
3.2.3 Smart entry-systeem met
startknop*
*Indien aanwezig
De volgende handelingen kunnen worden
uitgevoerd als u de elektronische sleutel
bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel
altijd bij zich hebben.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren (auto's met instapfunctie)
(→blz. 114)
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
achterklep (auto's met instapfunctie)
(→blz. 122)
• Starten van de motor (→blz. 187)
Plaats van antenne
AAntennes buiten het interieur (auto's
met instapfunctie)
BAntenne buiten de bagageruimte
(auto's met instapfunctie)
CAntennes in het interieurBereik (gebieden waarin de
elektronische sleutel wordt
gesignaleerd)
ABij het vergrendelen of ontgrendelen
van de portieren (auto's met
instapfunctie)
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich binnen
0,7 m van de voorste
portierhandgreep of de schakelaar
achterklep openen bevindt. (Alleen
de portieren die de sleutel signaleren,
kunnen worden geopend of
gesloten.)
BBij het starten van de motor of het in
een andere stand zetten van het
contact
Het systeem werkt als de
elektronische sleutel zich in de auto
bevindt.
Als er een alarm klinkt of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven
Er gaat een alarm af en op het
multi-informatiedisplay wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven om
onverwachte ongevallen of diefstal van
de auto te voorkomen als gevolg van
onjuist gebruik. Wanneer er een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, neem dan de juiste
maatregelen op basis van de
weergegeven melding.
In onderstaande tabel worden de
omstandigheden en de
correctieprocedures beschreven in die
gevallen waarin alleen een alarm klinkt.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
135
3
Voordat u gaat rijden

• Wanneer één keer gedurende
5 seconden een buiten de auto
hoorbaar alarm klinkt (auto's met
instapfunctie)
SituatieCorrectieproce-
dure
Er is geprobeerd de
auto te vergrende-
len terwijl er nog
een portier ge-
opend was.Sluit alle portieren
en vergrendel ze
opnieuw.
• Wanneer het alarm in de auto continu
klinkt
SituatieCorrectieproce-
dure
Het contact werd in
stand ACC gezet
terwijl het bestuur-
dersportier ge-
opend was (of het
bestuurdersportier
werd geopend ter-
wijl het contact in
stand ACC stond).Zet het contact UIT
en sluit het
bestuurdersportier.
Energiebesparende functie (auto's met
instapfunctie)
De energiebesparende functie wordt
geactiveerd om te voorkomen dat de
batterij van de elektronische sleutel en de
accu leegraken wanneer de auto
gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt.
•
In de volgende situaties kan het enige
tijd duren voordat de portieren met het
Smart entry-systeem met startknop
ontgrendeld kunnen worden.
– De elektronische sleutel bevindt
zich gedurende 10 minuten of
langer op een afstand van ongeveer
2 m van de auto.
– Het Smart entry-systeem met
startknop is gedurende 5 dagen of
langer niet gebruikt.
•
Als het Smart entry-systeem met
startknop gedurende 14 dagen of
langer niet gebruikt is, kunnen de
portieren alleen via het
bestuurdersportier worden
ontgrendeld. Pak in dat geval de greepvan het bestuurdersportier vast of
gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren te
ontgrendelen.
De energiebespaarmodus van een
elektronische sleutel inschakelen
• Wanneer de energiebespaarmodus is
ingeschakeld, loopt de batterij veel
minder snel leeg omdat de ontvangst
van radiogolven door de elektronische
sleutel wordt gestopt.
Druk
twee keer in terwijl uingedrukt houdt. Controleer of
het controlelampje van de
elektronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met
startknop kan niet worden gebruikt
als de energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Druk op een van de
toetsen van de elektronische sleutel
om de functie te annuleren.
•
Bij elektronische sleutels die gedurende
langere tijd niet worden gebruikt, kan
vooraf de energiebespaarmodus
worden ingeschakeld.
