3
Inhoud
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 166Snelheidslimietherkenning en advies 168Snelheidsbegrenzer 172Vaste snelheidsbegrenzer 174Cruise control - specifieke adviezen 174Programmeerbare cruise control 175Adaptive Cruise Control 177Opslaan van snelheden 181Active Safety Brake met Collision Risk Alert en Intelligent Emergency Braking Assistance 182Actief Lane Departure Warning-systeem 185Blind Spot Monitoring-systeem 190Vermoeidheidsherkenningssysteem 191Parkeersensoren 193Achteruitrijcamera 195Surround Rear Vision 197Top Rear Vision 200Park Assist 202
7Praktische informatie
Compatibiliteit van brandstoffen 206Tanken 206Tankbeveiliging (diesel) 208Laadsysteem (elektrisch) 208Laden van de tractiebatterij (elektrisch) 217Spaarmodus 221Sneeuwkettingen 221Sneeuwscherm 222Trekhaak 223Overbeladingsindicator 224Dakdragers/imperiaal 225Motorkap 226Motorruimte 228Controleren van de niveaus 228Snelle controles 231
AdBlue® (dieselmotoren) 234In de vrijloop zetten 237Onderhoudstips 238
8In geval van pech
Als de brandstof opraakt (diesel) 240Gereedschapsset 240Bandenreparatieset 242Reservewiel 244Vervangen van een lamp 248Zekeringen 25412V-accu/accu 254Slepen/trekken 258
9Technische gegevens
Afmetingen 261Motorspecificaties en aanhangwagengewichten 267Benzinemotoren 268Dieselmotoren 270Elektromotor 272Identificatie van uw auto 273
10Touchscreen Bluetooth-audiosysteem
Eerste stappen 274Stuurkolomschakelaars 275Menu's 276Radio 277DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 278Media 278Telefoon 280Instellingen 282Veelgestelde vragen 283
11TOYOTA Connect Radio
Eerste stappen 285Stuurkolomschakelaars 286Menu's 287Applicaties 288Radio 289DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 291Media 291Telefoon 293Instellingen 296Veelgestelde vragen 298
12TOYOTA Connect Nav
Eerste stappen 300Stuurkolomschakelaars 301Menu's 302Spraakcommando's 303Navigatie 307Onlinenavigatie 310Applicaties 312Radio 315DAB-radio (Digital Audio Broadcasting) 317Media 317Telefoon 319Instellingen 322Veelgestelde vragen 324
■Alfabetische index
4
Presentatie
Presentatie
Deze illustraties en beschrijvingen zijn bedoeld als richtlijn. De aanwezigheid en locatie van sommige onderdelen is afhankelijk van de versie, het uitrustingsniveau en het land van verkoop.
Instrumenten en bedieningsorganen
1.Ontgrendeling motorkap
2.Zekeringen dashboard
3.Claxon
4.Instrumentenpaneel
5.AlarmInstapverlichtingToets SOSBinnenspiegel of scherm Surround Rear Vision (Proace City)Observatiespiegel (Proace City Verso)Waarschuwingslampje voor veiligheidsgordels en voorpassagiersairbag (Proace City Verso)Bediening zonnescherm panoramadak (Proace City Verso)
6.Touchscreen Bluetooth-audiosysteemTouchscreen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav
7.USB-aansluiting
8.Verwarming/airconditioningOntwasemen en ontdooien voorruitOntwasemen en ontdooien achterruit
9.Elektrisch bedienbare parkeerremToets START/STOP
10.Transmissie (benzine of diesel)Keuzeschakelaar (Electric)
11 .12V-aansluiting
12.230V-accessoireaansluiting
13.Dashboardkastje
14.OpbergvakDashboardkastje
15.Uitschakelen van de voorpassagiersairbag (aan de zijkant van het dashboardkastje, bij geopend portier).
Schakelaars/toetsen aan/op het stuurwiel
1.Lichtschakelaar/bediening richtingaanwijzersToets voor het wijzigen van het beeld van de Surround Rear Vision (Proace City)Toets voor het inschakelen van de spraakherkenning
2.Ruitenwisserschakelaar/bediening ruitensproeier en boordcomputer
3.Bedieningsorganen voor het selecteren van de multimediabron (SRC), het beheren van muziek (LIST) en het beheren van telefoongesprekken (telefoon-symbool)
4.Bediening snelheidsbegrenzer/programmeerbare cruise control/Adaptive
Cruise Control
5.Rolknop voor het selecteren van de weergavemodus van het instrumentenpaneel
8
Milieuvriendelijk rijden
Milieuvriendelijk rijden verwijst naar een aantal dingen die u als automobilist in de dagelijkse praktijk kunt doen om het energieverbruik (brandstof en/of elektriciteit) en de CO2-uitstoot zo laag mogelijk te houden.
