3
Inhoud
Rijmodi (elektrisch) 176Stop & Start 176Bandenspanningswaarschuwingssysteem 178Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 180Head-up display 182Opslaan van snelheden 184Snelheidslimietherkenning en advies 184Snelheidsbegrenzer 187Cruise control - specifieke adviezen 189Cruise control 190Adaptive Cruise Control 192Active Safety Brake met Collision Risk Alert en Intelligent Emergency Braking Assistance 196Lane Departure Warning-systeem 199Vermoeidheidsherkenningssysteem 200Blind Spot Monitoring-systeem 201Parkeersensoren 203VisioPark Light 205Top Rear Vision 206
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 209Tanken 209Tankbeveiliging (diesel) 2 11Laadsysteem (elektrisch) 212Laden van de tractiebatterij (elektrisch) 220Spaarmodus 224Sneeuwkettingen 225Trekhaak 226Dakdragers/imperiaal 226Motorkap 228Motorruimte 229Controleren van de niveaus 229Snelle controles 232AdBlue® (dieselmotoren) 235
In de vrijloop zetten 237Onderhoudstips 239
8In geval van pech
Gevarendriehoek 242Als de brandstof opraakt (diesel) 242Gereedschapskoffer 243Bandenreparatieset 244Reservewiel 249Vervangen van een lamp 253Vervangen van een zekering 25912V-accu/accu 262Slepen/trekken 266
9Technische gegevens
Motorspecificaties en aanhangwagengewichten 269Dieselmotoren 270Elektromotor 274Afmetingen 276Identificatie van uw auto 279
10Bluetooth®-audiosysteem
Eerste stappen 280Stuurkolomschakelaars 281Menu's 282Radio 282DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 284Media 285Telefoon 288Veelgestelde vragen 291
11TOYOTA Pro Touch
Eerste stappen 294Stuurkolomschakelaars 295
Menu's 296Applicaties 298Radio 298DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 300Media 301Telefoon 302Instellingen 306Veelgestelde vragen 308
12 TOYOTA Pro Touch met navigatiesysteem
Eerste stappen 310Stuurkolomschakelaars 3 11Menu's 312Spraakcommando's 313Navigatie 318Onlinenavigatie 320Applicaties 323Radio 326DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 328Media 329Telefoon 330Instellingen 333Veelgestelde vragen 336
13Black boxes
■Alfabetische index
16
RemmenBlijft branden.Er is een kleine storing in het remsysteem gesignaleerd.Rijd met de nodige voorzichtigheid.Voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety BrakeKnippert.Het systeem wordt geactiveerd en remt de
auto kort af om de snelheid van de aanrijding met de voorligger te beperken.Blijft branden, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.Blijft branden, in combinatie met de weergave van een melding.Het systeem is uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.Zie het hoofdstuk Rijden voor meer informatie.
Dynamic Stability Control (DSC) en antispinregeling (ASR)Knippert.De DSC/ASR wordt geactiveerd wanneer de auto grip verliest of uit koers raakt.Blijft branden.Het DSC/ASR-systeem is defect.Voer (3) uit.
Storing in noodrem (met elektrisch bedienbare parkeerrem)Blijft branden, in combinatie met de melding “Storing parkeerrem”.De noodremfunctie werkt niet optimaal.Als automatisch deactiveren niet beschikbaar is, deactiveer de rem dan handmatig of voer (3) uit.
Hill Start AssistBlijft branden, in combinatie met de
melding “Storing in het antiterugrolsysteem”Er is een storing in het systeem.Voer (3) uit.
Dynamic Stability Control (DSC) en antispinregeling (ASR)Blijft branden.Het systeem is uitgeschakeld.Druk op de toets om de functie weer in te schakelen.De functie DSC/ASR wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart en als een snelheid van ongeveer 50 km/h wordt bereikt.
Bandenspanning te laagBlijft branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.De bandenspanning van een of meerdere wielen is te laag.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.Initialiseer het controlesysteem opnieuw nadat u de band(en) op de juiste spanning hebt gebracht.Het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert en blijft
vervolgens branden. Het onderhoudswaarschuwingslampje blijft branden.Het bandenspanningsbewakingssysteem is defect.De bandenspanning wordt niet langer bewaakt.Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning en voer (3) uit.
Voorgloeien motor (diesel)Tijdelijk ingeschakeld(Maximaal ongeveer 30 seconden bij
extreme weersomstandigheden.)Wanneer het contact AAN wordt gezet en het vanwege de weersomstandigheden en de motortemperatuur nodig is.Wacht met starten tot het lampje uitgaat.Wanneer het waarschuwingslampje dooft, wordt er meteen gestart wanneer u:– het koppelingspedaal intrapt (bij een handgeschakelde transmissie).– het rempedaal intrapt (bij een automatische transmissie).Als de motor niet aanslaat, probeer de motor dan opnieuw te starten terwijl u uw voet op het pedaal houdt.
