Page 73 of 260

71
Verlichting en zicht
4Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Peugeot Matrix LED
Technology 2.0
Raadpleeg de algemene adviezen voor automatische verlichtingssystemen voor
meer informatie.
Alleen beschikbaar bij uitvoeringen met Full LED-
koplampen met de functie Matrix Beam.
Dit systeem past automatisch het grootlicht aan op
basis van de rijomstandigheden, zodat een optimale
verlichting voor de bestuurder blijft behouden zonder
dat andere weggebruikers worden verblind.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de lichtsterkte
van de omgeving, het zicht en het verkeer, en
voor het naleven van de verkeersregels.
Het systeem is actief vanaf een snelheid van 40 km/h en wordt gedeactiveerd als de
snelheid daalt tot onder de 20
km/h.
Inschakelen / uitschakelen
► Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand
" AUTO".
Op het instrumentenpaneel gaat dit
controlelampje branden.
Deze functie kan worden ingesteld in de app Instellingen > Voertuig van het
touchscreen.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Wanneer de functie wordt uitgeschakeld, gaat
de verlichting over op de stand "automatische
verlichting".
Wij raden u aan om de functie uit te schakelen bij mist of sneeuw, of wanneer de
ruiten sterk zijn beslagen.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld wanneer
het systeem dichte mist detecteert of wanneer
de mistlampen handmatig worden ingeschakeld.
Het controlelampje op het instrumentenpaneel
dooft dan.
Reizen naar het buitenland Auto's uitgerust met de functie Peugeot
Matrix LED Technology 2.0:
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een land
waar het verkeer aan de andere kant van de weg
rijdt, dan moet de functie worden uitgeschakeld
om te voorkomen dat tegenliggers wordt verblind.
Werking
Het systeem detecteert de rijomstandigheden (zoals
helderheid, lichten van tegenliggers of achterliggers
en bochten in de weg) met behulp van een camera
en past de straal van de koplampen daarop aan. De modules van de koplampen worden geleidelijk
in- en uitgeschakeld, segment voor segment,
afhankelijk van de gedetecteerde rijomstandigheden.
De nominale verlichting van de koplampen wordt
weer ingesteld zodra de auto niet meer door het
systeem wordt gedetecteerd.
Als het systeem is geselecteerd, maar het
display op het instrumentenpaneel en de
waarschuwingen niet beschikbaar zijn, dan gaat het
controlelampje grijs branden.
Achterligger
Wanneer u een voertuig van achteren nadert, gaan
alleen de lampsegmenten gericht op het voertuig
voor u uit, waardoor er een soort tunnel ontstaat die
ervoor zorgt dat de bestuurder niet verblind wordt.
Page 74 of 260

72
Verlichting en zicht
Tegenligger
Wanneer er een tegenligger nadert, gaan alleen de
lampsegmenten gericht op dit voertuig uit, zodat
er een soort tunnel ontstaat terwijl u het voertuig
nadert.
Een verlicht gebied binnenrijden
Wanneer u een verlicht gebied binnenrijdt
(bijvoorbeeld een stad), dan worden de
lampsegmenten geleidelijk uitgeschakeld van buiten
naar binnen en wordt het dimlicht ingeschakeld.
Een verlicht gebied verlaten
De lampsegmenten gaan geleidelijk branden binnen
naar buiten en de normale koplampen worden weer
ingeschakeld.
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
►
Schakel het dimlicht / grootlicht handmatig in om
de functie te onderbreken.
De verlichting gaat over op de stand "automatische
verlichting".
► U kunt de functie weer inschakelen door het
dimlicht / grootlicht handmatig weer in te schakelen.
Storing
Bij een storing in de adaptieve koplampverlichting of de camera wordt dit
waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel
weergegeven, samen met een geluidssignaal en
een melding.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Dek de regen- / lichtsensor midden aan de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
geregeld.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder winterse omstandigheden gaat gebruiken, moet u
sneeuw en ijs van de voorruit en rondom de
ruitenwisserarmen en -bladen verwijderen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken.
U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Met intervalstand
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige neerslag)
Page 75 of 260