Als de elektronische sleutel niet wordt
gesignaleerd
Als de locatie van de elektronische
sleutel gedurende een bepaalde periode
niet is gewijzigd, bijvoorbeeld als de
sleutel ergens is achtergelaten, stopt de
werking van de elektronische sleutel om
leegraken van de batterij te voorkomen.
In dat geval kan de werking automatisch
worden hersteld door de sleutel te
verplaatsen, bijvoorbeeld door hem op
te tillen.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
136

• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan de motor
mogelijk gestart worden als de
elektronische sleutel zich in de buurt
van de ruit bevindt.
• De portieren worden mogelijk
ontgrendeld als er een grote
hoeveelheid water op de portiergreep
terechtkomt, bijvoorbeeld tijdens een
zware regenbui of in een wasstraat,
wanneer de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt.
(Als de portieren niet worden
geopend en gesloten, worden deze na
ongeveer 30 seconden automatisch
weer vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, kan de reactie van het systeem
trager zijn of worden de portieren
mogelijk niet ontgrendeld. Trek uw
handschoenen uit en raak de
vergrendelsensor opnieuw aan.
• Wanneer de vergrendelactie is
uitgevoerd met de vergrendelsensor,
worden maximaal tweemaal achter
elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen
identificatiesignalen gegeven.
• Als de portiergreep nat wordt terwijl
de elektronische sleutel zich binnen
het werkzame gebied bevindt, kan het
portier herhaaldelijk worden
vergrendeld en ontgrendeld. Volg in
dat geval de correctieprocedure
hieronder bij het wassen van de auto:
– Plaats de elektronische sleutel op
een afstand van ten minste 2 meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de
sleutel niet gestolen wordt.)– Schakel de energiebespaarmodus
van de elektronische sleutel in om
het Smart entry-systeem met
startknop uit te schakelen.
(→Blz. 136)
• Als de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt en een portiergreep
wordt nat tijdens het wassen van de
auto, wordt er mogelijk een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te
schakelen.
• De vergrendelsensor werkt mogelijk
niet goed wanneer deze in contact
komt met ijs, sneeuw, modder, enz.
Maak de vergrendelsensor schoon en
probeer deze nogmaals te bedienen,
of gebruik de vergrendelsensor in het
onderste gedeelte van de
portiergreep.
• Bij een plotselinge nadering van het
detectiegebied of de portiergreep kan
het voorkomen dat de portieren niet
ontgrendeld worden. Laat in dat geval
de portiergreep los en controleer of
de portieren worden ontgrendeld
voordat u opnieuw aan de
portiergreep trekt.
• Als er zich een andere elektronische
sleutel binnen het detectiegebied
bevindt, is de reactietijd voor het
ontgrendelen van de portieren nadat
een portiergreep is vastgepakt,
mogelijk langer.
Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
• Auto's met instapfunctie: Bewaar, om
diefstal van de auto te voorkomen, de
elektronische sleutel niet binnen een
afstand van 2 meter van de auto.
• Het Smart entry-systeem met
startknop kan vooraf worden
uitgeschakeld. (→Blz. 480)
• De energiebespaarmodus kan het
energieverbruik van de elektronische
sleutels verlagen. (→Blz. 136)
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
138

Voor een juiste bediening van het
systeem
Zorg ervoor dat u de elektronische
sleutel bij u hebt als u het systeem
bedient. Houd bij auto's met
instapfunctie de elektronische sleutel
niet te dicht bij de auto als u het systeem
van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet
correct door het systeem gesignaleerd,
waardoor het systeem wellicht niet juist
functioneert. (Het alarm kan per ongeluk
afgaan of de functie die voorkomt dat de
portieren per ongeluk worden
vergrendeld, werkt mogelijk niet.)
