Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-14
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
aantal ronden met 1 verhoogd en wordt de
huidige rondetijd teruggesteld.
Druk om de rondetimer te pauzeren de wiel-
schakelaar naar binnen.
Druk om de pauze op te heffen de dimlicht-
schakelaar/lichtsignaalschakelaar omlaag
naar “PASS”. De werking van de timer
wordt hervat zonder dat een nieuwe ronde
wordt geteld.
Om de rondetijdmodus af te sluiten, scha-
kelt u deze uit in het instellingen MENU. (Zie
pagina 4-15.)OPMERKING
De rondetimer kan alleen worden ge-
start als de motor draait.
Als op de dimlichtsc hakelaar/lichtsig-
naalschakelaar wordt gedrukt, knip-
pert de koplamp.
Telkens als de rondetimer is gepau-
zeerd, kan de werking worden hervat
door op de dimlichtsc hakelaar/lichtsig-naalschakelaar te drukken.
Pictogram remregelsysteem “BC”
Dit pictogram wordt vervangen door de
waarschuwing hulpsysteem en de waar-
schuwing koelvloeistoftemperatuur als
deze worden geactiveerd.
Zie voor meer informatie over het BC-sy-
steem “BC” op pagina 3-5. Waarschuwing fo
utmodus “Err”
Als zich een interne fout voordoet (bijv. uit-
val van de communicatie met een systeem-
regelaar), verschijnt de waarschuwing
foutmodus als volgt.
“Err” en waarschuwingslampje “ ” duiden
op een ECU-fout.
Alleen “Err” duidt op een ABS ECU-fout.
OPMERKINGAfhankelijk van de aard van de fout werkt
het display mogelijk niet goed, waardoor het
onmogelijk kan zijn om de instellingen van
de tractieregeling te wijzigen. Daarnaast
werkt het ABS-systeem mogelijk niet goed.
Wees extra voorzichtig bij het remmen en
vraag onmiddellijk een Yamaha dealer omde machine na te kijken.
Waarschuwing hulpsysteem “ ”
Dit pictogram verschijnt als er een probleem
wordt gedetecteerd in een niet-motorgere-
lateerd systeem.
Waarschuwingslampje koelvloeistof-
temperatuur “ ”
Dit pictogram verschijnt als de koelvloeistof-
temperatuur oploopt tot 116 C (241 F) of
hoger. Stop de machine en schakel de mo-
tor uit. Laat de motor afkoelen.
LET OP
DCA10022
Laat de motor niet draaien terwijl dezeoververhit is.
Waarschuwingslampje oliedruk “ ”
Dit pictogram verschijnt als de motorolie-
druk laag is. Als de machine voor het eerst
wordt ingeschakeld, moet nog oliedruk wor-
den opgebouwd. Daarom wordt dit picto-
gram weergegeven totdat de motor is
gestart.OPMERKINGAls een storing wordt gedetecteerd, zal het
waarschuwingspictogram oliedruk doorlo-pend knipperen.LET OP
DCA26410
Laat de motor niet draaien als de olie-druk laag is.
BEA-9-D0.book 14 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-15
1
2
345
6
7
8
9
10
11
12
13
DAU9145B
Instellingen MENUHet scherm MENU bevat de volgende in-
stellingenmodules. Selecteer een module
om gerelateerde instellingen te wijzigen. Toegang en gebruik van het instellin-
gen MENU
Het instellingen MENU wordt als volgt ge-
bruikt:
Draai de wielschakelaar omhoog of omlaag
om items te markeren of waarden te verho-
gen of verlagen en druk de wielschakelaar
kort naar binnen om de selectie te bevesti-
gen.
Houd de wielschakelaar ingedrukt totdat het
scherm terugkeert naar de hoofdweergave
om het MENU op enig moment te verlaten.
OPMERKING
Sommige schermen van het instellin-
genmenu bevatten een naar boven
wijzend driehoeksymbool. Selecteer
het driehoeksymbool om aangebrach-te wijzigingen op te slaan en het huidi-
ge scherm af te sluiten.
