Speciale kenmerken
3-4
3
Afremmen en gasklep geslotenOPMERKINGQS en QS kunnen individueel
worden ingesteld.
Schakelen naar of uit de vrijstand
moet gebeuren met de koppelings-
hendel.LIF
Het anti-liftsysteem vermindert de snelheid
waarmee het voorwiel van de grond komt
bij extreme acceleratie, zoals bij het wegrij-
den of optrekken uit de bocht. Als voorwiel-
lift wordt gedetecteerd, wordt het
motorvermogen geregeld om de voorwiel-
lift te vertragen met behoud van een goede
acceleratie.
BC
Het remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar de voor- en achterwie-
len als de remmen worden bekrachtigd en
blokkeren van de wielen wordt gedetec-
teerd. Dit systeem heeft twee instellingen.
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxi-
maliseren bij rechtuit rijden. BC2 gebruikt aanvullende informatie van
de IMU om de toegepaste remkracht in
bochten te reguleren om laterale wielslip te
beperken.
WAARSCHUWING
DWA20891
Het remregelsysteem vormt geen ver-
vanging voor het gebruik van de juiste
rij- en remtechnieken. Het remregelsy-
steem kan niet elk gripverlies als gevolg
van overmatig remmen bij hoge snelhe-
den of laterale wielslip bij remmen op
gladde oppervlakken voorkomen.ERS (YZF-R1M)
De elektronische racevering van ÖHLINS
®
bevat het OBTi-systeem (Objective-Based
Tuning interface) voor vereenvoudigde
aanpassing van de modi van het automati-
sche veersysteem op basis van de actuele rijsituatie. Daarnaast biedt het systeem
handmatige modi die een nauwkeurige
conventionele afstelling van het veersy-
steem mogelijk maken. Het ERS-systeem
wordt geregeld door de SCU, wat onafhan-
kelijke afstelling van de in- en uitgaande
demping van de voor- en achtervering mo-
gelijk maakt. In de automatische modi
wordt de demping van de vering afgestemd
op de rijomstandigheden.
ABS
BC1/BC2 BC2
BC2
UB3LD1D0.book Page 4 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Speciale kenmerken
3-5
3
DAU66314
WoordenlijstABS - Anti-Lock Brake System (anti-blok-
keervoorziening remsysteem)
ABS ECU - Anti-lock Brake System Elec-
tronic Control Unit (elektronische regeleen-
heid anti-blokkeervoorziening remsysteem)
BC - Brake Control (remregeling)
CCU - Communication Control Unit (com-
municatieregeleenheid)
EBM - Engine Brake Management (motor-
remmanagement)
ECU - Engine Control Unit (motorregeleen-
heid)
ERS - Electronic Racing Suspension (elek-
tronisch veersysteem)
GPS - Global Positioning System (satelliet-
plaatsbepalingssysteem)
IMU - Inertial Measurement Unit (inertiële
meeteenheid)
LCS - Launch Control System (launch-con-
trolsysteem)
LIF - Lift Control System (anti-liftsysteem)
PWR - Power delivery mode (vermogensaf-
giftemodus)
SC - Stability Control (stabiliteitsregeling)
SCS - Slide Control System (anti-uitbreek-
regeling)
SCU - Suspension Control Unit (regeleen-
heid vering)
YRC - Yamaha Ride Control (rijregelsy-
steem)UB3LD1D0.book Page 5 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-5
4
gram grijs is. Het LCS-pictogram gaat
knipperen en wordt wit wanneer het
systeem is geactiveerd.
De tractieregeling kan alleen worden
uitgeschakeld vanuit het hoofd-
scherm. Selecteer TCS met de mid-
delste toets en houd vervolgens de
toets omhoog ingedrukt totdat TCS
OFF wordt weergegeven. Gebruik de
toets omlaag om de tractieregeling
weer in te schakelen.
Als de tractieregeling wordt uitge-
schakeld, worden het SCS-, LCS- en
LIF-systeem ook uitgeschakeld voor
alle YRC-modi.
Zie “YRC Setting” op pagina 4-16
voor meer informatie over het aanpas-
sen van YRC-modi en de instelni-
veaus van YRC-items.
DAU66100
Wielschakelaar “ ”
Wanneer het hoofdscherm is ingesteld op
STREET MODE, gebruik dan de wielscha-
kelaar om te schuiven en de items op de in-
formatieweergave terug te stellen.