Als het Smart entry-systeem met
startknop niet goed werkt
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de mechanische
sleutel. (→Blz. 452)
• Starten van de motor:→blz. 452
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Verschillende instellingen (bijv. van het
Smart entry-systeem met startknop)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 479)
Raadpleeg de beschrijvingen voor de
volgende handelingen als het Smart
entry-systeem met startknop is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren: Gebruik de
afstandsbediening of de mechanische
sleutel. (→Blz. 114, blz. 452)
• Starten van de motor en wijzigen van
de standen van het contact:→blz. 452
• Uitzetten van de motor:→blz. 190WAARSCHUWING!
Waarschuwing met betrekking tot
beïnvloeding van elektronische
apparatuur
• Mensen met geïmplanteerde
pacemakers, CRT-pacemakers of
geïmplanteerde hartdefibrillatoren
moeten voldoende afstand bewaren
tot de antennes van het Smart
entry-systeem met startknop.
(→Blz. 135) De radiogolven kunnen
de werking van dergelijke apparatuur
beïnvloeden. Indien nodig kan de
instapfunctie worden uitgeschakeld.
Neem voor meer informatie over
bijvoorbeeld de frequentie van de
radiogolven en de momenten waarop
deze worden uitgezonden, contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Raadpleeg
vervolgens uw arts om na te gaan of
de instapfunctie moet worden
uitgeschakeld.
• Gebruikers van elektrische medische
apparatuur anders dan
geïmplanteerde pacemakers,
CRT-pacemakers en geïmplanteerde
hartdefibrillatoren moeten contact
opnemen met de fabrikant van deze
producten om te informeren of
radiosignalen invloed uitoefenen op
de werking van deze apparatuur.
Radiogolven kunnen onverwachte
effecten hebben op de werking van
dergelijke medische apparatuur.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige voor meer informatie over
het uitschakelen van de instapfunctie.
3.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
139
3
Voordat u gaat rijden

3. Laat de schakelaar voor de
ruitbediening even los en houd
vervolgens de schakelaar gedurende
ten minste ongeveer 6 seconden in de
one-touch sluitpositie.
4. Houd de schakelaar van de
ruitbediening ingedrukt in de
one-touch openpositie. Blijf de
schakelaar, nadat de zijruit volledig is
geopend, nog eens ten minste
1 seconde in die positie vasthouden.
5. Laat de schakelaar voor de
ruitbediening even los en houd
vervolgens de schakelaar gedurende
ten minste ongeveer 4 seconden in de
one-touch openpositie.
6. Houd de schakelaar voor de
ruitbediening nogmaals omhoog
getrokken in de one-touch
sluitpositie. Blijf de schakelaar, nadat
de zijruit volledig is gesloten, nog
eens ten minste 1 seconde in die
positie vasthouden.
Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl de
zijruit nog in beweging was. Als de zijruit
in de tegengestelde richting beweegt en
niet volledig kan worden gesloten of
geopend, laat dan de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Aan portierslot gekoppelde werking
elektrisch bedienbare ruiten
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met de sleutel (auto's zonder Smart
entry-systeem en startknop) of de
mechanische sleutel (auto's met
Smart entry-systeem en startknop).
*
(→Blz. 115, blz. 452)
• De elektrisch bedienbare ruiten
kunnen worden geopend en gesloten
met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 114)• Auto's met een alarm: Het alarm kan
worden geactiveerd als het alarm is
ingeschakeld en een elektrisch
bedienbare ruit wordt gesloten met de
aan het portierslot gekoppelde
werking van de elektrisch bedienbare
ruit. (→Blz. 61)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsfunctie elektrisch
bedienbare ruit open
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer de sleutel uit het contact is
verwijderd en het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl de elektrisch
bedienbare ruiten geopend zijn.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
De zoemer klinkt en er verschijnt een
melding op het multi-informatiedisplay
wanneer het contact UIT wordt gezet en
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl de elektrisch bedienbare ruiten
geopend zijn.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde instellingen (bijvoorbeeld de
koppeling aan de portiervergrendeling)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 482)
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
159
3
Voordat u gaat rijden

Bedienen van het schuifdak nadat het
contact UIT is gezet
Nadat het contact in stand ACC of UIT is
gezet, kan het schuifdak nog ongeveer
45 seconden worden bediend. Het kan
echter niet meer worden bediend als een
van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten of naar beneden
kantelen een object bekneld raakt tussen
het schuifdak en het frame, stopt de
beweging van het schuifdak en wordt het
weer iets geopend.