Als er machinebeweging wordt gede-
tecteerd, zal het systeem automatisch
het instellingen MENU afsluiten en te-
rugkeren naar het hoofdscherm.
Sluit elk menu af met het driehoeksym-
bool (indien weergegeven) om te ver-
zekeren dat de gewenste wijzigingen
worden opgeslagen. Als u het instellin-
genmenu afsluit door de wielschake-
laar ingedrukt te houden, wordenwijzigingen mogelijk niet opgeslagen.
“Display Setting”
Met deze module kunt u de rondetijdmodus
en de toerentellerkleur modus in- of uitscha-
kelen.
Als de rondetijdmodus wordt geselecteerd,
geven de twee voertuiginformatiedisplays
Module Beschrijving
“Exit” MENU afsluiten en
terugkeren naar het
hoofdscherm
“Display
Setting” Rondetijdmodus in- of
uitschakelen en
toerentellerkleur
aanpassen
“Manual TCS
Setting” Instellingen van de
tractieregeling/SCS/LIF
voor “TCS-MODE M”
aanpassen
“Vehicle
Setting” Instellingen BC/
snelschakelsysteem
aanpassen
Display Setting
Exit
Manual TCS SettingVehicle SettingShift Indicator
km/h
MENU
“Shift Indicator”Schakelindicator in- of
uitschakelen en
instellingen van de
toerenteller aanpassen
“Maintenance” Onderhoudsintervallen
bekijken en terugstellen
“Unit” Brandstofverbruik en
maateenheden instellen
“Brightness” Helderheid van het scherm
aanpassen
“Clock” Klok aanpassen
“All Reset” Alle instellingen
terugzetten naar
fabrieksinstellingen
Lap Time OFFTacho Color OFF
km/h
Display Setting
BEA-9-D0.book 15 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
Functies van instrumenten en bedieningselementen
4-16
1
2
34
5
6
7
8
9
10
11
12
13
op het hoofdscherm een rondetimer en een
rondeteller weer. Schakel om de rondetijd-
modus af te sluiten de rondetimer uit in de
display-instelmodule.
Selecteer ON om de toerenteller te wisse-
len naar de kleurmodus.
“Manual TCS Setting”
Met deze module kunt u de “TCS-MODE M”
aanpassen. Deze modus is toegankelijk via
het hoofdscherm door middel van de scha-
kelaars MODE.
TractieregelingDit model gebruikt een variabel tractiecon-
trolesysteem. Voor elk instelllingsniveau
geldt dat hoe meer de machine helt, hoe
meer tractiecontrole (systeeminte rventie) er
wordt toegepast.
Er zijn 3 instellings niveaus beschikbaar
voor de “TCS-MODE M”. Instellingsniveau 1 oefent de minste alge-
hele systeeminterventie uit, terwijl instel-
lingsniveau 3 de meeste algehele
tractiecontrole uitoefent.
OPMERKING
De tractieregeling kan alleen worden
in- of uitgeschakeld via het hoofd-
scherm met behulp van de schake-
laars MODE.
SCS en LIF kunnen onafhankelijk van
de tractieregeling worden uitgescha-
keld voor “TCS-MODE M”.
Als “TCS-MODE” op “OFF” wordt ge-
zet op het hoofdscherm, worden de
tractieregeling, SCS en LIF ook uitge-schakeld.
SCS
SCS kan worden ingesteld op OFF, 1, 2 en
3.
OFF schakelt de anti-uitbreekregeling uit,
instellingsniveau 1 oefent de minste sy-
steeminterventie uit en instellingsniveau 3
oefent de meeste systeeminterventie uit.
LIFLIF kan worden ingesteld op OFF, 1, 2 en 3.
Instellingsniveau 1 oefent de minste sy-
steeminterventie uit en instellingsniveau 3
reduceert het loskom en van het voorwiel het meest.
OFF schakelt LIF uit.
“Vehicle Setting”
Via de voertuiginstelmodule kunt u de in-
stelling van het BC- en snelschakelsysteem
aanpassen.
BC
Het remregelsysteem heeft twee instellin-
TCS
1SCS 1LIF1
km/h
Manual TCS Setting
BC SettingQS Setting
km/h
Vehicle Setting
km/h
BC Setting
BC
2
BEA-9-D0.book 16 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分
11-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
101112
13
Index
AAandrijfketting, reinigen en smeren ......... 7-25
ABS-waarschuwingslampje ....................... 4-7
Accu......................................................... 7-30
Achterbrugscharnierpunten, smeren ....... 7-28BBanden .................................................... 7-17
BC.............................................................. 3-5
Bougies, controleren................................ 7-12
Brandstof ................................................. 4-22
Brandstofverbruik, tips voor een zuinig ..... 6-4CClaxonschakelaar ...................................... 4-4
Contactslot/stuurslot .................................. 4-2
Controlelampje grootlicht ........................... 4-6
Controlelampjes cruise control .................. 4-6
Controlelampjes en
waarschuwingslampjes ........................... 4-5
Controlelampjes richtingaanwijzers ........... 4-6
Controlelampje stabiliteitsregeling ............. 4-7
Controlelampje startblokkering .................. 4-7
Cruise control ............................................ 3-1
Cruise-controlschakelaars ......................... 4-4DDe motor starten ........................................ 6-2
Diagnosestekker ...................................... 10-2
Dimlichtschakelaar/ lichtsignaalschakelaar ............................. 4-3
Display ....................................................... 4-9
Display, menuscherm .............................. 4-15
D-MODE .................................................... 3-3FFilterbus ................................................... 7-13
GGasgreep controleren en smeren ........... 7-26
Gelijkstroom kabel stekkers voor
accessoires ........................................... 4-30
Gereedschapsset ...................................... 7-2IIdentificatienummers ............................... 10-1
Inrijperiode ................................................ 6-1KKabels, controleren en smeren ............... 7-26
Kentekenverlichting ................................. 7-35
Klepspeling.............................................. 7-16
Koelvloeistof ............................................ 7-14
Koppelingshendel.................................... 4-19LLuchtfilterelement .................................... 7-16MMatkleur, let op.......................................... 8-1
Modelinformatiesticker ............................ 10-2
Motorolie ................................................. 7-13
Motor raakt oververhit ............................. 7-38OOnderhoud ................................................ 8-1
Onderhoud en smering, periodiek ............. 7-5
Onderhoud, uitstootcontrolesysteem ........ 7-3
Ondersteunen van de motorfiets ............. 7-35PParkeren.................................................... 6-5
Plaats van de onderdelen ......................... 2-1
Positie bestuurdersvoetsteunen,
afstellen................................................. 4-25
Problemen oplossen ............................... 7-35RRegistratie van gegevens, voertuig ......... 10-2 Rem- en schakelpedalen, controleren en
smeren...................................................7-27
Remhendel ..............................................4-20
Remhendel en koppelingshendel,
controleren en smeren...........................7-27
Remlichtschakelaars................................ 7-21
Rempedaal ..............................................4-20
Remregelsysteem (BC) ...........................4-20
Remvloeistofniveau, controleren ............. 7-22
Remvloeistof, verversen ..........................7-23
Richtingaanwijzerschakelaar .....................4-3
SSchakelaar alarmverlichting .......................4-4
Schakelen ..................................................6-3
Schakelpedaal ......................................... 4-19
Schokdemperunit, afstellen ..................... 4-28
Serienummer motorblok ..........................10-1
Snelschakelsysteem ..................................3-5
Spanning aandrijfke tting ..........................7-23
Speciale kenmerken ..................................3-1
Specificaties...............................................9-1
Stallen ........................................................8-3
Stand van het stuur, afstellen .................. 4-26
Startblokkeersysteem ................................4-1
Startspersysteem ..................................... 4-30
Stationair toerental, controleren............... 7-16
Stop/Run/Start-schakelaar .........................4-4
Storingsindicatielampje (MIL) ....................4-6
Storingzoekschema ................................. 7-37
Stuurschakelaars .......................................4-3
Stuursysteem, controleren .......................7-29TTankdop ...................................................4-22
Tankoverloopslang .................................. 4-24
BEA-9-D0.book 1 ページ 2021年12月20日 月曜日 午後3時49分