Maak optimaal gebruik van de transmissie
Rijd bij auto's met een handgeschakelde transmissie rustig weg en schakel zo snel mogelijk op. Schakel tijdens het accelereren vroegtijdig op.Kies bij een automatische transmissie voor de automatische modus. Trap het gaspedaal niet stevig of plotseling in.De schakeladviesindicator spoort u aan om de meest geschikte versnelling in te schakelen. Wanneer het schakeladvies op het instrumentenpaneel wordt weergegeven, volg dit dan direct op.Bij auto's met een automatische transmissie wordt deze indicator alleen in de handgeschakelde stand weergegeven.
Pas een soepele rijstijl toe
Houd een veilige afstand tot andere auto's aan, rem bij voorkeur af op de motor in plaats van met het rempedaal en trap het gaspedaal geleidelijk in. Hiermee kunt u het energieverbruik en de CO2-uitstoot verlagen en verkeerslawaai beperken.Rijd zoveel mogelijk in de ECO-rijmodus.Laat bij de automatische transmissie EAT8, met de keuzeschakelaar in stand D, de auto zoveel mogelijk uitrollen door het gaspedaal geleidelijk volledig los te laten om brandstof te besparen.Selecteer de cruise control wanneer het verkeer vlot doorstroomt.
Houd het gebruik van elektrische uitrusting onder controle
Als het passagierscompartiment te warm is, ventileer dit voor het wegrijden dan door de ruiten en de uitstroomopeningen te openen voordat u de airconditioning gaat gebruiken.Sluit bij een snelheid hoger dan 50 km/h de ruiten en laat de uitstroomopeningen geopend.Overweeg het gebruik van uitrusting die kan helpen
de temperatuur in het passagierscompartiment laag te houden (bijv. zonnescherm van het schuifdak of zonneschermen van de portierruiten).Wanneer de airconditioning niet automatisch wordt geregeld, schakel dan de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt.Schakel de ontwasemings- en ontdooifuncties uit als deze niet automatisch worden geregeld.Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Pas het gebruik van de koplampen en/of mistlampen aan de hoeveelheid zicht aan, overeenkomstig de wetgeving van het land waarin u rijdt.Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien (behalve in extreem koude omstandigheden: temperatuur lager dan -23°C). De auto warmt sneller op tijdens het rijden.Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparaten (zoals een DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer) op de auto aan om het energieverbruik te beperken.Koppel alle draagbare apparaten los voordat u de auto verlaat.
Beperk de oorzaken van een overmatig brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenredig over de auto. Plaats de zwaarste voorwerpen in de bagageruimte zo dicht mogelijk bij de achterstoelen.Beperk de belading en de luchtweerstand (bijvoorbeeld dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhangwagen) van uw auto. Gebruik bij voorkeur
een dakkoffer.Verwijder dakdragers en een imperiaal na gebruik.Vervang na de winter winterbanden zo snel mogelijk door zomerbanden.
11
Instrumenten
1
D.Resetten van de onderhoudsindicator.Tijdelijke herinnering aan onderhoudsinformatie.Herinnering aan de actieradius met het AdBlue®-systeem (diesel).Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar het bovenliggende niveau of annuleren van de actuele werking.
Displayschermen
Met LCD-pictogrammendisplay
Met LCD-tekstdisplay
Met matrixdisplay
Met matrixdisplay (Electric)
NOTIC E
Voor reizen in het buitenland kan de eenheid van de afstand worden aangepast: de snelheid moet namelijk worden weergegeven in de officiële eenheid van het land (km/h of mph). De eenheid kan bij stilstaande auto worden gewijzigd via het configuratiemenu van het display.
1.Instellingen van cruise control of snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
2.Schakeladviesindicator (benzine of diesel)Ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel) of stand keuzeschakelaar (Electric)
12
3.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met instrumentenpaneel met LCD-pictogrammen- en LCD-tekstdisplay (benzine of diesel)Displayzone bij instrumentenpaneel met matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen of melding over de status van functies, boordcomputer, digitale snelheidsmeter (km/h of mph), energiestroom/laadstatus auto (Electric), enz.