Zonnescherm
Het zonnescherm kan met de hand
worden geopend en gesloten. Bij het
openen van het schuifdak zal het
zonnescherm echter automatisch ook
worden geopend.
Aan portierslot gekoppelde werking
schuifdak
• Het schuifdak kan worden geopend en
gesloten met behulp van de
mechanische sleutel.
*(→Blz. 452)
• Het schuifdak kan worden geopend en
gesloten met behulp van de
afstandsbediening.
*(→Blz. 114)
• Auto's met een alarm: Het alarm kan
worden geactiveerd als het alarm is
ingeschakeld en het schuifdak wordt
gesloten met de aan het portierslot
gekoppelde werking van het
schuifdak. (→Blz. 61)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het schuifdak niet normaal sluit
Ga als volgt te werk:
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Houd de schakelaar CLOSE
ingedrukt.
*
Het schuifdak gaat dicht, gaat weer
open en stopt ongeveer 10 seconden.
Vervolgens sluit het weer en stopt het
in de volledig gesloten positie.
3. Controleer of het schuifdak geheel
gesloten is en laat dan de schakelaar
los.
*Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het schuifdak ook na het op de juiste
wijze uitvoeren van bovenstaande
procedure niet volledig sluit, laat dan uw
auto controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als het schuifdak niet normaal beweegt
Wanneer het openen en sluiten van het
schuifdak niet normaal verloopt of
wanneer het niet automatisch kan
worden geopend, voer dan de
onderstaande initialisatieprocedure uit.
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Houd schakelaar DOWN ingedrukt.
*
Het schuifdak stopt automatisch in de
omhooggekantelde stand. Vervolgens
wordt het geopend, gesloten, omhoog
gekanteld en omlaag gekanteld en
stopt het in de volledig gesloten
positie.
3. Controleer of het schuifdak volledig is
gestopt en laat de schakelaar los.
*Herhaal de procedure vanaf het begin als
u de schakelaar hebt losgelaten terwijl
het schuifdak nog in beweging was.
Als het schuifdak ook na het op de juiste
wijze uitvoeren van bovenstaande
procedures niet normaal opent of sluit of
niet automatisch wordt geopend, laat dan
de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
162

Sluit het panoramadak
Schuif de schakelaar
naar voren en
houd de schakelaar vast. Het
panoramadak sluit automatisch volledig.
Het panoramadak kan worden bediend
als
Het contact AAN staat.
Bedienen van het panoramadak nadat
de motor is afgezet
Het panoramadak en het elektrisch
bedienbare zonnescherm kunnen nadat het
contact in stand ACC of UIT is gezet nog
ongeveer 45 seconden worden bediend. Ze
kunnen echter niet meer worden bediend
zodra een van de voorportieren is geopend.
Klembeveiliging
Als tijdens het sluiten een object bekneld
raakt tussen het panoramadak en het
frame, stopt de beweging van het
panoramadak en wordt het weer iets
geopend:
• Het panoramadak is aan het sluiten of
naar beneden aan het kantelen.
• Het elektrisch bedienbare
zonnescherm is aan het sluiten.
Sluiten van zowel het panoramadak als
het elektrisch bedienbare
zonnescherm
Schuif de schakelaar
naar voren.
Het elektrisch bedienbare zonnescherm
sluit tot halverwege en stopt dan. Het
panoramadak sluit vervolgens volledig.
