30
Instellen van datum en tijd
Zonder
Bluetooth®-audiosysteem
Stel de datum en tijd in via het display van het instrumentenpaneel.► Houd deze toets ingedrukt.
► Druk op een van deze toetsen om de te wijzigen instelling te selecteren.► Druk kort op deze toets om te bevestigen.► Druk op een van deze toetsen om de instelling te wijzigen en bevestig nogmaals
om de wijziging op te slaan.
Met Bluetooth®-audiosysteem
► Druk op de toets MENU voor toegang tot het hoofdmenu.► Druk op de toets “7” of “8” om het menu “Persoonlijke instellingen - configuratie” te selecteren en bevestig vervolgens uw keuze door op de toets OK te drukken.► Druk op de toets “5” of “6” om het menu “Configuratie display” te selecteren en bevestig
vervolgens uw keuze door op de toets OK te drukken.► Druk op de toets “5” of “6” en “7” of “8” om de waarden voor de datum en tijd aan te passen en bevestig vervolgens uw keuze door op de toets OK te drukken.
Met TOYOTA Pro Touch
► Selecteer het menu Instellingen in de bovenste balk van het touchscreen.► Selecteer “Configuratie”.► Selecteer “Datum en tijd”.
► Selecteer “Datum” of “Tijd”.► Selecteer het weergaveformaat.► Wijzig de datum en/of tijd met behulp van het numerieke toetsenbord.► Bevestig met “OK”.
Met TOYOTA Pro Touch met
navigatiesysteem
Het instellen van de tijd en de datum is alleen mogelijk als “GPS-synchronisatie” is uitgeschakeld.► Selecteer het menu Instellingen in de balk van het touchscreen.► Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.
► Selecteer “Tijd-datum instellen”.
► Selecteer het tabblad “Datum:” of “Tijd”.► Stel de datum en/of tijd in met behulp van het numerieke toetsenbord.► Bevestig met “OK”.
Extra instellingen
U kunt kiezen:– Om de tijdzone te wijzigen.– Om het weergaveformaat van de datum en tijd te wijzigen (12 uur/24 uur).– Om de functie voor de zomertijd in of uit te schakelen (+1 uur).– Om de GPS-synchronisatie in of uit te schakelen (UTC).
NOTIC E
Het systeem schakelt niet automatisch over op
wintertijd/zomertijd (afhankelijk van het land van verkoop).
298
Applicaties
Weergeven van foto's
Plaats een USB-stick in de USB-aansluiting.
WARNI NG
Gebruik om beschadiging van het systeem te voorkomen geen USB-verdeelstekker.
Het systeem kan mappen en beeldbestanden lezen in de formaten: .tiff, .gif, .jpg/jpeg, .bmp en .png.Druk op Applicaties om de hoofdpagina weer te geven.Druk op “Foto's”.
Selecteer een map.
Selecteer een afbeelding die u wilt bekijken.Druk op deze toets voor informatie over de foto.Druk op de pijl “Terug” om een niveau terug te gaan.
Berichten beheren
Druk op Applicaties om de hoofdpagina
weer te geven.Druk op “SMS”.
Selecteer het tabblad “SMS”.
Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.Druk op deze toets om een ontvanger te zoeken en te selecteren.Selecteer het tabblad “Snelberichten”.
Druk op deze toets om de scherminstellingen voor berichten te selecteren.Druk op deze toets om een nieuw bericht te schrijven.Druk op de prullenbak naast het geselecteerde bericht om het bericht te verwijderen.Druk op de toets naast het geselecteerde bericht om de secundaire pagina weer te geven.Druk op deze toets om de bestaande tekst te bewerken en aan te passen.Druk op deze toets om een nieuw bericht te schrijven.Druk op de prullenbak om het bericht te verwijderen.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.Druk op een van de toetsen voor automatisch zoeken naar een radiozender.
OfVerplaats de cursor om handmatig omhoog en omlaag te scrollen door de frequenties.OfDruk op de frequentie.
