WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, waardoor ernstig letsel
kan ontstaan.
• Gebruik winterbanden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Rijden met sneeuwkettingen
(behalve 235/55R19 banden)
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en ernstig letsel
het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik het LTA-systeem (Lane
Tracing Assist) (indien aanwezig)
niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist. Het verwijderen en
plaatsen van winterbanden heeft
namelijk invloed op de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het
chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat
het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.
4.6 Rijtips
298
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) PCS
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert of brandt)
(indien aanwezig)Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt: Geeft aan dat
er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash Safety-
systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar, corrigerende
maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 211, blz. 401)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehi-
cle Stability Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden.
Blz. 220
Controlelampje LTA*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Oranje) (indien aanwezig)Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane
Tracing Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 230)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF
*(waarschuwingszoemer)
Waarschuwingslampje Details/handelingen
(Knippert)
(indien aanwezig)Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een sto-
ring aanwezig is in de Toyota Parking Assist-sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Dit geeft aan dat het sys-
teem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat een sensor mo-
gelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 270, blz. 398)
*Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay (alleen 7 inch display).
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
393
7
Bij problemen
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Refrain from the Use of N
Position” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N.) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Shift into P to Restart”
(Tractiebatterij moet worden
beschermd. Schakel naar P om opnieuw
te starten.) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) bijna leeg is, doordat de
selectiehendel een bepaalde periode in
stand N heeft stilgestaan.
Zet bij het bedienen van de auto de
selectiehendel in stand P en herstart het
hybridesysteem.
Als “Shift to P when Parked” (schakel
naar stand P na parkeren) wordt
weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het contact niet UIT is gezet en de
selectiehendel in een andere stand dan P
stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in N Release Accelerator
Before Shifting” (Schakelstand is in N.
Laat gaspedaal los voor het schakelen)
wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt en de
selectiehendel in stand N staat. Laat het
gaspedaal los en zet de selectiehendel in
stand D of R.Als “Press Brake when Vehicle is
Stopped Hybrid System may Overheat”
(Trap rempedaal in als voertuig is
gestopt. Hybridesysteem kan
oververhit raken) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt om de
auto op een helling omhoog te laten
stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan
het hybridesysteem oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 211, blz. 390)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• AHB (Automatic High Beam)*
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
7
Bij problemen
• RSA (Road Sign Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
*
Indien aanwezig
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 211, blz. 390)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
*
Indien aanwezig
Als “Radar Cruise Control Unavailable
See Owner's Manual” (Dynamic Radar
Cruise Control-systeem niet
beschikbaar. Zie handleiding) wordt
weergegeven
Het Dynamic Radar Cruise
Control-systeem met volledig
snelheidsbereik (indien aanwezig) wordt
tijdelijk uitgeschakeld of tot het in de
melding aangegeven probleem is
opgelost. (Oorzaken en oplossingen:
→blz. 211)
Als “Radar Cruise Control Unavailable”
(Radar Cruise Control niet
beschikbaar) wordt weergegeven
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig) kan tijdelijk niet worden
gebruikt. Gebruik het systeem wanneer
dit weer beschikbaar is.
Waarschuwingszoemer
→Blz. 396
WAARSCHUWING!
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een
waarschuwingszoemer klinkt
wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
→Blz. 398
OPMERKING
“High Power Consumption Partial
Limit On AC/Heater Operation” (Hoog
stroomverbruik. Werking A/C en
verwarming beperkt) wordt
regelmatig weergegeven
Mogelijk is er een storing met betrekking
tot het laadsysteem of de 12V-accu kan
verouderd zijn. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als “Maintenance Required For
Traction Battery At Your Dealer”
(Onderhoud bij dealer vereist voor
tractiebatterij) wordt weergegeven
Het batterijpakket (tractiebatterij) moet
worden nagekeken of vervangen. Laat
de auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Wanneer u door blijft rijden zonder
het batterijpakket (tractiebatterij) te
laten nakijken, kan het
hybridesysteem niet worden gestart.
• Raadpleeg onmiddellijk een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het hybridesysteem
niet gestart kan worden.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
402
WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem (indien
aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
– E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
421
7
Bij problemen
Achterruitenwisser (→blz. 205)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Aan het openen van de ach-
terklep gekoppelde onder-
breking van de werking van
de achterruitenwisserUit Aan – – O
Ruitensproeiergekoppelde
werking achterruitenwisserAan Uit – – O
Schakelpositiegekoppelde
werking achterruitenwisser
(→blz. 206)Alleen één keerUit
––O
Continu
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*1(→blz. 212)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)*2Aan, uit – O –
Afstellen timing waarschu-
wingVroeg, gemiddeld, laat – O –
*1Indien aanwezig
*2Het systeem wordt automatisch ingeschakeld telkens wanneer het contact AAN wordt
gezet.
LTA (Lane Tracing Assist)
*(→blz. 220)
Functie Persoonlijke voorkeursinstellingABC
Functie midden rijstrook Aan, uit – O –
Stuurassistentiefunctie Aan, uit – O –
Gevoeligheid waarschuwing Hoog, standaard – O –
Waarschuwingsfunctie slin-
geren autoAan, uit – O –
Gevoeligheid waarschuwing
voor slingerenHoog, standaard, laag – O –
*Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
452
Inschakelen van het
LTA-systeem..............226
Inschakelen van het systeem. . . .288
Instellen van de rijsnelheid . .246
,248
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)........238
Instellingen tussenafstand
(afstandsregelmodus)........239
In-/uitschakelen van de
BSM-functie/RCTA-functie.....250
LTA (Lane Tracing Assist)*.....220
Meldingen op het multi-
informatiedisplay...........226
Naderingswaarschuwing
(afstandsregelmodus)........240
Ondersteunde soorten
verkeersborden............231
Ondersteunende systemen.....290
Ondersteunend systeem......208
Overzicht systeem..........280
Overzicht van de ondersteunende
systemen................290
Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)*........282
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)*.................285
PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)*...............212
PKSB (Parking Support Brake)* . .277
PKSB-systeem (Parking Support
Brake)..................277
Rijden in de
afstandsregelmodus.........237
Rijmodusselectieschakelaar. . . .286
RSA (Road Sign Assist)*.......230
Selecteren van de constante-
snelheidsregelmodus........240
Selecteren van een rijmodus. . . .286
Sensoren................209
Signaleerbare objecten.......212
Snelheidsbegrenzer*........247
Soorten sensoren.......283
,285
Systeemfuncties...........213
Systeemonderdelen . .235
,245,250,268
Toyota Parking Assist-sensor* . . .268
Toyota Parking Assist-sensor
in-/uitschakelen...........269
Toyota Safety Sense*........208Trail-modus (AWD-
uitvoeringen).............288
Uitschakelen en hervatten van de
constante-snelheidsregeling. . . .246
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsbegrenzer.........248
Uitschakelen en hervatten van de
snelheidsregeling...........240
Voorbeelden van het in werking
treden van de functie.....282
,285
Waarschuwingsfunctie.......233
Wanneer de Trail-modus in werking
is.....................288
Weergave en zoemer voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling............279
Weergave op het multi-
informatiedisplay...........231
Weergave sensorsignalering, afstand
tot object................274
Wijzigen van de ingestelde
snelheid..........238
,246,248
Wijzigen van de tussenafstand
(afstandsregelmodus)........239
Wijzigen van instellingen van het
Pre-Crash Safety-systeem.....214
Gebruik van de
opbergmogelijkheden.........314
Afdekplaat...............318
Bagageafdekking (indien
aanwezig)...............321
Bagagehaken.............318
Bekerhouders.............316
Consolevak..............315
Dashboardkastje...........315
Extra opbergvak (indien
aanwezig)...............317
Extra opbergvak opzij........320
Fleshouders..............316
Opbergruimte onder de afdekplaat
(indien aanwezig)...........320
Open opbergvak...........317
Overzicht van
opbergmogelijkheden........314
Pasjeshouder (auto's met rechtse
besturing)...............317
Plaats van de
opbergmogelijkheden........314
Voorzieningen in de
bagageruimte.............318
Index
590