
26-05-2003
UW 206 IN DETAIL81
ISOFIX-BEVESTIGINGEN De passagiersstoel en de twee bui- tenste achterzitplaatsen (3-/5-deursen 206 SW) of het 1/3 deel van de indelen neerklapbare achterbank
(206 RC) zijn uitgerust met ISOFIX-
bevestigingen . Deze bevestigingen
bestaan uit 2 ringen geplaatst tus-sen de rug en de zitting van de stoel. De ISOFIX-kinderzitjes beschikken
over 2 sloten die makkelijk kunnen worden verankerd aan deze ringenen zorgen zo voor een veilige, dege-lijke en snelle montage van het zitje. Een speciaal voor PEUGEOT geho-mologeerd kinderzitje is het
KIDDY
Isofix* kinderzitje dat verkrijgbaar is bij
de PEUGEOT servicepunten. Dit zitjekan met de rug in de rijrichting wordengeplaatst voor kinderen vanaf degeboorte tot 13 kg en met het gezicht inde rijrichting voor kinderen van 9 tot 18 kg. Als het zitje voorin met de rug in de rijrichting wordt geplaatst, moet devoorstoel helemaal naar voren wor-den geschoven zodat het kinderzitjezo dicht mogelijk tegen, of volledigtegen, het dashboard zit. Als het zitje achterin met het gezicht in de rijrichting wordt geplaatst (3-/5-deurs en 206 SW), moet de voorstoelin de middelste stand en de rugleu-ning rechtop worden geplaatst. In de206 RC dient het kinderzitje zo recht-op mogelijk worden geplaatst.Raadpleeg hiervoor de gebruiksaan-wijzing van het kinderzitje. Als het zitje achterin met de rug inde rijrichting wordt geplaatst, dienthet kinderzitje tegen de rugleuning
van de desbetreffende stoel te zijngeplaatst. Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijnvoorzien van Isofix-bevestigingen.Het is in dat geval verplicht het zitjete bevestigen met de driepunts vei-ligheidsgordels voor beide posities. Zie de overzichtstabel voor het plaatsen van kinderzitjes.
Als het KIDDY ISOFIX kinderzitje met de rug in de rijrichting op depassagiersstoel is geplaatst, ishet verplicht de passagiersairbaguit te schakelen. Anders kan het kind bij het in werking treden van de airbaglevensgevaarlijk gewond raken.
Volg bij het plaatsen van het kin- derzitje de gebruiksaanwijzing vande fabrikant van het kinderzitje.
* U kunt op de ISOFIX-bevestigingen in
uw auto alleen de door PEUGEOT gehomologeerde ISOFIX-kinderzitjes,
die verkrijgbaar zijn bij de PEUGEOT-servicepunten, verankeren.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
92
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slagin het slot vallen. Controleer of demotorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automa-tisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt,kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor eenkorte periode, altijd desleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van hetdak iets tussen het dak en de sponningbekneld raakt, moet het dak weer wor-den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dakbedient, moet deze ervan verzekerdzijn dat niets het correcte sluiten vanhet dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juistemanier gebruik maken van de bedie-ning van het dak.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens hetbedienen van het dak niet kunnen bezeren.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
92
MOTORKAPSTEUN Plaats de stang in de uitsparing om de motorkap te ondersteunen. Druk de stang in de houder alvorens de motorkap te sluiten. Sluiten Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat deze aan het einde van de slagin het slot vallen. Controleer of demotorkap goed vergrendeld is.
BRANDSTOF TANKEN Het tanken dient met afgezette motor te geschieden. Steek de sleutel in het slot en draai deze linksom.
Trek de tankdop uit de vulopening.Op een label staat de voorgeschre- ven soort brandstof aangegeven. Laat het vulpistool bij het aftanken van de auto nooit meer dan 3 keer automa-tisch uitspringen. Indien dit wel gebeurt,kunnen er storingen optreden. De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 50 liter.MOTORKAP OPENEN Binnenzijde:
Trek aan de hendel aan
de linkerzijde onder het dashboard. Buitenzijde: Druk de veiligheidshaak
omhoog en til de motorkap op.
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs voor eenkorte periode, altijd desleutel uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van hetdak iets tussen het dak en de sponningbekneld raakt, moet het dak weer wor-den geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder het dakbedient, moet deze ervan verzekerdzijn dat niets het correcte sluiten vanhet dak verhindert. De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat de passagiers op de juistemanier gebruik maken van de bedie-ning van het dak.
Zorg ervoor dat ook kinderen zich tijdens hetbedienen van het dak niet kunnen bezeren.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL103
ASBAK VîîR
Sluit de asbak om deze te verwijderen.
Trek aan de lip en trek de asbak omhoog.
AANSTEKER Druk de aansteker in en wacht enkele ogenblikken tot de aanstekeruit zichzelf terugspringt. Hij kan worden gebruikt als het contact in de stand accessoires (1 e
stand van
de sleutel) of AAN staat.
DASHBOARDKASTJE
Trek aan de handgreep om het dashboardkastje te openen. De verlichting van het dashboard- kastje gaat dan branden. 1. Vak voor boorddocumentatie.
2. Bekerhouder.
3. Pennenhouder.
4. Brillenvak.
5. Kaartenvak.
6. Muntenvak.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
114
AIRBAGS VOOR Deze zijn voor de bestuurder in het midden van het stuurwiel en voor depassagier in het dashboard aange-
bracht. Ze worden tegelijkertijdgeactiveerd, behalve als de airbagaan passagierszijde is uitgeschakeld.Storing airbag voor
Als dit pictogram verschijnt
op het instrumentenpaneelin combinatie met een
geluidssignaal en de melding"Airbag(s) defect" op het multifunc-
tionele display, laat het systeem
dan controleren door een PEUGEOT-servicepunt.
AIRBAGS De airbags zijn speciaal ontworpen voor een betere veiligheid van deinzittenden bij ernstige aanrijdingen:ze vormen een aanvulling op dewerking van de veiligheidsgordelsmet gordelkrachtbegrenzers. De elektronische schoksensors registreren een plotselinge vertragingvan de auto: als de drempelwaardevoor het in werking treden wordtoverschreden, worden de airbagsonmiddellijk opgeblazen en bescher-men ze de inzittenden van de auto. Direct na de aanrijding ontsnapt het gas zodat noch het zicht, noch heteventueel verlaten van de auto doorde inzittenden wordt belemmerd. De airbags treden niet in werking bij lichte aanrijdingen waarbij de veilig-heidsgordels zorgen voor eenafdoende bescherming; de krachtvan de aanrijding is afhankelijk vanhet soort obstakel en de snelheidvan de auto op dat moment. De airbags werken alleen als het contact aan is. Opmerking: Het uit de airbags
ontsnappende gas kan enigszins irriteren. Uitschakelen airbag aan passagierszijde* Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijdealtijd uit als u een kinderzitje met derug in de rijrichting op de voorstoelplaatst.
Zet het contact uit, steek de sleutel in de schakelaar voor uitschakelen vande airbag aan passagierszijde 1,
draai deze in de stand "OFF"en
verwijder de sleutel zonder de standvan de schakelaar te veranderen.
Het verklikkerlampje op hetinstrumentenpaneel brandtzolang de airbag is uitge-schakeld.
* Volgens land van bestemming.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
116
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
¥ Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-service- punt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver- wondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

26-05-2003
UW 206 IN DETAIL
116
Houd u aan de volgende veiligheidsvoorschriften voor een maximale effectiviteit van de airbags:
¥ Draag altijd een correct afgestelde veiligheidsgordel.
¥ Maak er een gewoonte van om normaal rechtop in de voorstoelen te zitten.
¥ Zorg dat er zich niets bevindt tussen de airbag en de inzittenden (kinderen, huisdieren, objecten...). Dit kan de goede werking van de airbag belemmeren en/of de inzittende bij het opblazen van de airbag verwonden.
¥ Het is beslist niet toegestaan om werkzaamheden uit te voeren aan airbagsystemen, alleen een PEUGEOT-service- punt heeft hiervoor gekwalificeerd personeel.
¥ Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto de airbagsystemen controleren. Airbags voor
¥ Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuurwielkussen rusten.
¥ Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard rusten.
¥ Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen, kunnen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
¥ Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuurwielbekleding en sla er niet op. Zij-airbags*
¥ Bedek de voorstoelen alleen met goedgekeurde stoelhoezen. Raadpleeg uw PEUGEOT-servicepunt.
¥ Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de voorstoelen, dit zou bij het afgaan van de airbags kunnen leiden tot ver- wondingen aan armen of middel.
¥ Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
* Volgens land van bestemming.

26-05-2003
ZEKERINGEN VERVANGEN De zekeringkasten bevinden zich onder het dashboard en onder demotorkap. Zekeringkast dashboard Draai de schroef een kwart omwen- teling met een muntstuk los en verwijder de afdekplaat om bij dezekeringen te komen. De reservezekeringen en de tang A
zijn aangebracht aan de binnenkant van het deksel van de zekeringkastonder het dashboard.
PRAKTISCHE INFORMATIE
136
Verwijderen en plaatsen van een zekering
Voordat een zekering wordt vervangen, moet eerst de oorzaak van de storing opgespoord en verholpen worden. De nummers van de zekeringen zijn aange-geven op de zekeringkast. Gebruik de tang A.
Vervang een defecte zekering (stroomsterkte vermeld op zekering) altijd door een zekering met dezelfde stroomsterkte.
Goed
Klem A Defect