Voorpassagiersairbag (ON)Blijft branden.De voorpassagiersairbag is ingeschakeld.De schakelaar staat in de stand “ON”.Plaats in dit geval GEEN kinderzitje “tegen de rijrichting in” op de voorpassagiersstoel - kans op ernstig letsel!
175
Rijden
6
N.NeutralOm de auto te kunnen verplaatsen als het contact UIT staat en om de vrijloop in te schakelen.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het in de vrijloop zetten van de auto.
D.Drive (vooruitrijden in de automatische stand)
B.Brake (regeneratief remmen)Toets voor het overschakelen op Drive (vooruitrijden in de automatische stand) met regeneratief remmen (het lampje van de toets gaat branden om aan te geven dat de functie is geactiveerd).
Informatie op het
instrumentenpaneel
Als het contact AAN staat, wordt de met de keuzeschakelaar ingeschakelde stand weergegeven op het instrumentenpaneel:P: Park.R: Reverse.N: Neutral.D: Drive (vooruitrijden in de automatische stand).B: Brake (vooruitrijden in de automatische stand, met de functie regeneratief remmen ingeschakeld).
Werking
► Beweeg de selectiehendel één of twee keer kort naar voren (N of R) of naar achteren (N of D) en passeer daarbij indien nodig het weerstandspunt.Om bijvoorbeeld vanuit stand P naar stand R te gaan (met het rempedaal ingetrapt) kunt u twee methodes gebruiken: u beweegt de selectiehendel twee keer naar voren en passeert daarbij het weerstandspunt niet of u beweegt de
selectiehendel één keer naar voren en passeert daarbij het weerstandspunt wel.
Regeneratief remmen
Bij het decelereren bij ingeschakelde Brake-functie
De Brake-functie simuleert het afremmen op de motor, waarbij de auto wordt afgeremd zonder dat u het rempedaal hoeft in te trappen. De auto wordt sneller afgeremd als de bestuurder het rempedaal helemaal loslaat.De energie die wordt teruggewonnen als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt gebruikt voor het bijladen van de tractiebatterij zodat de actieradius van de auto toeneemt.
WARNI NG
Als de auto door regeneratief remmen wordt
afgeremd, gaan de remlichten niet branden.
► Druk als stand D is geselecteerd op toets B om de functie in of uit te schakelen (het lampje
van de toets gaat branden als de functie wordt ingeschakeld).De D op het instrumentenpaneel wordt vervangen door een B.De systeemstatus blijft na het UIT zetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
WARNI NG
In bepaalde situaties (bijv. tractiebatterij volledig opgeladen, extreme buitentemperatuur) kan de mate van regeneratief remmen tijdelijk worden beperkt, waardoor de auto minder sterk wordt afgeremd.De bestuurder moet altijd op het verkeer blijven letten en op elk moment het rempedaal kunnen intrappen.
Met het rempedaal
Als het rempedaal wordt ingetrapt, regenereert het intelligente remsysteem automatisch een deel van de vrijkomende energie om daarmee de tractiebatterij bij te laden.Het regenereren van energie vermindert ook het gebruik en dus de slijtage van de remblokken.
NOTIC E
Het intrappen van het rempedaal kan voor de bestuurder anders aanvoelen dan bij een auto zonder regeneratief remsysteem.
196
Active Safety Brake met
Collision Risk Alert en
Intelligent Emergency
Braking Assistance
WARNI NG
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger.– verlaagt de snelheid van de auto om een aanrijding te voorkomen of de ernst ervan te verminderen.Dit systeem heeft drie functies:– Collision Risk Alert,– Intelligent Emergency Braking Assistance (iEBA).– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit en, afhankelijk van de uitvoering, een radar in de voorbumper.
W ARNI NG
Dit systeem kan nooit de noodzaak voor de bestuurder om zelf alert te blijven vervangen.Het systeem is ontworpen om de bestuurder te ondersteunen en de verkeersveiligheid te vergroten.De bestuurder moet zelf altijd de verkeersomstandigheden in de gaten blijven houden en zich aan de verkeersregels houden.
NOTIC E
Zodra het systeem een mogelijk obstakel detecteert, wordt het remsysteem voorbereid op een automatische remactie. Er kan dan een licht geluid hoorbaar zijn en mogelijk lijkt de auto wat
af te remmen.
