DAU00009
INHOUD VAN DEZE HANDLEIDING
1
2
3
4
5
6
7
8
9
1
5
VEILIGHEID HEEFT VOORRANG ......................1-1
BESCHRIJVING ..................................................2-1
Linker aanzicht ...................................................2-1
Rechter aanzicht ................................................2-2
Bedieningselementen/instrumenten ..................2-3
FUNKTIE VAN DE INSTRUMENTEN EN
BEDIENINGSELEMENTEN .................................3-1
Kontaktslot-schakelaar.......................................3-1
Kontrolelampjes .................................................3-1
Snelheidsmeter ..................................................3-2
Stuurschakelaars ...............................................3-2
Koppelingshendel ..............................................3-4
Versnellingspedaal.............................................3-4
Voorremhendel ..................................................3-4
Achterrempedaal................................................3-5
Benzinetankdop .................................................3-5
Benzine ..............................................................3-6
Benzinekraan .....................................................3-7
Chokeknop (choke) “1” ....................................3-8
Stuurslot .............................................................3-8
Zadel ..................................................................3-9
Helmhouder .......................................................3-9
Achterschokbreker ...........................................3-10
Achterste opbergvak ........................................3-10
Snelbinderhaken ..............................................3-10
Zijstandaard .....................................................3-11
Kontrole van de zijstandaard/
koppelingsonderbrekingsschakelaar ...............3-12KONTROLE VOOR HET RIJDEN .......................4-1
Kontrole voor het rijden ......................................4-1
BEDIENING EN BELANGRIJKE TIPS VOOR
HET RIJDEN ........................................................5-1
Starten van de motor .........................................5-1
Starten van een warme motor............................5-4
Shakelen ............................................................5-4
Tips voor het beperken van het
benzineverbruik..................................................5-5
Inrijden ...............................................................5-5
Parkeren ............................................................5-6
PERIODIEK ONDERHOUD EN EENVOUDIGE
REPARATIES ......................................................6-1
Gereedschapsset ...............................................6-1
Kontrole voor het rijden ......................................6-3
Verwijderen en aanbrengen van
stroomlijnkappen en panelen .............................6-6
Paneel A ............................................................6-6
Paneel B ............................................................6-7
Stroomlijnkap C..................................................6-8
Bougie ................................................................6-8
Motorolie ............................................................6-9
Luchtfilter .........................................................6-12
Afstelling van de carburateur ...........................6-14
Afstelling stationair toerental ............................6-14
Afstelling van de gaskabel ...............................6-15
Afstellen van de klepspeling ............................6-15
Banden ............................................................6-161
2
3
4
6
5EK-9-D0 (TW125) 4/7/0 5:23 AM Page 5
7-2
ONDERHOUD EN OPSLAG VAN DE MOTORFIETS
1
2
3
4
5
6
7
8
9
8Reinigen met de verkeerde midde-
len kan schade toebrengen aan
het windscherm, stroomlijnkap-
pen, panelen en andere plastic
onderdelen. Gebruik voor het rei-
nigen van plastic onderdelen uit-
sluitend een zachte schone doek
of spons met water en mild zeeps-
op.
8Gebruik voor het schoonmaken
van plastic nooit schuurmiddelen
of bijtende chemische middelen.
Gebruik ook nooit een doek of
spons die in aanraking is geweest
met bijtende schoonmaakmidde-
len, thinner en dergelijke oplos-
middelen, benzine (of andere
brandstoffen), roestwerende of -
verwijderingsmiddelen, remvloei-
stof, antivries of elektrolyt.8Spuit de motorfiets niet schoon
met een hogedrukstraal of een
stoomreiniger, want hierbij kan er
water binnendringen en schade
toebrengen aan de volgende
onderdelen: pakkingen (van de
wiellagers, zwaaiarmlagers, voor-
vork en remmen), elektrische
onderdelen (stekkers en aansluit-
bussen, instrumenten, schake-
laars en lampen), ontluchtingso-
peningen en -slangen.
8Voor motorfietsen met een wind-
scherm: Gebruik geen schuur-
spons of krachtige reinigingsmid-
delen, aangezien deze het
windscherm kunnen bekrassen of
vertroebelen. Ook sommige
schoonmaakmiddelen voor plastic
kunnen krassen achterlaten op het
windscherm. Mocht u een speciaal
schoonmaakmiddel willen gebrui-
ken, probeer dit dan eerst uit op
een klein deel waar u normaal niet
doorheen kijkt. Krassen op het
windscherm kunt u na het wassen
verwijderen met een plastic-poets-
middel van goede kwaliteit.Na het rijden in de regen, langs de zee-
kust of over wegen waar pekel gestrooid
is
Aangezien zilte zeelucht en ’s winters
strooizout in combinatie met water
extreem corrosief werken, dient u na een
rit in de regen, langs de zeekust of over
wegen met strooizout, altijd zo spoedig
mogelijk de volgende maatregelen te tref-
fen. (Niet alleen ’s winters, want strooi-
zout kan nog tot ruim in het voorjaar
langs de weg blijven liggen.)
1. Maak uw motorfiets grondig schoon
met water en zeep, nadat de motor
is afgekoeld.
DCA00012
<>
Gebruik geen warm water aangezien
dit de corrosieve werking van het zout
versterkt.
2. Spuit een roestwerend middel op
alle metalen oppervlakken (ook ver-
chroomde en vernikkelde onderde-
len) om roestvorming tegen te gaan.
5EK-9-D0 (TW125) 4/7/0 5:23 AM Page 71