Wanneer het hoofdscherm is ingesteld op
TRACK MODE, gebruik dan de wielschake-
laar om te schuiven en de items op de infor-
matieweergave terug te stellen en de
rondetimer te activeren. Wanneer de weergave is gewijzigd naar het
scherm MENU, gebruik dan de wielschake-
laar om naar de instellingsmodulen te navi-
geren en instellingen te wijzigen.
Bedien de wielschakelaar als volgt.
Omhoogdraaien
- draai het wiel omhoog
om naar boven/naar links te schuiven of
een instellingswaarde te verhogen.
Omlaagdraaien - draai het wiel omlaag om
naar beneden/naar rechts te schuiven of
een instellingswaarde te verlagen.
Kort indrukken - druk de schakelaar kort
in om te selecteren en te bevestigen.
Lang indrukken - druk de schakelaar een
seconde in om een item op een informatie-
weergave terug te stellen of om het scherm
MENU te openen of af te sluiten.
OPMERKING Zie pagina 4-9 voor meer informatie
over het hoofdscherm en de bijbeho-
rende functies.
Zie pagina 4-15 voor meer informatie
over het scherm MENU en de wijze
waarop instellingswijzigingen kunnen
worden aangebracht.
DAU4939R
Controlelampjes en waarschu-
wingslampjes1. Waarschuwingslampje
brandstofniveau “ ”
2. Waarschuwingslampje oliedruk en koelvloeistoftemperatuur “ ”
3. Waarschuwingslampje hulpsysteem “ ”
4. Controlelampje stabiliteitsregeling “ ”
5. Schakelcontrolelampje “ ”
6. Controlelampje grootlicht “ ”
7. ABS-waarschuwingslampje “ ”
8. Storingsindicatielampje “ ”
9. Controlelampje rechter richtingaanwijzer “ ”
10.Controlelampje linker richtingaanwijzer “ ”
11.Vrijstandcontrolelampje “ ”
12.Controlelampje startblokkering “ ”
ABS
1 2
GPSN
LCSQS
LIF 2
ODO123456 TRIP-1
1234.5
1000 r/min
km
km
km/h
10:
00
MODE-APWR 1TCS 3SCS 2EBM 1T-2
5
12
6
7
9
8
1012
11
3
4
UB3LD1D0.book Page 5 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-7
4
Zorg dat de rempedaalhoogte correct
afgesteld blijft om slepen van de ach-
terrem te voorkomen.
Vermijd extreem gebruik van de ma-
chine. Bijvoorbeeld herhaaldelijk of
overmatig openen en sluiten van de
gasgreep, racen, burnouts, wheelies,
langdurig gebruik met half geopende
gasgreep etc.
DAU88342
ABS-waarschuwingslampje “ ”
Onder normale omstandigheden gaat het
ABS-waarschuwingslampje branden als de
machine wordt ingeschakeld en uit als met
een snelheid van 10 km/h (6 mi/h) of hoger
wordt gereden.OPMERKINGAls het waarschuwingslampje niet werkt
zoals hierboven beschreven of tijdens het
rijden gaat branden, werkt het ABS moge-
lijk niet correct. Laat de machine zo snel
mogelijk controleren door een Yamaha
dealer.
WAARSCHUWING
DWA16043
Als het ABS-waarschuwingslampje niet
uitgaat als u een snelheid van 10 km/h (6
mi/h) hebt bereikt of als het waarschu-
wingslampje tijdens het rijden gaat
branden:
Rijd extra voorzichtig om te voorko-
men dat de wielen blokkeren bij een
noodstop.
Laat de machine zo snel mogelijk
controleren door een Yamaha dea-
ler.
DAU67434
Schakelcontrolelampje “ ”
Dit controlelampje gaat branden als het tijd
is om naar een hogere versnelling te scha-
kelen. De motortoerentallen waarbij het
lampje aan- of uitgaat kunnen worden aan-
gepast. (Zie pagina 4-25.)OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.
DAU88350
Controlelampje startblokkering “ ”
Als het contactslot wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje na 30 seconden
continu knipperen om aan te geven dat het
startblokkeersysteem is ingeschakeld. Het
controlelampje stopt na 24 uur met knippe-
ren, maar het startblokkeersysteem blijft in-
geschakeld.OPMERKINGAls de machine wordt ingeschakeld, moet
dit lampje enkele seconden oplichten en
dan uitgaan. Als het lampje niet gaat bran-
den of blijft branden, vraag dan uw Yamaha
dealer om de machine te controleren.Storing in het transpondersignaal
Als het controlelampje startblokkering
knippert in het patroon 5 keer langzaam ge-
volgd door 2 keer snel, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal. Als
deze fout zich voordoet, probeer dan het
volgende.