4.Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller
(km of mijl)Dagteller (km of mijl) (benzine of diesel)Resterende actieradius/geselecteerde rijmodus (Electric)Weergavezone bij instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay: waarschuwingsmelding of melding over de status van de functies, boordcomputer, enz.
5.Controlelampje koelvloeistoftemperatuur
6.Controlelampje motoroliepeil
7.Brandstofmeter
Digitaal instrumentenpaneel
Afhankelijk van de weergegeven pagina is het mogelijk dat bepaalde informatie niet of op een andere manier wordt weergegeven.Voorbeeld bij de weergavemodus METERS:
1.Brandstofmeter (benzine of diesel)Laadniveaumeter (Electric)
2.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph)Controlelampje READY (Electric)
3.Schakeladviesindicator (pijl en aanbevolen versnelling) (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar en ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie (benzine of diesel)Stand keuzeschakelaar (Electric)Geselecteerde rijmodus (anders dan Normal):– Eco– Power
4.Kilometerteller (km of mijl)
5.Instelling cruise control/snelheidsbegrenzerWeergave van verkeersborden snelheidslimiet
6.Te configureren gedeelte: op dit moment afgespeelde media, rijhulpsystemen, navigatie (afhankelijk van de uitvoering), informatie huidige rit (actieradius, verbruik, gemiddelde snelheid), koelvloeistoftemperatuur
7.Resterende actieradius (km of mijl)
8.Toerenteller (x 1.000 omw/min) (benzine of diesel)Vermogensmeter (Electric)
9.Laadniveau tractiebatterij (Electric)
Displays
Voor bepaalde functies met een controlelampje voor zowel de ingeschakelde als de uitgeschakelde status is er slechts één vaste locatie.
Permanente informatie
In de standaardweergave geeft het instrumentenpaneel het volgende weer:– op een vaste locatie:• Informatie met betrekking tot de transmissie en de schakeladviesindicator (benzine of diesel).• Informatie met betrekking tot de keuzeschakelaar (Electric).• Brandstofmeter (benzine of diesel).• Actieradius (benzine of diesel).• Koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of diesel).• Laadniveaumeter en actieradiusindicator (Electric).
13
Instrumenten
1
• Vermogensmeter (Electric).• Rijmodus.• Tijdelijk weergegeven statussen of waarschuwingsmeldingen.– op een variabele locatie:• Waarschuwingslampjes.• Digitale snelheidsmeter.• Kilometerteller.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde weergavemodus en actieve functies kan aanvullende informatie worden weergegeven:– Toerenteller (benzine of diesel).– Boordcomputer.– Rijhulpfuncties.– Snelheidsbegrenzer of cruise control.– Op dit moment afgespeelde media.– Navigatie-instructies.– Analoge snelheidsmeter.– Informatie elektromotor (vermogensmeter) in de Power-modus (Electric).– Energiestromen (Electric).
Configureren van het
instrumentenpaneel
Afhankelijk van de uitvoering kan de weergave van het instrumentenpaneel worden gewijzigd (kleur en/of weergavemodus).
NOTIC E
Taal en eenhedenDeze zijn afhankelijk van de instellingen van het touchscreen.Wanneer u in een land met andere afstands- en snelheidseenheden rijdt, moet de snelheid worden weergegeven in de officiële eenheid van dat land (km/h of mph).
WARNI NG
Voer deze instellingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit wanneer de auto stilstaat.
Selectie van de weergavekleur (benzine of diesel)
Afhankelijk van de uitvoering is de weergavekleur van het instrumentenpaneel afhankelijk van het voor het touchscreen geselecteerde kleurenschema.De instellingen kunnen worden gewijzigd via het menu Instellingen van het touchscreen.
Selecteren van de weergavemodus
In elke modus wordt specifieke informatie weergegeven op het instrumentenpaneel.
► Scrol met het scrollwieltje links op het stuurwiel door de verschillende weergavemodi van het instrumentenpaneel.► Druk op het scrollwieltje om de weergegeven modus te bevestigen.Als u het scrollwieltje niet indrukt, wordt de geselecteerde weergavemodus na enige tijd automatisch toegepast.
Weergavemodi
– Meters: standaardweergave van de analoge en digitale snelheidsmeter, de kilometerteller en:• brandstofmeter, koelvloeistoftemperatuurmeter en toerenteller (benzine of diesel).