Voer de waarden van de FM- en AM-band in met het virtuele toetsenbord.Druk op “OK” om te bevestigen.
299
TOYOTA Pro Touch
11
WARNI NG
De radio-ontvangst kan worden verstoord door het gebruik van elektrische apparatuur die niet door Toyota is goedgekeurd, zoals een op de 12V-aansluiting aangesloten USB-lader.Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen,
gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.
Veranderen van
frequentieband
Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “Band” om de frequentieband te wijzigen.Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Opslaan van een
radiozender
Selecteer een radiozender of een frequentie.Druk kort op de lege ster. Als de ster is gevuld, is de radiozender al opgeslagen.Of
Selecteer een radiozender of een frequentie.Druk op “Voorinstelling”.Houd de toets waaronder u de zender wilt opslaan enige tijd ingedrukt.
Inschakelen/uitschakelen
RDS
Wanneer RDS is ingeschakeld, kunt u naar dezelfde zender blijven luisteren doordat de
radio automatisch afstemt op alternatieve frequenties.Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Schakel “RDS” in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden zijn sommige RDS-zenders echter niet in het hele land te ontvangen doordat niet alle zenders volledige dekking hebben in het land. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan wegvallen.
Weergeven van
tekstinformatie
Met de functie “Radiotekst” worden door de radiozender meegestuurde tekstberichten weergegeven die betrekking hebben op de radiozender of de muziek waarnaar wordt geluisterd.Druk op Radio Media om de hoofdpagina
weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Schakel “Nieuws” in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
TA-meldingen beluisteren
De TA-functie (Traffic Announcement, verkeersmelding) geeft voorrang aan het luisteren naar de TA-meldingen. Voor deze functie is een goede ontvangst nodig van een radiozender die dergelijke meldingen uitzendt. Wanneer een verkeersinformatiebericht wordt uitgezonden, wordt de geluidsbron die op dat moment wordt weergegeven automatisch onderbroken voor de weergave van de TA-melding. Zodra dit bericht is afgelopen, wordt de weergave van de oorspronkelijke geluidsbron hervat.Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.
300
Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Schakel “TA” in/uit.
Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
Audio-instellingen
Druk op Radio Media om de hoofdpagina
weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “Audio-instellingen”.
Selecteer het tabblad “Toon”, “Balans”, “Geluid”, “Stem” of “Beltonen” om de geluidsinstellingen te configureren.Druk op de pijl “Terug” om te bevestigen.
NOTIC E
In het tabblad “Toon” zijn de geluidsinstellingen Sfeer, Lage tonen, Medium en Hoge tonen voor elke audiobron verschillend en apart in te stellen.In het tabblad “Balans” zijn de instellingen Maximaal aantal passagiers, Bestuurder en Alleen voor voor alle audiobronnen gelijk.
Schakel in het tabblad “Geluid” de opties “Volume gekoppeld aan snelheid”, “Extra ingang” en “Toon kiezen” in of uit.
WARNI NG
De verdeling van het geluid (of de ruimtelijke verdeling bij het Arkamys©-systeem) in de auto gebeurt op basis van een geluidbewerkingssysteem om ervoor te zorgen dat alle inzittenden kunnen profiteren van een optimale geluidskwaliteit.
NOTIC E
Audiosysteem van de auto: het Sound Staging-systeem van Arkamys© zorgt voor een betere geluidsverdeling in het interieur.
DAB-radio (Digital Audio
Broadcasting)
DAB-radio
DAB-radio
Digitale radio zorgt voor een hogere geluidskwaliteit.
Via verschillende “multiplexen/bundels” kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “Band” om “DAB-band” te selecteren.Druk op het gearceerde gedeelte om te bevestigen.
FM-DAB Follow-up
“DAB” is niet overal beschikbaar.Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met “FM-DAB Follow-up” dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de overeenkomstige analoge “FM”-zender (indien beschikbaar).Druk op Radio Media om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.
303
TOYOTA Pro Touch
11
NOTIC E
Door uw eigen smartphone te synchroniseren kunt u de met CarPlay® of Android Auto compatibele apps van uw smartphone weergeven op het scherm van uw auto. Bij de CarPlay®-technologie moet de CarPlay®-functie vooraf op de smartphone zijn geactiveerd.
Ontgrendel de smartphone voor een goede communicatie tussen de smartphone en het systeem.Aangezien werkingsprincipes en normen permanent aan verandering onderhevig zijn, is het raadzaam om het besturingssysteem van uw smartphone en de datum en tijd op zowel de smartphone als het systeem up-to-date te houden.
CarPlay®-verbinding voor
smartphones
Verschilt per land.
NOTIC E
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay®-functie de Bluetooth®-verbinding
van het systeem.De functie “CarPlay” werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op Telefoon op het scherm van het systeem om de CarPlay®-interface weer te geven.OfAls de smartphone al via Bluetooth® is verbonden.
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Telefoon” op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “TELEFOON” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “CarPlay” om de CarPlay®-interface weer te geven.
NOTIC E
Als de USB-kabel wordt losgenomen en het contact UIT en weer AAN wordt gezet, schakelt het systeem niet automatisch over op de Radio Media-modus; de bron moet handmatig worden gewijzigd.
U kunt op elk gewenst moment de
navigatie via CarPlay® starten door op de toets Navigatie van het systeem te drukken.
Android Auto-verbinding
voor smartphones
Verschilt per land.Download de Android Auto-app op uw smartphone.
NOTIC E
De functie “Android Auto” werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
Niet via Bluetooth® verbonden
telefoon
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Telefoon” op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.Druk op “Android Auto” om de applicatie in het systeem te activeren.Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie “Android Auto” te activeren.Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.
Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.Bij het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de
304
Bluetooth®-functie van de smartphone te activeren.
Via Bluetooth® verbonden telefoon
Druk op “Telefoon” op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “TELEFOON” om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op “Android Auto” om de applicatie in het systeem te activeren.Tijdens de Android Auto-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
NOTIC E
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Een Bluetooth®-telefoon
koppelen
WARNI NG
Welke diensten beschikbaar zijn, is afhankelijk van het netwerk, de simkaart en de compatibiliteit van de gebruikte Bluetooth-apparaten. Raadpleeg de handleiding van de telefoon en uw provider voor informatie over welke diensten beschikbaar zijn.
NOTIC E
De Bluetooth-functie moet zijn geactiveerd en de telefoon moet zijn geconfigureerd als “zichtbaar voor alle apparaten” (in de telefooninstellingen).
Controleer bij het voltooien van de koppeling, ongeacht of dit vanaf de telefoon of het systeem wordt gedaan, of de code in het systeem gelijk is aan die in de telefoon.
NOTIC E
Als de koppelingsprocedure mislukt, raden we aan de Bluetooth-functie op de telefoon te deactiveren en vervolgens opnieuw te activeren.
Procedure via de telefoon
Selecteer de naam van het systeem in de lijst van gedetecteerde apparaten.Accepteer in het systeem het verbindingsverzoek van de telefoon.
Procedure via het systeem
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op “Bluetooth zoeken”.Het overzicht van gedetecteerde telefoons wordt weergegeven.Selecteer de naam van de gewenste telefoon in de lijst.
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de telefoon voor:– “Telefoon” (handsfree-set, uitsluitend telefoon);– “Streaming” (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden op de telefoon);– "Mobiele internetgegevens".Selecteer één of meer profielen.
Druk op “OK” om te bevestigen.
Afhankelijk van het type telefoon wordt u mogelijk gevraagd om het overbrengen van contacten en berichten te accepteren.
305
TOYOTA Pro Touch
11
NOTIC E
De mogelijkheid van het systeem om via één profiel verbinding te maken, hangt af van de telefoon.Het is mogelijk dat standaard alle drie de profielen worden gebruikt voor de verbinding.
NOTIC E
De profielen die compatibel zijn met het systeem zijn: HFP, OPP, PBAP, A2DP, AVRCP, MAP en PAN.
Ga naar toyota.nl voor meer informatie (compatibiliteit, hulp, enz.).
Automatisch opnieuw verbinding
maken
Wanneer u terugkomt in uw auto met de telefoon waarmee het laatst verbinding is gemaakt, wordt deze automatisch herkend en wordt binnen ongeveer 30 seconden na het AAN zetten van het contact de telefoon automatisch gekoppeld (Bluetooth ingeschakeld).Wijzigen van het verbindingsprofiel:Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.
Druk op de toets “TELEFOON” om de secundaire pagina weer te geven.
Druk op “Bluetooth-verbinding” om de lijst met gekoppelde apparaten weer te geven.Druk op de toets “Details”.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op “OK” om te bevestigen.
Beheren van gekoppelde telefoons
Met deze functie kunt u een apparaat verbinden of loskoppelen of een gekoppelde telefoon verwijderen.Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “TELEFOON” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “Bluetooth-verbinding” om de lijst met gekoppelde apparaten weer te geven.Druk op de naam van de in de lijst geselecteerde telefoon om deze los te koppelen.Druk er nogmaals op om de telefoon weer te koppelen.
Verwijderen van een telefoon
Druk op de prullenbak rechts boven op het scherm om een prullenbak naast de geselecteerde telefoon weer te geven.
Druk op de prullenbak naast de geselecteerde telefoon om deze telefoon te verwijderen.
Ontvangen van een oproep
Wanneer een oproep wordt ontvangen, is dit te herkennen aan een beltoon en een pop-upvenster op het scherm.Druk kort op de toets TELEFOON op het
stuurwiel om een binnenkomende oproep te beantwoorden.EnDruk lang
op de toets TELEFOON op het stuurwiel om de oproep te weigeren.OfDruk op “Gesprek beëindigen”.
Een gesprek tot stand
brengen
WARNI NG
Het gebruik van de telefoon tijdens het rijden wordt afgeraden.Breng de auto tot stilstand.
Gebruik de toetsen op het stuurwiel om te bellen.
306
Een nieuw nummer bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Voer het telefoonnummer in via het digitale toetsenbord.Druk op “Bellen” om het gesprek te starten.
Een contact bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Of houd de
toets TELEFOON op het stuurwiel ingedrukt.Druk op “Contacten”.Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.Druk op “Bellen”.
Een recent gebruikt nummer
bellen
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven.OfHoud de
toets op het stuurwiel ingedrukt.
Druk op “Recente oproepen”.
Selecteer het gewenste contact in de weergegeven lijst.
NOTIC E
U kunt altijd direct via de telefoon bellen; breng echter wel voor de veiligheid de auto eerst tot stilstand.
Instellen van de beltoon
Druk op Telefoon om de hoofdpagina weer te geven. Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Druk op “Beltoonvolume” om het staafdiagram van het volume weer te geven.Druk op de pijlen of verplaats de cursor om het volume van de beltoon in te stellen.
Instellingen
Configureren van profielen
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.Druk op “Profielen”.
Selecteer “Profiel 1”, “Profiel 2”, “Profiel 3” of
“Gemeenschappelijk profiel”.Druk op deze toets om met het virtuele toetsenbord een naam voor het profiel in te voeren.Druk op “OK” om op te slaan.
Druk op de pijl “Terug” om te bevestigen.
Druk op deze toets om het profiel te activeren.Druk nogmaals op de pijl “Terug” om te bevestigen.Druk op deze toets om het geselecteerde profiel te resetten.
Aanpassen van de
lichtsterkte
Druk op Instellingen om de hoofdpagina weer te geven.Druk op Helderheid.
Verplaats de cursor om de lichtsterkte van het scherm en/of het instrumentenpaneel (afhankelijk van de uitvoering) in te stellen.