198
Praktische informatie
Schokdempers hebben echter wel een grote invloed
op de wegligging en de remprestaties.
Voor uw veiligheid en rijcomfort raden wij u aan
om ze regelmatig door een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats te laten controleren.
Distributie- en accessoiresets
De distributie- en accessoiresets worden gebruikt vanaf het moment dat de motor
wordt gestart totdat de motor wordt afgezet. Het is
normaal dat ze in de loop der tijd slijten.
Een defecte distributie- of accessoireset kan schade
aan de motor veroorzaken, waardoor deze niet meer
kan worden gebruikt. Houd u aan de aanbevolen
vervangingsintervallen, aangegeven in kilometers of
tijd, afhankelijk van welke als eerste wordt bereikt.
AdBlue® (BlueHDi)
PEUGEOT heeft ervoor gekozen om zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder
dat de prestaties afnemen of het brandstofverbruik
toeneemt, om het milieu zo min mogelijk te belasten
en om aan de Euro 6-norm te voldoen.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 17 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer 6.500 km
rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote invloed op
deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid
nog maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden
totdat het reservoir helemaal leeg is en de auto
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem dat de motor opnieuw
wordt gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt, stoot de
auto te veel schadelijke stoffen uit, waardoor hij
niet meer aan de Euro 6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om contact
op te nemen met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats. Na 1.100 km wordt
er automatisch een voorziening geactiveerd die
voorkomt dat de motor kan starten.
In beide gevallen geeft een actieradiusindicator
aan hoever u nog kunt rijden voordat de auto
wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-reservoir
waardoor u ook in zeer koude omstandigheden
kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij te
vullen zodra de eerste waarschuwing wordt gegeven
dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, maar ook bij
tankstations met AdBlue
®-pompen die speciaal voor
personenauto's zijn bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11 °C en verliest zijn kwaliteit bij
199
Praktische informatie
7temperaturen vanaf +25 °C. We raden u aan om
flacons koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan deze weer
worden gebruikt nadat deze bij kamertemperatuur
volledig is ontdooid.
Bewaar flacons met AdBlue® nooit in uw
auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien de vloeistof koel wordt bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid, moet
u de huid wassen met kraanwater en zeep. Als
de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen dan
onmiddellijk en grondig gedurende ten minste 15
minuten met kraanwater of met een oogspoelmiddel.
Raadpleeg een arts bij een blijvend branderig gevoel
of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld bij
een hoge omgevingstemperatuur) kan het risico
van het vrijkomen van ammoniakdampen niet
worden uitgesloten: adem deze niet in. Dampen
met ammoniak werken irriterend op de slijmvliezen
(ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op een
vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de omgevingstemperatuur
van de auto hoger is dan -11 °C. Als het kouder
is, bevriest de AdBlue
® waardoor u het niet in het
reservoir kunt gieten. Laat de auto enkele uren op
een warmere plaats staan en vul vervolgens het
reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op een
andere plaats is gemorst, spoel deze dan
onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, dient
u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het
contact aanzet, zonder het bestuurdersportier
te openen, de auto te ontgrendelen en de
elektronische sleutel in het interieur te
houden.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden wachten de motor. ►
Druk op de toets "
START/STOP" om de motor
af te zetten.
► Draai de blauwe dop van de AdBlue®-tank
linksom en verwijder de dop.
►
Met een verpakking
AdBlue
®: controleer eerst
de uiterste houdbaarheidsdatum en lees daarna
zorgvuldig de instructies op het etiket voordat u de
inhoud van de verpakking in het AdBlue-reservoir
van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in de
vulpijp en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
200
Praktische informatie
Om te voorkomen dat u het AdBlue®-
reservoir met te veel vloeistof vult:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer bij tussentijds vullen registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
" Vul
AdBlue
bij: Starten niet mogelijk", dan
moet u minimaal 10 liter bijvullen.
De bijvuldetectie is mogelijk niet meteen
zichtbaar na het toevoegen. Soms moet de
auto enkele minuten rijden voordat de getankte
hoeveelheid wordt gedetecteerd.
Vrijloop
In bepaalde situaties moet de auto in de
vrijloopstand worden gezet (bijvoorbeeld bij slepen,
op een testbank, in een automatische wasstraat
(wasstand), of bij transport per trein of over zee).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Laat de auto nooit onbeheerd achter als deze in de vrijloop staat.
Met handgeschakelde
versnellingsbak en elektrische
parkeerrem
/
Voor vrijgeven
► Zet de transmissie met draaiende motor en
ingetrapt rempedaal in de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet de motor
uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact aan.
►
Druk het rempedaal in en duw op de knop om de
parkeerrem uit te schakelen.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact
uit.
Terug naar de normale werking
► Druk het rempedaal in, start de motor en schakel
de parkeerrem in.
Met automatische transmissie
(type 1) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en selecteer stand N.
Binnen 5 seconden:
► Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet de motor uit en
beweeg de selectieschakelaar naar voren of naar
achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel van
de elektrische parkeerrem om deze vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en schakel het contact
uit.
Er wordt een melding op het instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
In de vrijloop kan het audiosysteem niet worden
bijgewerkt (melding weergegeven op het
instrumentenpaneel).
Na 15 minuten of terug naar de normale
werking.
► Houd het rempedaal ingetrapt, start de motor en
selecteer stand P .
Met automatische transmissie
(type 2) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en de
motor draait, en zet het contact uit.
276
Index
12V-accu 191, 196, 217, 217–221
180° zicht naar achteren
167
A
Aanhanger 92, 186
Aanhangergewichten
226–227, 229–230
Aanjager achter
62
Aansluiten MirrorLink
241
Aansluiting 12 V
66, 69, 76
ABS
90
Accessoires
87
Accu laden
217, 219, 221
Achterbank
51
Achterklep
34
Achterlichten
216
Achterruitverwarming
64
Achteruitrijcamera
136, 164–165, 167
Achteruitrijlicht
216
Actieradius AdBlue®
19, 195
Active Safety Brake
157–160
Adaptieve cruise control met
Stop-functie
139–140
Adaptieve snelheidsregelaar
145
AdBlue®
19, 198
AdBlue® bijvullen
199
AdBlue®-reservoir
199
Advanced Grip Control
92
Afmetingen
231
Afstandsbediening
27–29, 31–32
Airbags
98–101, 103
Airbags vóór
99–100, 103
Airconditioning 59, 62
Airconditioning met gescheiden regeling
60
Alarmknipperlichten
87, 204
Alarmsysteem
38–39
Algemeen menu
24
Allesdragers
189–190
Android Auto verbinding
259
Antiblokkeersysteem (ABS)
90
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
29
Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling
91, 93
Apple®-speler
239, 264
Apple CarPlay verbinding
240, 259
Apps
260
Armleuning achter
70
Armleuning vóór
68
Audiokabel
263
Audioversterker
66
Autogegevens
9, 273
Automatische airconditioning ~ Airconditioning,
automatische
63
Automatische airconditioning met gescheiden
regeling
60
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
122–123, 125–129, 197, 217
Automatisch noodremsysteem
157–160
AUX-aansluiting
239, 263
B
Bagageafdekking 73
Bagageafdekscherm
73–74
Bagagenet voor hoge belading
74–76
Bagageruimte 34–35, 38, 76
Bagageruimte (indeling)
72–73
Banden
197, 232
Banden oppompen
197, 232
Bandenreparatieset
205–206
Bandenspanning
197, 207, 232
Bandenspanningscontrole (met set)
207, 209
Bandenspanning te laag (detectie)
133
Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening,
batterij
33
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
33
Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom
234, 248
Bekerhouder
65
Beladen
74–76, 189–190
Benzinemotor
131, 194, 227
Bergingsauto of trailer (slepen)
223
Bijvullen AdBlue®
195, 199
Binnenspiegel
50
BlueHDi
19, 21, 195, 204
Bluetooth (handsfree set)
241–242, 264–265
Bluetooth (telefoon)
241–242, 264–266
Bluetooth-verbinding
241–242, 260, 264–266
Boordcomputer
22–23
Boordgereedschap
76, 204–207
Brandstof
7, 173
Brandstofadditief
195–196
Brandstofniveaumeter
173
Brandstoftank
173–174
Brandstof tanken
174
Brandstoftank leeg (diesel)
204
Brandstofverbruik
7, 20
277
Index
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 174
Buitenspiegels
49–50, 64, 161
C
Carrosserie 201
Carrosserie-onderhoud
201
Centrale vergrendeling
31
CHECK
21
Claxon
88
Configuratie van de auto
23, 25
Connectiviteit
259
Contact
118, 266
Contact aangezet
11 8
Controlelampjes
11–12
Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau,
controle
18
Controlepaneel
177, 179–180, 184
Controles
194, 196–198
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
238, 262–263
Dagteller
21
Dashboardkastje
65
Datum (instellen)
244, 268