• laadniveaumeter tractiebatterij en vermogensmeter (Electric).– Navigatie: specifieke weergave met de actuele navigatie-informatie (kaart en aanwijzingen).– Rijden: specifieke weergave met informatie over de actieve rijhulpsystemen.– Minimaal: tweedimensionale weergave met digitale snelheidsmeter, kilometerteller en:
68
WARNI NG
Voor de veiligheid is het frame van de hoofdsteun voorzien van inkepingen om te voorkomen dat de hoofdsteun zakt in het geval van een aanrijding.De hoofdsteun is goed afgesteld als de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte van de bovenzijde van het hoofd bevindt.Rijd nooit zonder hoofdsteunen. De hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
WARNI NG
Ga nooit rijden met passagiers op de achterstoelen als de hoofdsteunen zijn verwijderd of niet in de hoge stand staan; de hoofdsteunen moeten zijn geplaatst en in de hoge stand staan.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de veiligheidsgordels.
Voorzieningen in het
interieur
Matten
Plaatsen
Gebruik bij het bevestigen aan de bestuurderszijde alleen de bevestigingen in de vloerbedekking.De andere matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.
Verwijderen/plaatsen
► Verwijderen van de mat aan bestuurderszijde: schuif de stoel zo ver mogelijk naar achteren en draai de bevestigingen een kwartslag.
► Plaatsen: plaats de mat, plaats de bevestigingen en draai ze een kwartslag.► Controleer of de mat niet kan schuiven.
WARNI NG
Voorkomen dat de pedalen blijven hangen:– Gebruik alleen matten die geschikt zijn voor de bevestigingen die al aanwezig zijn in de auto. Deze bevestigingen moeten worden gebruikt.
– Leg nooit twee matten op elkaar.Het gebruik van matten die niet door TOYOTA zijn goedgekeurd, kan de bediening van de pedalen hinderen en de werking van de cruise control/snelheidsbegrenzer belemmeren.De goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Opbergunit boven het hoofd
Dit vak bevindt zich boven de zonnekleppen en is geschikt voor het opbergen van diverse voorwerpen.
11 4
NOTIC E
Het systeem is niet meer beschikbaar als de rijsnelheid:– Hoger is dan 70 km/h.– Wordt geregeld door de Adaptive Cruise Control, afhankelijk van het type transmissie.
Inschakelen
Het systeem is standaard niet geselecteerd.De status van de functie wordt niet opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
► Snelheid lager dan 50 km/h: houd deze toets ingedrukt tot het controlelampje gaat branden om het systeem te selecteren; dit lampje gaat groen branden op het instrumentenpaneel.Het systeem wordt actief bij een snelheid lager dan 30 km/h.► Zodra de afdaling begint, kunt u het gaspedaal en het rempedaal loslaten, het systeem regelt de snelheid:
– Als de eerste of tweede versnelling is ingeschakeld, wordt de snelheid verminderd en knippert het controlelampje snel,– Als de versnellingsbak in de neutraalstand staat of het koppelingspedaal is ingetrapt, wordt de snelheid verminderd en knippert het controlelampje langzaam; in dat geval is de snelheid waarmee wordt afgedaald lager.Als u op een afdaling terwijl de auto stilstaat het gaspedaal en het rempedaal loslaat, zet het systeem de remmen vrij om de auto geleidelijk in beweging te zetten.De remlichten gaan automatisch branden wanneer het systeem in werking is.Als de snelheid hoger wordt dan 30 km/h, wordt de regeling automatisch onderbroken. Het controlelampje op het instrumentenpaneel wordt dan weer grijs, maar het groene controlelampje van de toets blijft branden.De regeling wordt automatisch hervat zodra de snelheid lager wordt dan 30 km/h en wordt voldaan aan de voorwaarden met betrekking tot de helling en het loslaten van de pedalen.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal of rempedaal weer intrappen.
Uitschakelen
► Houd de toets ingedrukt tot het controlelampje uitgaat; het lampje op het instrumentenpaneel gaat ook uit.Als de snelheid hoger wordt dan 70 km/h, wordt het systeem automatisch uitgeschakeld; het controlelampje van de toets gaat uit.
Storing
In het geval van een storing gaat dit waarschuwingslampje groen branden op het instrumentenpaneel, in combinatie met een melding.Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-dealer of Toyota-hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige..