UW 307 SW IN DETAIL55
Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het sys-teem handmatig aanpassen. De ove-rige functies worden automatischgeregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weervolledig automatisch functioneren.
4. Airconditioning
Bij het indrukken van deze toets wordt de airconditio-ning uitgeschakeld. De aan-duiding "ECO" ver-
schijnt op de display. Druk
de toets nogmaals in om de automa-tische werking van de airconditioningte hervatten. De aanduiding "A/C"
verschijnt op de display. Opmerking Condensvorming in de airconditio- ning kan ertoe leiden dat er zich eenklein plasje water onder de autovormt, dit is een normaal verschijnsel.
5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde malen in om de luchtstroomte verdelen naar:
Ð de voorruit (ontwasemenof ontdooien), Ð de voorruit en de beenruimte,
Ð de beenruimte,
Ð de linker, rechter en middelste ven-
tilatieroosters en de beenruimte,
Ðde linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters.
6. Luchtopbrengst De luchtopbrengst kan vergroot of ver-kleind worden doorrespectievelijk de
toetsen + of - in te drukken.
7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in hetinterieur gerecirculeerd.Deze stand, aangegeven
op de display, dient om de toevoervan buitenlucht bij stank en stofover-last af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toetsnogmaals in om de automatischetoevoer van buitenlucht te hervatten. 8. Uit
Bij het indrukken van detoets "OFF" wordt het sys-teem volledig uitgescha-keld.
9. Achterruitverwarming Druk op deze toets om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels in te schakelen.De verwarming wordt auto-
matisch uitgeschakeld. Druk de toetsnogmaals in om de achterruitverwar-ming eerder uit te schakelen.
Belangrijke voorzorgsmaatregelen Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan omhet systeem in perfecte staat te hou-den. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en laat het systeem
in dat geval door uw PEUGEOT-ser-vicepunt controleren. Opmerking: laat de ventilatieroos-
ters open staan voor een optimale werking van de airconditioning.
Isofix-bevestigingen De Isofix-bevestigingen zijn beschik- baar voor de twee buitenste achter-zitplaatsen en maken het mogelijkeen speciaal Isofix-kinderzitje , dat
verkrijgbaar is bij de PEUGEOT-servicepunten, te plaatsen. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale Isofixbevestigingspunten en zorgen zovoor een veilige, degelijke en snellemontage van het zitje. Een speciaal, gehomologeerd kin-
derzitje is het KIDDY Isofix kinderzit-je. Dit kan met de rug in de rijrichtingworden geplaatst voor kinderenvanaf de geboorte tot 13 kg en methet gezicht in de rijrichting voor kin-deren van 9 tot 18 kg. Als het kinderzitje in de rijrichting is geplaatst,
moet de voorstoel in de
middelste stand en de rugleuningrechtop worden gezet. Het gebruik van zowel de Isofix bevestigingen, als de gesp en de vei-ligheidsgordel is verplicht.
U kunt het KIDDY Isofix kinderzitje ook plaatsen op een van de buitenste stoe-len van de tweede zitrij, die op de derdezitrij wordt geplaatst. In dit geval moet
het KIDDY Isofix kinderzitje met de rugin de rijrichting worden geplaatst waar-bij de rugleuning van het kinderzitjetegen de rugleuning van de desbetref-fende stoel op de tweede zitrij steunt.
UW 307 SW IN DETAIL 61
Dit kinderzitje kan ook worden bevestigd op zitplaatsen die niet zijnvoorzien van Isofix bevestigingen.Het is in dit geval verplicht de nor-male driepunts veiligheidsgordels tegebruiken.
Wanneer het KIDDY Isofix kinder- zitje met de rug in de rijrichting opde passagierstoel voorin isgeplaatst, is het verplicht de air-bag aan passagierszijde uit teschakelen. Bij het afgaan van de airbag kan een kind levensgevaarlijk gewondraken.
Volg bij het plaatsen van het kin- derzitje de gebruiksaanwijzingvan de fabrikant.
VEILIGHEIDSGORDELS
Veiligheidsgordels voor en buitenste veiligheidsgordels2e zitrij De voorstoelen zijn voorzien van vei- ligheidsgordel met pyrotechnischegordelspanners en gorde;krachtbe-grenzers, terwijl de achterzitplaatsenvoorzien zijn van gordels met uitslui-tend gordelkrachtbegrenzers. Hoogteverstelling veiligheidsgordels voorstoelen:
knijp in knop 1en schuif het
bovenste bevestigingspunt omlaag,
schuif knop 1omhoog om het bovenste
bevestigingspunt omhoog te schuiven.