Daarna sluit het elektrisch bedienbare
zonnescherm volledig.Aan portierslot gekoppelde werking
panoramadak
• Het panoramadak kan worden
geopend en gesloten met behulp van
de mechanische sleutel.
*(→Blz. 452)
• Het panoramadak kan worden
geopend en gesloten met behulp van
de afstandsbediening.
*(→Blz. 114)
• Auto's met een alarm: Het alarm kan
worden geactiveerd als het alarm is
ingeschakeld en het panoramadak
wordt gesloten met de aan het
portierslot gekoppelde werking van
het panoramadak. (→Blz. 61)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden
aangepast door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als het panoramadak of het elektrisch
bedienbare zonnescherm niet normaal
sluit
Ga als volgt te werk:
1. Breng de auto tot stilstand.
2. Zet het contact AAN.
3. Schuif de schakelaar
ofnaar
voren en houd de schakelaar vast. Blijf
dit gedurende ongeveer 10 seconden
doen nadat het panoramadak of het
elektrisch bedienbare zonnescherm
sluit en weer opent. Het panoramadak
en het elektrisch bedienbare
zonnescherm sluiten.
*
4. Controleer of het panoramadak en het
elektrisch bedienbare zonnescherm
volledig gesloten zijn en laat de
schakelaar los.
*Als de schakelaar niet op het juiste
moment wordt losgelaten, moet de
procedure helemaal opnieuw worden
uitgevoerd.
Als het panoramadak of elektrisch
bedienbare zonnescherm ook na het op
de juiste wijze uitvoeren van
3.5 Openen en sluiten van de ruiten en het schuifdak
165
3
Voordat u gaat rijden

OPMERKING(Vervolg)
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Uitzetten van de motor
1. Breng de auto volledig tot stilstand.
2. Activeer de parkeerrem wanneer deze
in de stand voor handmatige
bediening staat. (→Blz. 204)
Controleer of het
waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt.
3. Zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie of
Multidrive CVT) of in de neutraalstand
(handgeschakelde transmissie).
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
De verbrandingsmotor stopt en de
weergave van het
instrumentenpaneel dooft.
5. Laat het rempedaal los en controleer
of ACCESSORY (stand ACC) of
IGNITION ON (contact AAN) niet
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
WAARSCHUWING!
Uitzetten van de motor in
noodgevallen
• Als u in noodgevallen de motor
tijdens het rijden af wilt zetten, houd
dan de startknop gedurende ten
minste 2 seconden ingedrukt of druk
hem ten minste driemaal achter
elkaar kort in. (→Blz. 412) Bedien de
startknop tijdens het rijden echter
uitsluitend in noodgevallen. Door de
motor tijdens het rijden uit te zetten,
verliest u niet de controle over het
stuurwiel of de remmen, maar werkt
de bekrachtiging van deze systemen
niet meer. Hierdoor zullen het
remmen en sturen veel zwaarder
gaan dan normaal. Zet in dat geval de
auto aan de kant zodra dit veilig kan.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de startknop wordt bediend
terwijl de auto rijdt, verschijnt er een
waarschuwingsmelding op het
multi-informatiedisplay en klinkt er
een zoemer.
• Zet om de motor opnieuw te starten
nadat deze ten gevolge van een
noodsituatie tijdens het rijden is
uitgeschakeld de selectiehendel in
stand N en druk de startknop kort en
stevig in.
Wijzigen van de stand van het contact
De stand kan worden gewijzigd door op
de startknop te drukken zonder het
rempedaal (automatische transmissie of
Multidrive CVT) of het koppelingspedaal
(handgeschakelde transmissie) in te
trappen. (De stand verandert iedere keer
dat op de knop wordt gedrukt.)
AACC
BAAN
1. UIT*
De alarmknipperlichten kunnen
worden gebruikt.
Het multi-informatiedisplay wordt
niet weergegeven.
4.2 Rijprocedures
190