Werkingsvoorwaarden en
beperkingen van het systeem
Auto rijdt naar voren.VSC-systeem is in werking.Veiligheidsgordels van alle inzittenden vastgemaakt.Constante snelheid op niet te bochtige wegen.In de volgende gevallen is het raadzaam het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu van de auto:– Trekken van een aanhangwagen.– Vervoeren van lange voorwerpen op dakdragers of een imperiaal.– Sneeuwkettingen gemonteerd.– Voordat de auto met draaiende motor in een wasstraat wordt gewassen.– Voordat de auto op een rollenbank in een werkplaats wordt gezet.– Auto wordt gesleept met draaiende motor.– Beschadigde voorbumper.– bij een beschadiging op de voorruit ter hoogte van de detectiecamera.
WARNI NG
Als de remlichten niet goed werken, kan het gevaarlijk zijn om met de auto te rijden.
198
Active Safety Brake
Deze functie, ook wel automatisch noodremsysteem genoemd, treedt in werking nadat de bestuurder is gewaarschuwd, maar niet snel genoeg reageert en het rempedaal niet bedient.De functie is bedoeld om de snelheid van de aanrijding te beperken of de frontale aanrijding met de voorligger te voorkomen wanneer de bestuurder niet ingrijpt.
Werking
Dit systeem werkt onder de volgende voorwaarden:– De rijsnelheid is niet hoger dan 60 km/h wanneer een voetganger wordt gesignaleerd.– De rijsnelheid is niet hoger dan 80 km/h wanneer een stilstaand voertuig of een fietser wordt gesignaleerd.– De rijsnelheid ligt tussen 10 km/h en 85 km/h (uitvoeringen met alleen een camera) of 140 km/h
(uitvoeringen met een camera en radar) wanneer een bewegend voertuig wordt gesignaleerd.Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) als de functie ingrijpt op de remmen van de auto.Bij auto's met een automatische transmissie begint de auto weer te rijden nadat deze door het automatische noodremsysteem tot stilstand is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u dit wilt voorkomen.Bij auto's met een handgeschakelde transmissie kan de motor afslaan als de auto door het automatische noodremsysteem tot stilstand wordt gebracht.
NOTIC E
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto weer overnemen door een
ferme stuurbeweging te maken en/of het gaspedaal stevig in te trappen.
NOTIC E
Als de functie in werking is, kunnen er lichte trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.Als de auto volledig tot stilstand is gekomen, blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden geactiveerd.
Uitschakelen/inschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch ingeschakeld als de motor wordt gestart.De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.Het uitschakelen van het systeem wordt bevestigd door het branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met de weergave van een melding.
Storing
In het geval van een storing gaat dit waarschuwingslampje branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
253
In geval van pech
8
WARNI NG
Na het verwisselen van een wielBerg het wiel met de lekke band op in de houder.Neem zo spoedig mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.Laat de lekke band nakijken. Na controle kan de monteur u vertellen of de band kan worden gerepareerd of moet worden vervangen.
NOTIC E
Sommige rijhulpsystemen moeten worden uitgeschakeld, zoals de Active Safety Brake.
NOTIC E
Als uw auto is voorzien van een bandenspanningswaarschuwingssysteem, controleer dan de bandenspanning en initialiseer het systeem opnieuw.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
NOTIC E
BandenspanningswaarschuwingssysteemHet stalen reservewiel heeft geen sensor.
NOTIC E
Wiel met wieldop
Plaats bij het monteren van het wiel de wieldop door eerst de inkeping uit te lijnen met het ventiel. Druk de wieldop vervolgens over de hele omtrek met de palm van uw hand op zijn plaats.
Vervangen van een lamp
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken
van de lampen.
WARNI NG
De koplampunits zijn voorzien van een lampglas van polycarbonaat met een beschermende coating:– Reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen schoonmaak- of oplosmiddelen.– Gebruik een spons en zeepsop of een pH-neutraal product.– Wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de koplampen, lampunits en de randen ervan gericht, om beschadiging van de beschermende coating en de afdichtrubbers te voorkomen.
342
12V-accu 232, 262–263, 262–265180° te openen 50
A
Aanhanger 121, 226Aanhangergewichten 269–270, 274Aansluiting 12 V 80, 82Aansluiting 220 V 83ABS 11 9Accessoires 11 6, 163Accu 224, 262Accu laden 264–265Achterbank 67Achterdeuren 37–38, 50, 257Achterklep 37–38, 40, 51Achterportieren 50Achterruitverwarming 98Achterstoel en -bank op rails 67, 72–74Achteruitrijcamera 181, 205–206, 208Achteruitrijlicht 257, 259Actieradius AdBlue 21, 232Actieradius AdBlue® 21Active Safety Brake 196, 198Adaptieve cruise control met Stop-functie 186–187Adaptieve snelheidsregelaar 186, 192, 194–195AdBlue® 21, 235AdBlue® bijvullen 236
AdBlue®-reservoir 236Afmetingen 276Afstandsbediening 31–37, 39, 159Afstellen van de koplamphoogte 111Afzetten van de motor 160, 162–163Airbags 128, 130–131, 133Airbags vóór 128–130, 134Airconditioning 93, 97
Airconditioning (handbediend) 94, 97Airconditioning met gescheiden regeling 98Alarmknipperlichten 11 7, 242Alarmsysteem 52–54Algemeen menu 28, 282Allesdragers 226Android Auto verbinding 303, 324Antiblokkeersysteem (ABS) 11 9–120Antidiefstalsysteem/Startblokkering 32Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 120, 123Apple®-speler 287, 301, 329Apple CarPlay verbinding 303, 323Apps 324Armleuning vóór 59, 80Automatische airconditioning met gescheiden regeling 95–96Automatische ruitenwissers 11 3Automatische transmissie ~ Versnellingsbak, automatische 168, 170–174, 177, 233, 264Automatisch inschakelen verlichting 108Automatisch noodremsysteem 196, 198
B
Bagageafdekking 84Bagagenet voor hoge belading 86–87Bagageruimte 51Banden 234, 279Bandencompressor 244Banden oppompen 234, 279
Bandenreparatieset 245, 247–248Bandenspanning 234, 245, 248, 279Bandenspanningscontrole (met set) 244–245, 247–248Bandenspanning te laag (detectie) 178Batterij afstandsbediening ~ Afstandsbediening, batterij 40–41, 101Batterij afstandsbediening vervangen ~ Afstandsbediening, batterij vervangen 40Bediening autoradio aan stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen aan stuurkolom 281, 295–296, 3 11Bekerhouder 80Beladen 85, 226Beveiliging tegen beknellen ~ Klembeveiliging 88Bijvullen AdBlue® 232, 236Binnenspiegel 62Bluetooth (handsfree set) 288–289, 304–305, 330–331Bluetooth (telefoon) 304–305, 330–331Bluetooth-telefoon met spraakherkenning 291
343
Alfabetische index
Bluetooth- verbinding 289, 304–305, 325, 330–331Boordcomputer 25–27Boordgereedschap 243Brandstof 8, 209Brandstofadditief 232–233Brandstofniveaumeter 209–2 11Brandstoftank 209, 209–2 11, 2 11
Brandstof tanken 210–2 11Brandstoftank leeg (diesel) 242Brandstofverbruik 8Brandstofvuldop ~ Brandstoftankdop 210–2 11Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 210–2 11Buitenspiegels 61–62, 98, 201–203
C
Carrosserie 240Carrosserie-onderhoud 240CD 286, 301CD MP3 286–287, 301CD-/MP3 -speler 286–287Centrale vergrendeling 31, 37, 42Claxon 11 9Configuratie van de auto 27–28Connectiviteit 323Contact 162–163, 332Contact aangezet 163Controlelampjes 12–13Controle motorolieniveau ~ Motorolieniveau, controle 20
Controlepaneel 214, 216Controles 229, 232–234
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - Digitale radio 284–285, 300, 328
Dagteller 24Dashboardkastje 80–81Datum (instellen) 30, 308, 335Datum instellen 30, 308, 335Derde remlicht 257Detectie obstakels 203Detectie te lage bandenspanning ~ Bandenspanning, detectie 178–179, 248, 253De tractiebatterij laden 216Dieselmotor 209, 229, 242, 270Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) 284, 300, 328Dimlicht 106, 254–255Dimmer dashboardverlichting ~ Dashboardverlichting (dimmer) 25Display instrumentenpaneel 25Dodehoekbewaking 201–202, 203Dubbele cabine met vaste achterbank 78–79Dubbele cabine met wegklapbare bank 79Dynamische noodrem 166–168
E
Eco-mode ~ Eco-modus 224Eco-rijden (adviezen) 8ECO-stand 176Eendelige vaste bank 68–69Een lamp vervangen (achterdeuren) 257Electronic Stability Program (ESC) 120, 123
Elektrisch bedienbare schuifdeur 37–38, 44–47Elektrisch bediende handrem ~ Handrem, elektrisch bediend 165–168, 233Elektrische ruitbediening 54Elektrisch verstelbare stoelen 57–58Elektromotor 5, 9, 28, 163, 212, 226, 229, 263, 267, 274Elektronische remdrukregelaar (REF) 11 9Elektronische remdrukregelaar (REF) ~ Electronic Brake Force Distribution (EBD) 11 9–120Elektronische sleutel 31, 164Elektronische startblokkering ~ Startblokkering, elektronische 159Elektronisch Stabiliteits Programma (ESP) 120–121, 123Energiestromen 28Etiketten 6, 67Extra verwarming 52, 99–101
F
Flacon AdBlue® 236