73
Verlichting en zicht
4Wissen op normale snelheid (matige neerslag)
Intervalstand ruitenwissers
of
Automatische stand ruitenwissers
Uitschakelen
Handmatig
Als het contact is afgezet, kunnen de
ruitenwissers iets bewegen aan de
onderkant van de voorruit.
In stand 1 of 2 wordt de wisfrequentie
automatisch verlaagd als de snelheid van
de auto lager is dan 5
km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
10
km/h, wordt de oorspronkelijke wisfrequentie
(snel of normaal) weer aangehouden.
Eén keer wissen
Met de ruitenwisserschakelaar in de stand:
► INT of de stand AUTO trek de schakelaar kort
naar u toe en laat de schakelaar dan los.
►
0 druk kort op de schakelaar en laat deze los.
Als u deze ingedrukt houdt, gaat de ruitenwisser met
de normale wissnelheid continu wissen.
Ruitensproeiers vóór
► Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe.
Na het gebruik van de ruitensproeiers wordt nog een
laatste wisslag gemaakt.
De ruitensproeiers voor de voorruit zijn in de punt van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
Er bevindt zich een extra spuitmond onder
het middelste punt van de arm aan de
bestuurderszijde.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de gehele
lengte van het ruitenwisserblad op de voorruit
gesproeid. Dit verbetert het zicht en zorgt dat er
minder ruitensproeiervloeistof wordt gebruikt.
Bij een automatische airconditioning zorgt elke beweging van de
ruitensproeierbediening dat de luchtinlaat tijdelijk
wordt gesloten om te voorkomen dat er geurtjes
in het interieur komen.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het reservoir van de ruitensproeiervloeistof leeg
is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk kunnen
afnemen. Gebruik tijdens de winter producten die
geschikt zijn voor zeer lage temperaturen.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
► Draai aan de ring om het symbool van de
gewenste stand tegenover het merkteken te zetten.
Uit
Intervalstand ruitenwissers
Ruitensproeier / -wisser
Als het contact is afgezet terwijl de
ruitenwisser achter is ingeschakeld, dan
moet u de ring bedienen om de ruitenwissers in
te schakelen nadat het contact is aangezet (tenzij
het contact minder dan 1 minuut was afgezet).
Bij de eerste keer draaien van de ring naar de
ruitensproeierstand maakt de ruitenwisser één
wisbeweging. Als de ring dan in de stand voor de
intervalstand blijft staan, maakt de ruitenwisser
achter een wisbeweging onafhankelijk van die
van de voorruitenwissers en de snelheid van de
auto.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking.
Page 76 of 260

74
Verlichting en zicht
Dit kan worden ingesteld in de app Instellingen > Voertuig van het
touchscreen.
Wanneer er sneeuw of ijs op de achterruit ligt of als er een fietsendrager op de
trekhaak is gemonteerd, schakel dan de
automatische werking van de achterruitenwisser
uit via de app Instellingen
> Voertuig van het
touchscreen.
Ruitensproeier achter
► Draai de ring zo ver mogelijk en houd de ring in
deze stand.
De ruitensproeier en ruitenwisser werken zolang aan
de ring wordt gedraaid.
Na het sproeien wordt er nog een laatste
wisbeweging gemaakt.
Er is een extra sproeier boven de kentekenplaat
geplaatst om de achteruitrijcamera te reinigen
(afhankelijk van de uitvoering).
►
De achteruitrijcamera wordt gereinigd als de
ruitensproeier van de achterruit wordt ingeschakeld.
Intervalstand ruitenwissers
voorruit
In de intervalstand kan de bestuurder
wisserfrequentie aanpassen door de ring in een van
de 5 beschikbare standen te zetten.
De eerste (bovenste) stand is het langste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij lichte
regen.
De laatste (onderste) stand is het kortste interval
tussen 2 wisserbewegingen, voor gebruik bij zware
regen.
Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
Als het contact langer dan 1 minuut is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in
stand INT, 1 of 2 , en het contact weer wordt
aangezet:
–
het systeem werkt zodra de rijsnelheid hoger
dan 10 km/h wordt en de buitentemperatuur lager
dan +3 °C is.
–
het systeem werkt meteen als de
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
Automatische ruitenwissers voorruit
In de stand AUTO werken de ruitenwissers van
de voorruit automatisch en worden ze aangepast
aan de regenval, op basis van de ingestelde
gevoeligheid van de sensor.
De regendetectiefunctie gebruikt een regen- /
zonnesensor middenboven op de voorruit, achter de
achteruitkijkspiegel.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(bijvoorbeeld bij mist, ijs, sneeuw of
projecties op zoute wegen) moet de bestuurder
mogelijk overschakelen op handmatige
bediening.
Inschakelen / uitschakelen
Inschakelen:
► Zet de ruitenwisserschakelaar in de stand AUTO.
►
Draai de ring om de gevoeligheid van de sensor
aan te passen.
Een wissercyclus bevestigt samen met een melding
dat het verzoek wordt verwerkt.
►
V
oor uitschakelen zet u de
ruitenwisserschakelaar in een andere stand dan
stand 0.
De gevoeligheid aanpassen
De eerste stand (boven) is de laagste gevoeligheid
van de sensor.
De laatste stand (onder) is de hoogste gevoeligheid
van de sensor.
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe sneller het systeem
reageert en de wisserfrequentie verhoogt.
Page 77 of 260