1. Houd andere startblokkeersleutels uit de buurt van het contactslot.
2. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
3. Als de motor start, zet deze dan weer uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
UB3LD1D0.book Page 7 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
4
Waarschuwingspictogrammen
Als een fout wordt gedetecteerd, worden
de volgende foutgerelateerde waarschu-
wingspictogrammen weergegeven.Waarschuwing SCU-storing “ ” (YZF-R1M)Dit pictogram verschijnt als er een pro-
bleem wordt gedetecteerd in de voor- of
achtervering. Waarschuwing hulpsysteem “ ”
Dit pictogram verschijnt als er een pro-
bleem wordt gedetecteerd in een niet-
motorgerelateerd systeem.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram verschijnt als de koelvloei-
stoftemperatuur oploopt tot 117 °C (242 °F)
of hoger. Stop de machine en schakel de
motor uit. Laat de motor afkoelen.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl deze
oververhit is.Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram verschijnt als de motorolie-
druk laag is. Als de machine voor het eerst
wordt ingeschakeld, moet nog oliedruk
worden opgebouwd. Daarom wordt dit pic-
togram weergegeven totdat de motor is ge-
start.OPMERKINGAls een storing wordt gedetecteerd, zal het
waarschuwingspictogram oliedruk doorlo-
pend knipperen.
LET OP
DCA26410
Laat de motor niet draaien als de olie-
druk laag is.Waarschuwing foutmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en “ ” duidt op een ECU-fout.
“Err” en “ ” duidt op een SCU-fout.
Alleen “Err” duidt op een ABS ECU-fout.OPMERKINGAfhankelijk van de aard van de fout werkt
het display mogelijk niet goed, waardoor
het onmogelijk kan zijn om de YRC-instel-
lingen te wijzigen. Daarnaast werkt het
ABS-systeem mogelijk niet goed. Wees ex-
tra voorzichtig bij het remmen en vraag on-
middellijk een Yamaha-dealer om de
machine na te kijken.
1. Waarschuwingspictogram SCU-storing
“”
2. Waarschuwing hulpsysteem “ ”
3. Waarschuwingslampje koelvloeistoftempe- ratuur “ ”
4. Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
5. Waarschuwing foutmodus “Err” (vervangt klok indien geactiveerd)1000 r/min
4
12
5
3
Er r
UB3LD1D0.book Page 14 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-18
4
OPMERKINGStel QS in op 1 voor sportief rijden
of circuitgebruik.
Stel QS in op 2 voor toeren of
stadsverkeer.LIF
LIF kan worden ingesteld op 1, 2, 3 of OFF.
Instellingsniveau 3 vermindert het sterkst
het omhoog komen van het wiel en instel-
lingsniveau 1 oefent de minste systeemin-
terventie uit. OFF schakelt LIF uit en LCS
wordt gedeactiveerd voor de geselecteer-
de YRC-modus. EBM
Dit systeem heeft drie instellingen. Niveau
1 oefent de minste interventie van het mo-
torremsysteem uit, en daarmee de hoogste
motorremkracht. Niveau 3 oefent de mees-
te interventie van het motorremsysteem uit,
en daarmee de laagste motorremkracht.
BC
Selecteer BC1 als u alleen het standaard
ABS wilt gebruiken. Selecteer BC2 om het
remregelsysteem de remdruk te laten regu-
leren in de bochten om laterale wielslip te
beperken.
OPMERKINGVoor ervaren rijders en bij circuitgebruik
kan het BC2-remsysteem bij wisselende
omstandigheden vroeger ingrijpen dan ver-
wacht in relatie tot uw beoogde snelheid of
lijn in de bochten.Een YRC-modus op maat instellen of eenYRC-item aanpassen1. Selecteer “YRC Setting” op het
scherm MENU. 2. Het scherm “YRC Setting” wordt
weergegeven en het vak voor YRC-
modus “YRC” wordt gemarkeerd.
Druk kort op de wielschakelaar om
toegang te krijgen tot het vak en se-
lecteer vervolgens YRC-modus A, B,
C of D die u wilt aanpassen.
1. Systeeminterventie
2. Wiellift
1 3
2
1
LIF
2
YRC SettingLap TimeLogging
Maintenance
Unit
Display ModeMENU
km/h
GPS
10
:
00
UB3LD1D0.book Page 18 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-20
4
en in alle modi wordt de veervoorspanning
handmatig ingesteld. (Zie pagina’s 4-41 en
4-44.)
Voor circuitmodi T-1 en T-2 kunnen de vol-
gende instellingen worden aangepast:
BRAKE SUPPORT: vermindert duiken (in-
veren van de voorvork bij remmen)
CORNER SUPPORT: vergroot de demping
om chassisfluctuaties te absorberen voor
een soepel bochtengedrag. Verlaag deze
instelling voor meer achterwielgrip.
ACCEL SUPPORT: vermindert squat (inve-
ren van de achterbrug bij acceleratie)
FRONT FIRM: vergroot (H) of verkleint (S)
de algemene demping van de voorvering
REAR FIRM: vergroot (H) of verkleint (S) de
algemene demping van de achtervering
Voor de wegmodus R-1 kunnen de volgen-
de instellingen worden aangepast:
BRAKE SUPPORT: vermindert duiken (in-
veren van de voorvork bij remmen)
FRONT FIRM: vergroot (H) of verkleint (S)
de algemene demping van de voorvering
REAR FIRM: vergroot (H) of verkleint (S) de
algemene demping van de achtervering
OPMERKINGT-1 is een voorinstelling voor circuit-
gebruik met slicks.
T-2 is een voorinstelling voor circuit-
gebruik met wegbanden.
R-1 is een voorinstelling voor wegge-
bruik met wegbanden.
Voor de handmatige instelmodi M-1, M-2
en M-3 kunnen de volgende instellingen
worden aangepast:
Fr COM: ingaande demping voor
Fr REB: uitgaande demping voor
Rr COM: ingaande demping achter
Rr REB: uitgaande demping achterOPMERKINGM-1 is een voorinstelling voor circuit-
gebruik met slicks.
1. ERS-modus
2. Remondersteuningsniveau
3. Algemeen dempingsniveau voor
4. Algemeen dempingsniveau achter
5. Door de fabriek ingesteld niveau
6. Huidige niveau
SETTING BRAKE
SUPPORT
FRONT
FIRM REAR
FIRM
10 :
00
YRC Setting
km/hR -
1
H -2
S H
+2
S
T -
1
T -
2
34
2
6
5
1
1. ERS-modus
2. Inveerdempingskracht voor
3. Uitveerdempingskracht voor
4. Inveerdempingskracht achter
5. Uitveerdempingskracht achter
6. Door de fabriek ingesteld niveau
7. Huidige niveau-instelling
10 :
00
YRC Setting
km/hM -
2
M -
3
Fr COM Rr COM
Fr REB Rr REB
SETTING
18
8 22 22
M -
134 7
5 6
2
1
UB3LD1D0.book Page 20 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-33
4
DAU26827
RemhendelDe remhendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van het stuur. Trek de hendel naar de
gasgreep toe om de voorrem te bekrachti-
gen.
De remhendel is voorzien van een stelwiel
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de gas-
greep af te stellen, drukt u de remhendel
iets van de gasgreep af en draait u het stel-
wiel. Zorg dat het nummer van de instelling
op het stelwiel is uitgelijnd met het merkte-
ken op de remhendel.
DAU12944
RempedaalHet rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU88462
Remregelsysteem (BC)Het remregelsysteem reguleert de hydrauli-
sche remdruk naar het voor- en achterwiel
onafhankelijk als de remhendel of het rem-
pedaal wordt bediend en wielblokkering
wordt gedetecteerd. Er zijn twee instellin-
gen, BC1 en BC2.
BC1 is het standaard ABS, dat de remdruk
aanpast op basis van de rijsnelheid en de
wielsnelheidsgegevens. BC1 is ontworpen
om in te grijpen en de remkracht te maxi-
maliseren bij rechtuit rijden.
Gebruik de remmen met ABS net zoals
conventionele remmen. Als het remregelsy-
steem wordt geactiveerd, kan een pulsatie
voelbaar zijn in de remhendel of het rempe-
daal doordat de hydraulische eenheid
wordt ingeschakeld en de remdruk ver-
laagt. Ga in dat geval door met de bedie-
ning van de remhendel en het rempedaal
en laat het ABS het werk doen. Ga niet
pompend remmen, dit vermindert de rem-
effectiviteit.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
Het ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
1. Remhendel
2. Afstand
3. Referentiemerkteken
4. Stelwiel
1
2
4
3
1. Rempedaal
UB3LD1D0.book Page 33 Tuesday, August 10, 2021 7:20 AM