
Handmatig afstemmen Druk op de toets "MAN".
Druk kort op de toets I of Jom respectievelijk de volgende of volgende zender te selecteren.
Als deze toets wordt vastgehouden, blijft de radio in de gekozen volgorde frequenties afzoeken. Het zoeken stopt zodra de toets wordt losgelaten. Als de toets "MAN"opnieuw wordt ingedrukt, wordt teruggekeerd naar het automatisch afstemmen op een zender.
Handmatig opslaan van zenders Kies het gewenste station. Houd ŽŽn van de voorkeuzetoetsen "1"t/m "6" langer dan twee seconden ingedrukt.
Het geluid valt weg en keert weer terug: de desbetreffende zender is nu opgeslagen. Automatisch opslaan van FM-zenders (autostore)
Autoradio RB3: houd de toets "BND/AST"meer dan twee seconden ingedrukt.
Autoradio RD3: houd de toets Pmeer dan twee seconden ingedrukt.
De autoradio slaat automatisch de 6 FM-zenders op. Deze zenders worden op de Fmast-band opgeslagen.
Als er minder dan 6 zenders worden gevonden, blijven de resterende geheugens ongewijzigd.Oproepen van opgeslagen zenders
Telkens als een van de toetsen "1"t/m "6" wordt ingedrukt, wordt de desbetreffende zender weergegeven.
UW 307 IN DETAIL 43

CD-SPELER: AUTORADIO RD3 Selecteren van CD-spelerZodra een CD in de CD-speler wordt gestoken met het etiket naar boven gericht, zal de CD-speler de CD automatisch afspelen. Als er al een CD in het apparaat zit, druk dan op de toets Q.
Uitwerpen van een CD Druk op de toets Som de CD uit de CD-speler te werpen.
Selecteren van een nummer van de CD Druk op de toets Iom het volgende nummer te selecteren.
Druk op de toets Jom terug te gaan naar het begin van het afgespeelde nummer of het vorige
nummer.
Versneld afspelen Houd ŽŽn van de toetsen I of Jlang ingedrukt om de CD versneld vooruit of achteruit af te spelen.
Het versneld afspelen stopt zodra de toets wordt losgelaten.
Random-functie (RDM)Houd, op het moment dat de CD-speler als geluidsbron is gekozen, de toets Qlanger dan 2 seconden ingedrukt. De num-
mers van de CD worden nu in een willekeurige volgorde afgespeeld. Druk de toets Qopnieuw langer dan 2 seconden in om
weer op normaal spelen over te schakelen. De random-functie wordt gedeactiveerd als de radio wordt uitgezet.
UW 307 IN DETAIL 47

Handmatig verstellen Al naar gelang uw wensen kunt u de automatische bediening van het sys-teem handmatig aanpassen. De ove-rige functies worden automatischgeregeld. Bij het indrukken van de
toets "AUTO" zal het systeem weervolledig automatisch functioneren.
4. AirconditioningBij het indrukken van deze toets wordt de airconditio-ning uitgeschakeld. Deaanduiding "ECO" ver-
schijnt op de display. Druk de toetsnogmaals in om de automatischewerking van de airconditioning tehervatten. De aanduiding "A/C" ver-
schijnt op de display. Opmerking Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een kleinplasje water onder de auto vormt, ditis een normaal verschijnsel. 5. Luchtverdeling
Druk deze toets herhaaldemalen in om de luchtstroomte verdelen naar:
Ð de voorruit (ontwasemen of ont- dooien),
Ð de voorruit en de beenruimte,
Ð de beenruimte,
Ð de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters en de beenruimte,
Ð de linker, rechter en middelste ven- tilatieroosters.
6. Luchtopbrengst De luchtopbrengst kan vergroot of ver-
kleind worden doorrespectievelijk de toet-sen + of - in te drukken.
7. Toevoer van buitenlucht
Bij het indrukken van deze toets wordt de lucht in hetinterieur gerecirculeerd.Deze stand, aangegeven
op de display, dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank enstofoverlast af te sluiten. Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is. Druk de toetsnogmaals in om de automatischetoevoer van buitenlucht te hervatten. 8. Uit
Bij het indrukken van de toets "OFF" wordt het sys-teem volledig uitgescha-keld.
9. Achterruitverwarming Druk op deze toets om deachterruitverwarming en deverwarming van de buiten-spiegels* in te schakelen.De verwarming wordt auto-
matisch uitgeschakeld. Druk de toetsnogmaals in om de achterruitverwar-ming eerder uit te schakelen. Opmerking: De airconditioning
veroorzaakt condensvorming, waar- door er na het uitschakelen van deairconditioning een plasje wateronder de auto kan ontstaan. Dit iseen normaal verschijnsel.
* Volgens uitvoering.
UW 307 IN DETAIL 57

