadsverkeer.
Ð Korte ritten bij lage temperatuur.
Of bij langdurig gebruik onder de volgende omstandigheden: Ð In warme streken met temperaturen regelmatig hoger dan +30 ¡C.Ð In koude streken met temperaturen regelmatig lager dan Ð15 ¡C.
Ð In stoffige gebieden.
Ð In landen waar smeermiddelen of brandstoffen niet overeenkomen met onze aanbevelingen.
Onder dergelijke omstandigheden is het noodzakelijk om het onderhoudsschema voor "Bijzondere omstandigheden" te volgen en de intervallen te verkorten: ¥ Elke 15.000 km of elk jaar voor de modellen met 2 liter/180 pk motor.
¥ Elke 20.000 km of elk jaar voor de modellen met 1,6 liter of 2 liter motor.
Ð specifieke werkzaamheden: ¥ Vervangen van het luchtfilter elke 15.000 km voor de modellen met 2 liter/180 pk motor.
22-09-2003
Dimmer dashboard-verlichting Druk, tijdens het branden van de ver-lichting, op de knopom de sterkte van de
dashboardverlichting te veranderen.Als de verlichting de zwakste (of fel-ste) stand heeft bereikt, laat dan deknop los en druk deze vervolgensopnieuw in om de verlichting weerfeller (of zwakker) te maken. Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte is bereikt.
Nulstelling dagteller
Druk, terwijl het con- tact aan is, de knop in.
Display op het instrumentenpaneel Dit heeft na het aanzetten van het contact 3 verschillende functies:
Ð onderhoudsintervalindicator (zie het desbetreffende hoofdstuk),
Ð motorolieniveaumeter,
Ð kilometerteller (totale kilometerstand en dagteller).Opmerking:
De totale kilometerstand en de dagteller worden gedurende dertig
seconden na het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurder- sportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto weergegeven. Motorolieniveaumeter Bij het aanzetten van het contact, wordt de onderhoudsintervalindicator enkele seconden weergegeven en vervolgens gedurende ongeveer 10 seconden hetmotorolieniveau.
Te hoog motoroliepeil Knipperen duidt op een te hoog motoroliepeil, hetgeen ernstige motorschade kan veroorzaken. Controleer het olieniveau met depeilstok. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te hoog is, neem dan zo spoe-
dig mogelijk contact op met een PEUGEOT-servicepunt.
Te laag motoroliepeil Knipperen duidt op een te laag motoroliepeil, hetgeen ernstige motorschade kan veroorzaken. Controleer het olieniveau met depeilstok. Als inderdaad blijkt dat het oliepeil te laag is, vul dan onmiddellijk motorolie bij. Defecte motorolieniveaumeter Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt dat het oliepeil in orde is, duidt het knipperen op een
defect aan de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepunt.
CONTROLE TIJDENS HET RIJDEN
34
Controle van het olieniveau met de peilstok is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 10 minuten niet heeft gedraaid.
22-09-2003
UW 307 CC IN DETAIL105
Automatische ruitenwissers In de stand
AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatisch wissen
aan" op het multifunctionele dis-
play. Uitschakelen In het geval van een storing wordt de
bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding "Storing
automatische ruitenwissers" op het
multifunctionele display. Als de schakelaar in de stand AUTO
staat werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, opde voorruit achter debinnenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de schakelaarniet in de stand voor automatischwissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
22-09-2003
UW 307 CC IN DETAIL105
Automatische ruitenwissers In de stand
AUTOwerkt de ruiten-
wisser automatisch en wordt de
snelheid van de wissers aan de hoeveelheid neerslag aangepast.
Controle van werking InschakelenBij het inschakelen van de automa- tische ruitenwissers verschijnt demelding "Automatisch wissen
aan" op het multifunctionele dis-
play. Uitschakelen In het geval van een storing wordt de
bestuurder gewaarschuwd met een geluidssignaal en de melding "Storing
automatische ruitenwissers" op het
multifunctionele display. Als de schakelaar in de stand AUTO
staat werken de ruitenwissers in de intervalstand.
Raadpleeg een PEUGEOT-servicepuntom het systeem te laten controleren.
Dek de regensensor, opde voorruit achter debinnenspiegel, niet af. Zet het contact uit als de
auto gewassen wordt in een was- straat of controleer of de schakelaarniet in de stand voor automatischwissen staat.
Wacht 's winters met het inscha- kelen van het automatisch wissentot de voorruit ontdooid is.
22-09-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
130
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tus- sen twee verversingen eventueelolie bijvullen. (Maximum oliever-bruik: 0,5 liter per 1 000 km). De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagente geschieden, met behulp vande olieniveaumeter in het instru-mentenpaneel of de oliepeilstok.
Oliepeilstok
2 merktekens op de peilstok:
A = maxi.
Het oliepeil mag nooitboven dit merkteken uit-komen. B = mini.
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid van demotoren en de emissiere-gelsystemen mogen ingeen geval additievenaan de motorolie wordentoegevoegd.
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig huid-
contact met afgewerkte olie. Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
Ð Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
Ð De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden ververst.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een erg
bijtend middel. Vermijd elk contactmet de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de con- structeur aanbevolen koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem tenminste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat de koel-ventilator nog kan (gaan) werken alsde sleutel uit het contactslot is ver-wijderd en het koelsysteem onderdruk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, remvloei- stof of koelvloeistof in het riool, in hetwater of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- en koplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming