2. Draai de tankdop langzaam open en
plaats hem in de houder in de
tankdopklep.
Als de tankdopklep niet kan worden
geopend
→Blz. 423
Sluiten van de tankdop
Draai na het tanken van brandstof de
tankdop tot u een klik hoort. Als u de dop
loslaat, zal hij iets in de andere richting
draaien.
WAARSCHUWING!
Vervangen van de tankdop
Gebruik alleen de originele
Toyota-tankdop voor uw auto. Als u
een andere tankdop gebruikt, kan er
brand ontstaan of kunnen er andere
problemen optreden met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
4.5 Gebruik van de
ondersteunende systemen
4.5.1 Toyota Safety Sense*
*Indien aanwezig
Toyota Safety Sense bestaat uit de
volgende ondersteunende systemen en
draagt bij aan een veilige en comfortabele
rijervaring:
Ondersteunend systeem
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→Blz. 212
LTA (Lane Tracing Assist)
→Blz. 220
AHB (Automatic High Beam)
→Blz. 198
RSA (Road Sign Assist) (indien aanwezig)
→Blz. 230
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
→Blz. 234
WAARSCHUWING!
Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te
helpen de gevolgen van een aanrijding
voor de inzittenden en de auto te
beperken of de bestuurder te
assisteren onder normale
rijomstandigheden. Vertrouw niet
blindelings op het systeem, aangezien
er een grens is aan de mate van
nauwkeurigheid bij de herkenning en
de ondersteunende mogelijkheden die
dit systeem kan bieden. Het is altijd de
verantwoordelijkheid van de
4.4 Tanken
208
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Refrain from the Use of N
Position” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N.) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Shift into P to Restart”
(Tractiebatterij moet worden
beschermd. Schakel naar P om opnieuw
te starten.) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) bijna leeg is, doordat de
selectiehendel een bepaalde periode in
stand N heeft stilgestaan.
Zet bij het bedienen van de auto de
selectiehendel in stand P en herstart het
hybridesysteem.
Als “Shift to P when Parked” (schakel
naar stand P na parkeren) wordt
weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het bestuurdersportier wordt geopend
terwijl het contact niet UIT is gezet en de
selectiehendel in een andere stand dan P
stond.
Zet de selectiehendel in stand P.
Als “Shift is in N Release Accelerator
Before Shifting” (Schakelstand is in N.
Laat gaspedaal los voor het schakelen)
wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt en de
selectiehendel in stand N staat. Laat het
gaspedaal los en zet de selectiehendel in
stand D of R.Als “Press Brake when Vehicle is
Stopped Hybrid System may Overheat”
(Trap rempedaal in als voertuig is
gestopt. Hybridesysteem kan
oververhit raken) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt om de
auto op een helling omhoog te laten
stilstaan, enz.
Als deze situatie blijft voortduren, kan
het hybridesysteem oververhit raken.
Laat het gaspedaal los en trap het
rempedaal in.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de
automatische power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.
Als “Engine Oil Level Low Add or
Replace” (Motoroliepeil laag. Bijvullen
of verversen) wordt weergegeven
Het motoroliepeil is mogelijk te laag.
Controleer het oliepeil en vul indien
nodig olie bij. Deze
waarschuwingsmelding verschijnt
mogelijk wanneer de auto op een helling
stilstaat. Plaats de auto op een
horizontale ondergrond en controleer of
de melding verdwijnt.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 211, blz. 390)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• AHB (Automatic High Beam)*
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
401
7
Bij problemen
WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswaarschuwings-
systeem
– AHB (Automatic High Beam) (indien
aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
– BSM (Blind Spot Monitor) (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem (indien
aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien aanwezig)
Bovendien kan het onderstaande
systeem niet volledig worden gebruikt,
maar worden mogelijk ook de
onderdelen van de aandrijflijn negatief
beïnvloed:
– E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval en ernstig letsel.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij hard
remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
421
7
Bij problemen
A
Antidiefstalsysteem...........73
Alarm*..................74
Bedienen van het systeem......73
Inbraaksensor en hellingsensor . . .76
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........74
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........74
Startblokkering.............73
Supervergrendeling*.........74
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............196
Achterruitenwisser en -sproeier . .205
AHB (Automatic High Beam)* . . .198
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......202
,205
Bediening...............201
Extended Headlight
Lighting-systeem..........198
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............200
Inschakelen van de koplampen . . .196
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............198
Inschakelen van het grootlicht . . .198
Lichtschakelaar............196
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .202
Schakelaar mistlampen.......201
Belangrijke informatie.........384
Alarmknipperlichten.........384
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............385
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .384
Bedieningsinstructies........384
De auto tot stilstand brengen . . .384
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........304
Automatische airconditioning . . .304
Bedienen van de
stoelverwarming...........311Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren.............311
Bedieningspaneel
airconditioning............304
Gebruik van de automatische
modus.................307
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........308
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........309
Stuurwielverwarming........310
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*..........310
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........307
Gebruik van de
interieurverlichting...........312
Bedienen van de
interieurverlichting.........313
Bedienen van de leeslampjes. . . .313
Overzicht interieurverlichting . . .312
Plaats van de interieurverlichting .312
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................208
BSM (Blind Spot Monitor)*.....249
Cruise control*............245
De Blind Spot Monitor-functie . . .262
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
(indien aanwezig)...........264
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................241
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......234
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............224
GPF-systeem
(benzineroetfilter)*.........289
Hervatten van het rijden met de
volgregeling als de auto is stilgezet
door het systeem
(afstandsregelmodus)........240
Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA).......242
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake........279
Index
589