Datum instellen
244, 268
Detectie obstakels
163
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
133, 207
De tractiebatterij laden 180
Dieselmotor
173, 194, 204, 229
Digitaal instrumentenpaneel
9–10
Digitale radio - DAB (Digital Audio
Broadcasting)
238, 262–263
Dimlicht
216
Dimmer dashboardverlichting ~
Dashboardverlichting (dimmer)
21
Dodehoekbewaking
161
Draadloze lader
67
Drive Assist Plus
145
Dynamische noodrem
120–121
E
Eco-mode 191
Eco-mode ~ Eco-modus
191
Eco-rijden (adviezen)
7
ECO-stand
130
Electronic Stability Program (ESC)
91, 93
Elektrisch bedienbare achterklep
35–36, 38
Elektrisch bediende handrem ~ Handrem,
elektrisch bediend
119–121, 197
Elektrische ruitbediening
40
Elektrisch verstelbare stoelen
47–48
Elektromotor
130–131, 175, 230
Elektronische remdrukregelaar (REF)
90
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
90
Elektronische sleutel
29–31
Elektronische startblokkering ~
Startblokkering, elektronische
11 6
Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 90,
92–93
Energiestromen
24
e-Save-functie (energiereserve)
25
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
90
F
Flacon AdBlue® 198–199
Follow me home-verlichting
28
Follow me home verlichting ~ Follow-me-home-
verlichting
28
Frequentie (radio)
262
Functie i-Cockpit® Amplify
48
G
Geheugen instellingen bestuurder 47–48
Gekoppeld navigatiesysteem
256–258
Geluidssignaal stil voertuig (plug-in hybride)
88
Geluidssignaal voor voetgangers
(plug-in hybride)
88
Geprogrammeerd laden
25, 185
Geprogrammeerd laden (plug-in hybride)
24–25,
177, 183
Gereedschap
204–207, 210–211
Gereedschapskist
76
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
250–253
Gevarendriehoek
204
Gewichten
226–227, 229
279
Index
Laadstekker (plug-in hybride) 177, 183–185
Laadtoestand van de tractiebatterij
24
Laden accu ~ Accu laden
217, 219, 221
Laden tractiebatterij
180
Laden via een normaal stopcontact
180
Lader voor versneld laden (wallbox)
177, 179
Lak
201, 232
Lampen (vervangen)
215–216
Lampen vervangen
215–216
Lane Departure Warning System
153
Lane Keeping System
145, 149–151
Leder (onderhoud)
203
LED-verlichting
215–216
Leeslampjes
69
Lekke band
207–208, 210
Lendensteun, verstelling
45, 47
Lokaliseren van de auto
28
Luchtfilter
196
Luchtfilter (vervangen)
196
Luchtrecirculatie
61, 63
Luidsprekers
66
M
Make-upspiegel 65
Massagefunctie
48
Massages op meerdere punten
48
Matte lak
202
Matten
68, 136
Mat verwijderen
68
Meldingen
266
Menu
240
Menu's (audio) 235–236, 248–249
Menustructuren display
240
Milieu
7, 33
Mistachterlicht
216
Mobiele app
25, 64, 183, 185
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
189–190
Motor
198
Motoren
226–227, 229
Motorkap
192–193
Motorkapsteun
193
Motorolie
194
Motorolieniveaumeter
18, 21
N
Navigatiesysteem 254–256
Neerklapbare rugleuning ~ Rugleuning
neerklappen
46
Neerklappen stoelen achter
51–54
Netaansluiting (standaardstekker)
177, 179
Niveau AdBlue®
195
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
195–196
Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau
18, 195
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau
195
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
195
Niveaus controleren
194–195
Niveaus en controles
194–196
Noodbediening achterklep
35
Noodbediening portieren
32
Noodoproep ~ Urgence-oproep 88–89
Noodprocedure afzetten van de motor
118–119
Noodprocedure starten
118, 218
Noodremassistentie ~ Brake Assist
System (BAS)
91, 159
Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist
System (BAS)
91
Nulstelling dagteller ~ Dagteller resetten
21
O
Oliefilter 196
Oliefilter (vervangen)
196
Olieniveau
18, 194
Oliepeilstok
18, 194
Olieverbruik
194
Onder de motorkap ~ Motorruimte
192–193
Onderhoud (adviezen)
176, 201
Onderhoudsadviezen
176, 201
Onderhoudscontroles
17, 196–198
Onderhoudsindicator
17, 21
Ontdooien
50, 63
Ontgrendelen
27, 29
Ontgrendelen achterklep
28, 30
Ontgrendelen bagageruimte ~ Bagageruimte
ontgrendelen
28, 30
Ontgrendelen portieren ~ Portieren
ontgrendelen
31–32
Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur
ontgrendelen
31
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten
204