75
Verlichting en zicht
4Wanneer de ring van een hogere stand naar
een lagere stand wordt gedraaid, bewegen de
ruitenwissers ter bevestiging.
Als het contact langer dan 1 minuut is afgezet met de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO, en het contact weer wordt
aangezet:
–
het systeem werkt, afhankelijk van de
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, zodra
de rijsnelheid hoger dan 10 km/h wordt en de
buitentemperatuur lager dan +3 °C is.
–
het systeem werkt meteen, afhankelijk van de
hoeveelheid regen die wordt gedetecteerd, als de
buitentemperatuur hoger dan +3 °C is.
Dek de regen-/lichtsensor niet af. Schakel de automatische ruitenwissers uit
en zet het contact af als de auto wordt gewassen
in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen van de
automatische ruitenwissers tot de voorruit
volledig ontdooid is.
Storing
Bij een storing in de automatische werking van de
ruitenwissers werken deze in de intervalstand.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
De onderhoudsstand wordt gebruikt voor het
reinigen of vervangen van de wisserbladen. De
stand kan ook bij winters weer (ijs en sneeuw)
worden gebruikt om de ruitenwisserbladen los van
de voorruit te zetten.
Voor een goede werking van de ruitenwissers raden wij u het volgende aan:
–
er voorzichtig mee om te gaan.
–
ze regelmatig te reinigen met zeepsop.
–
Gebruik de ruitenwissers niet om een stuk
karton tegen de voorruit te houden.
–
ze te vervangen zodra ze tekenen van slijtage
vertonen.
Voordat u een wisserblad van de voorruit
demonteert
Wanneer u de wisserhendel direct na het
uitschakelen van het contact bedient, gaan de
wisserbladen in een verticale positie staan.
►
U kunt vervolgens de gewenste procedure
uitvoeren of de ruitenwisserbladen vervangen.
Na het monteren van een ruitenwisserblad
voor de voorruit
► Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers weer in
de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
vervangen
Aan de voorzijde verwijderen/monteren
► Voer de vervangingsprocedures voor de
ruitenwisserbladen uit vanaf de bestuurderszijde.
►
Begin met het ruitenwisserblad het verst van u
af en houd elke arm vast bij het starre gedeelte en
beweeg deze zo ver mogelijk omhoog.
Pak de ruitenwisserarmen niet vast bij de sproeierkoppen.
Raak de ruitenwisserbladen niet aan - kans op
onherstelbare schade.
Page 78 of 260

76
Verlichting en zicht
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen - kans op beschadiging van de
voorruit!
►
Reinig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten.
Gebruik geen waterafstotende producten van het type "Rain X".
►
Maak het versleten wisserblad het dichtst bij u
los en verwijder het.
►
Breng het nieuwe wisserblad aan en klem het op
de ruitenwisserarm.
►
Herhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
►
Begin met het ruitenwisserblad het dichtst bij u;
houd nogmaals elke arm vast bij het starre gedeelte
en leg de ruitenwisser voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen / aanbrengen aan de
achterzijde
► Houd de arm bij het starre gedeelte vast en zet
deze zo ver mogelijk omhoog.
► Reinig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
►
Bepaal de positie van de arm waarop het
wisserblad is bevestigd.
►
Haal het versleten wisserblad los door het naar
de achterruit te trekken en te verwijderen.
►
Monteer het nieuwe wisserblad in dezelfde
positie als de arm en klem deze vast.
►
Houd de arm nogmaals vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig op de
achterruit.
Zorg dat de arm in de juiste positie wordt aangebracht - kans op schade!
Page 79 of 260

77
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over de
identificatie van de auto.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de achterzijde
van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires: – Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT voorkomen, kan tot een hoger
stroomverbruik leiden en kan storingen in het
elektrische systeem van uw auto veroorzaken.
Ga naar het PEUGEOT-netwerk voor meer
informatie over het aanbod aan accessoires met
een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot de
diagnose-aansluiting, die is gekoppeld aan de
elektronische systemen in de auto, uitsluitend
voorbehouden aan het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap (kans
op storingen in de elektronische systemen die
kunnen leiden tot pech of ernstige ongevallen).
De fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als dit voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan, of die
niet volgens de technische voorschriften van de
fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het vervallen
van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de Richtlijn
Elektromagnetische Compatibiliteit (2004/104/
EG).
Conformiteitsverklaring voor radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op de
website Website van het merk:
http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze toets drukt, gaan alle
richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de mate
van remvertraging. Zodra u weer gas geeft, gaan de
alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door op de
toets te drukken.
Page 80 of 260

78
Veiligheid
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (plug-in
hybride)
Dit systeem waarschuwt voetgangers wanneer u in
de stand Electric (100% elektrisch) rijdt.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 30 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoorwaarden van de dienst die\
u bij uw verkooppunt kunt opvragen, en afhankelijk van de technische beperkingen
van het systeem.
**
Afhankelijk van de geografische dekking van de systemen "eCall (SOS)" en ASSISTANCE.
Bij een dealer kunt u een lijst van landen waar het systeem werkzaam is \
en een lijst met beschikbare telematicadiensten opvragen; deze lijst staat ook op de website
voor uw land.
Noodoproep of
pechhulpoproep
1. eCall (SOS)
2. ASSISTANCE
eCall (SOS)
Uw auto kan standaard of optioneel zijn voorzien
van het systeem eCall (SOS).
Het systeem eCall (SOS) biedt direct contact met de
hulpdiensten en is volledig in de auto geïntegreerd.
Dit contact gaat automatisch via de sensoren die in
de auto zijn geïntegreerd of door op de toets (1 ) te
drukken.
Afhankelijk van het land van verkoop komt het
systeem eCall
(SOS) overeen met de systemen
PE112, ERAGLONASS, 999 enz.
Het systeem eCall (SOS) is standaard geactiveerd.
► W anneer u handmatig een noodoproep wilt
maken, houd de toets (1 ) langer dan 2 seconden
ingedrukt.
Het brandende controlelampje en een spraakbericht
bevestigen dat de oproep naar de hulpdiensten is
verstuurd*.
Het systeem eCall (SOS) zoekt onmiddellijk uw auto
en brengt u in contact met de juiste hulpdiensten.**.
►
W
anneer u deze toets meteen opnieuw indrukt,
wordt de oproep geannuleerd.
Het controlelampje knippert wanneer de
autogegevens worden verzonden en blijft branden
wanneer de communicatie tot stand is gebracht.
Wanneer de sensoren in de auto een ernstig ongeval detecteren, bijvoorbeeld door de
elektronische eenheid airbags, wordt er
automatisch een noodoproep gedaan.
Het systeem eCall (SOS) is een gratis openbare dienst.