Isofix-bevestigingen De Isofix-bevestigingen zijn beschik- baar voor de twee buitenste achter-zitplaatsen en bij montage achterafvoor de passagiersstoel v——r*. Dezemaken het mogelijk een speciaal
Isofix-kinderzitje , dat door de
UTAC is goedgekeurd voor auto's
van het merk PEUGEOT en dat ver-
krijgbaar is bij de PEUGEOT-servi-cepunten, te plaatsen. De sloten van het kinderzitje worden verankerd aan de speciale Isofixbevestigingspunten en zorgen zovoor een veilige, degelijke en snellemontage van het zitje. Voorin
moet voor kinderen van 3 tot
11 kg het kinderzitje tegen de rijrich-ting in worden geplaatst met de
stoel geheel naar voren gescho-ven , zodat de rugleuning van het
kinderzitje tegen of zo dicht mogelijktegen het dashboard aan isgeplaatst. Deze stand zorgt ervoordat het kinderzitje bij een aanrijdingzo min mogelijk wordt verplaatst.Eventueel kan het kinderzitje in derijrichting worden geplaatst als er alandere kinderen op de achterbankzitten of als de achterbank nietgebruikt kan worden (achterbankverwijderd of neergeklapt. Bevestighet kinderzitje met de Isofix-bevesti-gingen, de gordelbeschermer en deveiligheidsgordel en zet de passa-giersstoel in de middelste stand. Het is in beide gevallen verplicht de airbag aan passagierszijde uitte schakelen. Bij montage achterin moet de voorstoel in de middelste stand ende rugleuning rechtop wordengezet , of het kinderzitje nu tegen de
rijrichting in of in de rijrichting is
geplaatst. Als het kinderzitje met derug tegen de rijrichting in wordtgeplaatst moet dit worden bevestigdmet de Isofix-bevestigingen, de gespen de veiligheidsgordel.
UW 307 IN DETAIL 61
Een speciaal kinderzitje, dat is
gehomologeerd door PEUGEOT, is
het KIDDY Isofix kinderzitje. Dit kanmet de rug in de rijrichting worden
geplaatst bij kinderen van 3 tot 11 kgen met het gezicht in de rijrichting bijkinderen van 9 tot 18 kg. Dit kinder-zitje kan ook worden bevestigd opzitplaatsen die niet zijn voorzien vanIsofix-bevestigingen. Het is in datgeval verplicht de normale driepuntsveiligheidsgordels te gebruiken.
Volg bij het plaatsen van het kin- derzitje de gebruiksaanwijzingvan de fabrikant. * In de loop van 2001.

De gordel heeft het mees- te effect als deze strak omhet lichaam gedragenwordt.
De gordelspanners kunnen,afhankelijk van de aard en dekracht van de aanrijding, v——r enonafhankelijk van de airbagsafgaan. Het verklikkerlampje van de air- bag op het instrumentenpaneelgaat in ieder geval branden. Laat het systeem na een aanrij- ding controleren door een
PEUGEOT-servicepunt. Het systeem is ontworpen om 10 jaar volledig operationeel tezijn. Laat het daarna vervangen.
VEILIGHEIDSGORDELS Hoogteverstelling van de veiligheidsgordels v——r Druk de knop 1in om het
bovenste bevestigingspunt omlaag te schuiven,
Schuif de knop 1omhoog om het
bovenste bevestigingspuntomhoog te schuiven.
Veiligheidsgordels omdoen Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting. Veiligheidsgordels v——r metpyrotechnischegordelspanners engordelkrachtbegrenzers Dankzij de toepassing van veili- gheidsgordels met gordelspannersen gordelkrachtbegrenzers is de vei-ligheid van de voorste inzittenden bijfrontale aanrijdingen nog verder ver-beterd. De gordelspanners dienenom, afhankelijk van de kracht van deaanrijding, de veiligheidsgordels ste-vig tegen de lichamen van de inzit-tenden te trekken. De veiligheidsgordels met gordel- spanners werken alleen als hetcontact is aangezet. De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht waarmee de gordel tegenhet lichaam van de inzittende getrok-ken wordt.
Veiligheidsgordels achter De zitplaatsen achter zijn voorzien van drie driepuntsgordels met oprol-automaat. De gordels van de bui-tenste zitplaatsen zijn voorzien van
een gordelkrachtbegrenzer.
UW 307 IN DETAIL
64