Omdoen:
Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Veiligheidsgordels met pyrotechnischegordelspanners engordelkrachtbegrenzers Dankzij de toepassing van veilig- heidsgordels met gordelspanners engordelkrachtbegrenzers is de veili-gheid van de inzittenden bij frontaleaanrijdingen nog verder verbeterd.De gordelspanners dienen om,afhankelijk van de kracht van deaanrijding, de veiligheidsgordels ste-vig tegen de lichamen van de inzit-tenden te trekken. De veiligheidsgordels met gordel- spanners werken alleen als hetcontact is aangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegenhet lichaam van de inzittende getrok-ken wordt.
UW 307 SW IN DETAIL
65
Middelste veiligheidsgordel 2e zitrij De middelste zitplaats van de 2e zitrij is voorzien van een in het midden van dehemelbekleding gentegreerde drie-puntsgordel met een oprolautomaat. Steek de gesp Aen vervolgens de
gesp Bvan binnen naar buiten door
de riemgeleider van de stoel.Bevestig de gesp Ain de desbetref-
fende gordelsluiting (rechts) en ver- volgens de gesp Bin de desbetref-
fende gordelsluiting (links).
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rollen en plaats degesp Bvervolgens op de magneet
van het bevestigingspunt op het ach-terste gedeelte van het dak.
UW 307 SW IN DETAIL
66
Veiligheidsgordels 3e zitrij De zitplaatsen op de 3e zitrij zijn voorzien van twee driepuntsgordelsmet oprolautomaat. Steek om de gordel om te doen de gesp
Cen vervolgens de gesp Din
de desbetreffende gordelsluitingen.
Voer dit in omgekeerde volgorde uit om de gordel op te rolllen en plaatsde gesp Din de daarvoor bedoelde
ruimte E. De gordel heeft het mees-te effect als deze strak omhet lichaam gedragenwordt.
Als de zitplaatsen zijn voorzienvan armsteunen, moet de heup-gordel altijd onder de armsteundoor worden geleid. Draai de gespen van de veilig- heidsgordels niet om; de gordelszijn dan niet voldoende effectief. De gordelspanners kunnen, afhankelijk van de aard en dekracht van de aanrijding, v——r enonafhankelijk van de airbagsafgaan. Het verklikkerlampje van de air- bag gaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrij- ding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.Het systeem is ontworpen om 10 jaar volledig operationeel te zijn. Laat het daarna vervangen.
ANTI SPIN REGELING (ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITS PROGRAMMA(ESP) Deze systemen staan in verbinding
met het ABS en zijn hier een aanvul-ling op.
Het ASR-systeem past de aandrijf- kracht aan om het doorspinnen vande wielen te voorkomen via de rem-men van de aangedreven wielen en
de motor. De ASR zorgt ook voormeer koersstabiliteit bij het accelere-ren. Het ESP-systeem grijpt automatisch via het remsysteem en de motor inals de koers van de auto afwijkt vande door de bestuurder gewensterichting.
Werking van het ASR- en ESP-systeem Als ŽŽn van deze twee sys- temen is ingeschakeld, knip-
pert het desbetreffende pic-togram. Uitschakelen ASR/ESP In bijzondere omstandigheden (als
de auto vastzit in de modder,
sneeuw, in mulle grond, ...) kan het
nuttig zijn het ASR/ESP uit te scha-kelen, zodat de wielen kunnen slip-pen en weer grip kunnen krijgen.
Druk op de schakelaar "ESP
OFF" , die zich op het middenpa-
neel van het dashboard bevindt.
Het verklikkerlampje van de schakelaar en het pictogram
verschijnen: het ASR en
ESP zijn uitgeschakeld.
De systemen worden opnieuw: automatisch ingeschakeld als de rijsnelheid hoger wordt dan
30 km/h,
handmatig ingeschakeld doornogmaals op de schakelaar tedrukken. Controle van werking
Bij een storing in de syste-men zal het verklikkerlampjevan de schakelaar gaanknipperen en het pictogramverschijnen in combinatie
met een geluidssignaal en de mel-ding "ESP/ASR buiten gebruik" op
het multifunctionele display.
Raadpleeg uw PEUGEOT-service- punt om het systeem na te laten kij-ken.
UW 307 SW IN DETAIL
96
Het ESP-systeem zorgt voor meer veiligheid tij-dens het rijden. De be-stuurder mag zich echternooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's enhet te hard rijden. De goede werking van het sys- teem wordt verzekerd door denaleving van de voorschriften vande constructeur op het gebied vanwielen (banden en velgen), onder-delen van het remsysteem, elek-tronische onderdelen alsmede demontageprocedure en het uitvoe-ren van werkzaamheden door een
PEUGEOT-servicepunt. Laat het systeem na een aanrij- ding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt.