4
Overzicht
Presentatie
Deze afbeeldingen en beschrijvingen dienen slechts
als voorbeeld. De aanwezigheid en de locatie van
bepaalde elementen kunnen variëren afhankelijk
van de uitvoering of het uitrustingsniveau.
Cockpit
1.Bediening schuif-/kanteldak en zonnescherm
Interieurverlichting vóór/kaartleeslampjes
Display met waarschuwingslampjes voor
veiligheidsgordels en airbag vóór aan
passagierszijde
Noodoproep / pechhulpoproep
2. Binnenspiegel
/ Indicatielampje voor rijstand
Electric
3. Digitaal head-up display
4. Zekeringkast
5. Motorkap openen
6. Bedieningspaneel buitenspiegels en elektrisch
bedienbare ruiten
7. Airbag vóór aan passagierszijde
8. Dashboardkastje
Uitschakelen van de airbag vóór aan
passagierszijde
Middenconsole
1.HD-touchscreen van 8" of 10" 2.
12V-aansluiting / USB-aansluiting
Draadloze smartphonelader
3. Toets "START/STOP"
4. Selectiehendel (elektrisch)
5. Versnellingsbak
6. Hill Assist Descent Control
7. Elektrische parkeerrem
Schakelaars op of rondom het stuurwiel
1.Schakelaars verlichting/richtingaanwijzers
2. Schakelaar ruitenwissers / ruitensproeier /
boordcomputer
3. Schakelflippers automatische transmissie
4. Claxon / airbag vóór aan bestuurderszijde
5. Bediening voor snelheidsregelaar /
snelheidsbegrenzer/Adaptieve snelheidsregelaar
9
Instrumentenpaneel
1Informatie voor de
bestuurder
Instrumentenpaneel
Het instrumentenpaneel geeft alle informatie over de
status van de diverse systemen van de auto die de
bestuurder nodig heeft.
Deze informatie wordt in de vorm van
waarschuwings- en controlelampjes, en meldingen
aangegeven.
Het instrumentenpaneel is een volledig digitaal
scherm.
Digitaal head-up display
Dit digitale instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus "METERS":
1.Brandstofniveaumeter
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph)
3. Schakelindicator
Stand selectiehendel en ingeschakelde
versnelling bij automatische transmissie 4.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
5. Instellingen snelheidsregelaar of
snelheidsbegrenzer
Weergave van verkeersborden met een
snelheidslimiet
6. Toerenteller (x 1000 t/min)
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C)
8. Dagteller (km of mijl)
9. Kilometerteller (km of mijl)
A. Sfeerverlichting instrumentenpaneel aan/uit
B. Kort indrukken: start van een handmatige check
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller (afhankelijk
van de geselecteerde functie)
Digitaal head-up display
(plug-in hybride)
Dit digitale instrumentenpaneel kan worden
aangepast.
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus
wordt bepaalde informatie verborgen of anders
gepresenteerd.
Voorbeeld van de weergavemodus
"Energie":
1.Brandstofniveaumeter en resterende actieradius
(km of mijl)
2. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)
Controlelampje READY
3. Status van de versnellingsbak/transmissie
4. Energiestromen
5. Geselecteerde rijstand
6. Vermogensmeter
7. Laadniveau tractiebatterij en actieradius (km of
mijl)
8. Dagteller (km of mijl)
9. Kilometerteller (km of mijl)
A. Sfeerverlichting instrumentenpaneel aan/uit
B. Kort indrukken: start van een handmatige check
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller (afhankelijk
van de geselecteerde functie)
In de volledig elektrische stand wordt de
snelheid in blauw weergegeven.
Weergave
De meeste waarschuwings- en controlelampjes
hebben geen vaste positie.
De waarschuwings- en controlelampjes van
de tweede rij worden van rechts naar links
weergegeven, in volgorde van prioriteit.
Voor bepaalde functies die zowel een controlelampje
voor de ingeschakelde status als voor de
uitgeschakelde status hebben, is slechts één
specifieke positie beschikbaar.
10
Instrumentenpaneel
Permanent weergegeven informatie
In de standaardweergave toont het
instrumentenpaneel het volgende:
–
op vaste posities:
•
Informatie over de versnellingsbak/transmissie
en de schakelindicator.
•
Brandstofniveaumeter.
•
Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
•
Laadniveaumeter en indicator actieradius
(plug-in hybride).
•
Dagtellers.
–
op variabele posities:
•
Digitale snelheidsmeter
.
•
Status- of waarschuwingsmeldingen die kort
worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus
en de ingeschakelde functies kan de volgende
aanvullende informatie worden weergegeven:
–
T
oerenteller (benzine of diesel).
–
Boordcomputer.
–
Rijhulpsystemen.
–
Snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar
.
–
Media die wordt afgespeeld.
–
Navigatie-aanwijzingen.
–
Motorinformatie van het Driver Sport Pack.
–
V
oedingslampje (plug-in hybride).
Persoonlijke instellingen voor
het instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan het
instrumentenpaneel worden aangepast (kleur en/of
weergavemodus).
Schermtaal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van
het multifunctionele display (configuratiemenu).
Wanneer u reist naar een land met een
andere officiële eenheid voor de afstanden en
snelheidslimieten (km of mijl, km/h of mph), moet
u de configuratie van de eenheden wijzigen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
De kleur van het display kiezen
Afhankelijk van de uitvoering is de kleur van het
display van het instrumentenpaneel afhankelijk van
het kleurenschema dat in dit systeem is ingesteld.
Deze functie kan worden ingesteld in het menu Instellingen
op het touchscreen.
De weergavemodus wijzigen
In elke modus kan er specifieke informatie op het
instrumentenpaneel worden weergegeven.
► Draai de rolknop links op het stuurwiel om de
verschillende weergavemodi op het rechtergedeelte
van het instrumentenpaneel weer te geven en
erdoorheen te bladeren.
►
Druk op de rolknop om de modus te bevestigen.
De nieuwe weergavemodus wordt direct toegepast.
Weergavemodi
– "Meters": standaardweergave van analoge en
digitale snelheidsmeters, kilometertellers en: •
brandstofniveaumeter
, koelvloeistofniveaumeter
en toerenteller (Benzine of Diesel).
•
brandstofniveaumeter
, acculadingsindicator en
vermogensmeter (Plug-in hybride).
–
"Navigatie": specifieke weergave, met informatie
over de huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
aanwijzingen).
–
"Rijden": specifieke weergave, met informatie
over actieve rijhulpsystemen.
–
"Minimaal": weergave met alleen de digitale
snelheidsmeter, de kilometerteller / dagteller
en, uitsluitend bij een waarschuwingssituatie,
11
Instrumentenpaneel
1de brandstofniveaumeter en de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
– "Energie": specifieke weergave van de
energiestromen van de auto (Plug-in hybride).
–
"Persoonlijk": minimale weergave, met de
mogelijkheid om optionele informatie te selecteren
en weer te geven in de te personaliseren gedeelten
links en rechts.
Een "Persoonlijk" weergavemodus
configureren
Met PEUGEOT Connect Radio► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
► Selecteer " Configuratie".
► Selecteer "Instellingen
instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de balk van het
touchscreen.
►
Selecteer "
OPTIES".
► Selecteer " Instellingen
instrumentenpaneel".
►
Selecteer voor elk te personaliseren gedeelte,
links en rechts, het type gegevens met de
betreffende bladerpijlen op het touchscreen: •
"Rijhulpsystemen".
•
"Informatie over de motor" (afhankelijk van de uitvoering).
•
"G-meters" (afhankelijk van de uitvoering).
•
"Temperaturen:" (motorolie).
•
"Media". •
"Navigatie".
• "Boordcomputer".
• "Toerenteller".
• "Hybridestromen" (afhankelijk van de
uitvoering).
• "Vermogensmeter" (afhankelijk van de
uitvoering).
• "Verbruik accessoires" (afhankelijk van de
uitvoering).
►
Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De modus "Persoonlijk" wordt meteen
weergegeven.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren de
bestuurder over een storing (waarschuwingslampjes)
of de werking van een systeem (verklikkerlampjes
ingeschakelde of uitgeschakelde functie). Bepaalde
lampjes kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te relateren
aan de werkingstoestand van de auto kan worden
bepaald of er sprake is van een normale situatie of
van een storing; zie de beschrijving van ieder lampje
voor meer informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde rode
of oranje waarschuwingslampjes enkele seconden
branden. Deze lampjes moeten doven als de motor
draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als er een rood of oranje waarschuwingslampje gaat
branden, is er een storing die verder moet worden
onderzocht.
Wanneer een lampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de beschrijvingen
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes geven
aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen acties
contact met een gekwalificeerde professional moet
opnemen.
(1): Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
en zet het contact af.
(2): Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
18
Instrumentenpaneel
► Houd de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar ingedrukt.
►
Zet het contact aan; er wordt een tijdelijk
displayvenster weergegeven en de kilometerteller
begint terug te tellen.
►
Laat de knop los als het display =0 aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het op
nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
► Druk op de resetknop van de dagteller .
De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden
weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten van
het contact eerst de onderhoudsindicator (in de
vorm van meldingen) op het instrumentenpaneel
weergegeven en vervolgens gedurende enkele
seconden het motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is, verschijnt
de melding "Te laag olieniveau" op het
instrumentenpaneel, gaat het waarschuwingslampje
Service branden en klinkt er een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als blijkt
dat het olieniveau inderdaad te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over het controleren van de niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met de melding "Ongeldige
meting olieniveau" op het instrumentenpaneel.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de elektrische motorolieniveaumeter wordt het
motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok in de
motorruimte controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
Indicator
koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
66
Ergonomie en comfort
► Steek een 12V-accessoire (met een maximaal
nominaal vermogen van 120 W) met een geschikte
adapter in de aansluiting.
Houd rekening met het maximale vermogen om te voorkomen dat het accessoire
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
leiden tot storingen in de werking van de
elektrische systemen van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in de
weergave van de displays.
USB-aansluiting
Deze symbolen bepalen waarvoor de USB-
aansluiting kan worden gebruikt:
Voeding en opladen.
Hetzelfde, maar ook het uitwisselen van
multimediagegevens met het audiosysteem.
Hetzelfde, maar ook met apps op uw smartphone op het touchscreen.
Op de USB-aansluiting kunt u draagbare apparatuur
of een USB-stick aansluiten.
Via deze aansluiting kunt u audiobestanden afspelen
via de luidsprekers van de auto.
Deze bestanden kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of het touchscreen worden
beheerd.
Afhankelijk van de uitvoering kan de USB-aansluiting op de
middenconsole ook worden gebruikt om een
smartphone via Android Auto
® of CarPlay® te
verbinden, zodat u bepaalde apps van uw
smartphone via het touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van het
apparaat.
Deze apps kunnen met de schakelaars op en
rondom het stuurwiel of de bedieningselementen
van het audiosysteem worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB-aansluiting wordt het draagbare apparaat automatisch
opgeladen.
Tijdens het laden wordt er een melding
weergegeven als het stroomverbruik van de
draagbare apparatuur hoger is dan de door de
auto geleverde stroomsterkte.
Zie de hoofdstukken over de audio- en
telematicasystemen voor meer informatie over
het gebruik van deze apparatuur.
FOCAL® Hifi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve
technologieën van FOCAL
® kunt u genieten van een
puur en verfijnd geluid in de auto:
–
Middelste luidspreker / satellietluidsprekers
met middenbereik en polyglass-technologie:
onderdompeling en spatialisatie van geluid.
70
Ergonomie en comfort
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
leiden tot storingen in de werking van de
elektrische systemen van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in de
weergave van de displays.
USB-aansluitingen
Elke USB-aansluiting is uitsluitend bestemd voor de
voeding en het opladen van draagbare apparatuur.
Armsteun achter
De armsteun bevat twee bekerhouders.
Skiluik
Het skiluik kan worden gebruikt voor het vervoeren
van lange voorwerpen.
Openen
► Zet de armsteun achter omlaag en open het luik
door de hendel omlaag te trekken.
► Steek de voorwerpen vanuit de bagageruimte
door het skiluik.
Uitklaptafeltjes
76
Ergonomie en comfort
Opbergbak
► Til de mat van de bagageruimte zover mogelijk
op of til de opvouwbare mat van de bagageruimte
(afhankelijk van de uitvoering) op voor toegang tot
de opbergbak.
Afhankelijk van de uitvoering bevat de opbergbak:
–
Een bandenreparatieset met gereedschapsset.
–
Een reservewiel met gereedschapsset.
–
De laadkabel voor de tractiebatterij (plug-in
hybride).
De bagageafdekking kan ook hierin worden
opgeborgen (afhankelijk van de uitvoering).
12 V-accessoireaansluiting
► Til, wanneer u een 12 V-accessoire (maximaal
vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het kapje op en
sluit een geschikte adapter aan.
►
Zet het contact aan.
Het aansluiten van elektrische apparatuur die niet door PEUGEOT is goedgekeurd,
zoals een lader met USB-aansluitingen, kan
leiden tot storingen in de werking van de
elektrische systemen van de auto, zoals een
slechte radio-ontvangst of storingen in de
weergave van de displays.
Verlichting bagageruimte
De verlichting gaat automatisch branden zodra de
achterklep wordt geopend en gaat automatisch uit
zodra deze wordt gesloten.
De tijd dat de bagageruimteverlichting brandt, hangt
af van de situatie:
–
Bij afgezet contact: ongeveer 10 minuten.
–
In de eco-modus: ongeveer 30 seconden.
–
Bij draaiende motor: onbeperkt.