
111
3 3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
●Als het Smart entry-systeem met startknop
gedurende 14 dagen of langer niet gebruikt
is, kunnen de portieren niet via het passa-
giersportier worden ontgrendeld. Pak in
dat geval de greep van het bestuurders-
portier vast of gebruik de afstandsbedie-
ning of de mechanische sleutel om de por-
tieren te ontgrendelen.
■Energiebesparende functie voor de bat-
terij van de elektronische sleutel
Wanneer de energiebespaarmodus is inge-
schakeld, loopt de batterij veel minder snel
leeg omdat de ontvangst van radiogolven
door de elektronische sleutel wordt gestopt.
Druk twee keer in terwijl u ingedrukt
houdt. Ga na of het controlelampje van de
elektronische sleutel 4 keer knippert.
Het Smart entry-systeem met startknop kan
niet worden gebruikt als de energiebespaar-
modus is ingeschakeld. Druk op een van de
toetsen van de elektronische sleutel om de
functie te annuleren.
■Omstandigheden die de werking kun-
nen beïnvloeden
Het Smart entry-systeem met startknop
maakt gebruik van zwakke radiogolven. In de
volgende situaties wordt de communicatie
tussen de elektronische sleutel en de auto
mogelijk beïnvloed, waardoor het Smart
entry-systeem met startknop, de afstandsbe-
diening en de startblokkering niet goed wer-
ken. (Oplossingen: →Blz. 357)
●Wanneer de batterij van de elektronische
sleutel leeg is
●In de buurt van een televisiezendmast,
elektriciteitscentrale, tankstation, radiozen-
der, videowall, luchthaven of andere loca-
tie waar sterke radiogolven of elektromag-
netische velden aanwezig zijn
●Als u een draagbare radio, mobiele tele-
foon, draadloze telefoon of een ander
draadloos communicatiemiddel bij u draagt
●Wanneer de elektronische sleutel tegen
een van de volgende metalen voorwerpen
wordt gehouden of erdoor wordt bedekt
• Kaarten met aluminiumfolie
• Sigarettenpakjes met aluminiumfolie erin
• Metalen portemonnees of tassen
• Muntgeld
• Metalen handwarmers
• Media zoals CD's en DVD's
●Als er andere sleutels met afstandsbedie-
ning (die radiogolven uitzenden) in de
buurt gebruikt worden
●Als u de elektronische sleutel bij u draagt
samen met de volgende apparaten die
radiogolven uitzenden
• De elektronische sleutel of een afstands-
bediening van een andere auto die radio-
golven uitzendt
• Computers of pda's
• Digitale audioapparatuur
• Draagbare spelcomputers
●Als een metalen coating of metalen voor-
werpen aan de achterruit zijn bevestigd
●Wanneer de elektronische sleutel in de
buurt van een batterijlader of elektronische
apparaten wordt gehouden
■Aanwijzing voor de instapfunctie
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, werkt het
systeem in de volgende gevallen mogelijk
niet juist:
• De elektronische sleutel bevindt zich te
dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portie-
ren worden vergrendeld of ontgrendeld.
• De elektronische sleutel bevindt zich te
dicht bij de grond of te hoog of te dicht bij
de achterbumper bij het ontgrendelen van
de achterklep.
• De elektronische sleutel ligt op het dash-
board, de hoedenplank of de vloer, of in
een portiervak of het dashboardkastje als
de motor wordt gestart of het contact in
een andere stand wordt gezet.
●Laat de elektronische sleutel niet boven op
het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto ver-
laat. Afhankelijk van de ontvangst van de
radiogolven wordt de sleutel mogelijk
gesignaleerd door de antenne buiten het
interieur en kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde, waar-
door de elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 111 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

1123-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
●Zolang de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon
worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronische sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan de motor mogelijk
gestart worden als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
(Als de portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer 30
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zich in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendel- of ontgrendel-
sensor aanraakt terwijl u handschoenen
draagt, worden de portieren mogelijk niet
vergrendeld of ontgrendeld.
●Auto's zonder supervergrendeling: Wan-
neer de vergrendelactie is uitgevoerd met
de vergrendelsensor, worden maximaal
driemaal achter elkaar identificatiesignalen
getoond. Vervolgens worden geen identifi-
catiesignalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en ontgren-
deld. Volg in dit geval de correctieproce-
dure hieronder bij het wassen van de auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een
afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de
elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. (→Blz. 111)
●Als de elektronische sleutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel beide
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Het plotseling bedienen van de handgreep
of het bedienen van de handgreep direct
nadat u het effectieve bereik bent binnen-
gestapt, kan ontgrendeling van de portie-
ren belemmeren. Raak de ontgrendelsen-
sor van het portier aan en controleer of de
portieren worden ontgrendeld voordat u
opnieuw aan de portiergreep trekt.
●Het ontgrendelen van de auto duurt moge-
lijk langer als zich een andere elektroni-
sche sleutel in het effectieve bereik
bevindt.
■Als er gedurende langere tijd niet met
de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorko-
men, de elektronische sleutel niet binnen
een afstand van 2 m van de auto.
●Het Smart entry-systeem met startknop
kan vooraf worden uitgeschakeld.
(→Blz. 113)
●Het inschakelen van de energiebespaar-
modus van de elektronische sleutel helpt
te voorkomen dat de sleutelbatterij leeg-
raakt. (→Blz. 111)
■Voor een juiste bediening van het sys-
teem
●Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel
bij u hebt als u het systeem bedient. Houd
de elektronische sleutel niet te dicht bij de
auto als u het systeem van buitenaf
bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie
waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet cor-
rect door het systeem gesignaleerd, waar-
door het systeem wellicht niet juist functio-
neert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of
de functie die voorkomt dat de portieren per
ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 112 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

1544-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Zet, om de verlichting weer in te schakelen,
het contact AAN of zet de lichtschakelaar een
keer in stand OFF en daarna terug in stand
of .
■Zoemer verlichting
Er klinkt een zoemer als het contact UIT
wordt gezet en het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de verlichting is ingescha-
keld.
■Automatische verticale koplampverstel-
ling
De koplamphoogte wordt automatisch gere-
geld op basis van het aantal passagiers in de
auto en de mate van belading om verblinding
van andere weggebruikers door de koplam-
pen te voorkomen.
■Aan ruitenwissers voor gekoppeld
inschakelen van koplampen
Als de ruitenwissers voor worden gebruikt
wanneer de lichtschakelaar tijdens het rijden
overdag in stand staat, worden de kop-
lampen na enkele seconden automatisch
ingeschakeld om uw auto beter zichtbaar te
maken.
■Energiebesparende functie
Om te voorkomen dat de accu van de auto
ontladen raakt wanneer de lichtschakelaar in
de stand of staat terwijl het contact
UIT wordt gezet, schakelt de energiebespa-
rende functie van de accu alle verlichting na
ongeveer 20 minuten automatisch uit.
Onder de volgende omstandigheden wordt
de energiebesparende functie van de accu
uitgeschakeld.
●Wanneer het contact in stand ACC of AAN
wordt gezet
●Wanneer de lichtschakelaar in de stand
staat
●Wanneer een portier wordt geopend of
gesloten
■Verlichting Welcome Light-systeem
De koplampen en achterlichten gaan in het
donker automatisch branden wanneer u de
portieren ontgrendelt met de afstandsbedie-
ning als de lichtschakelaar in de stand
staat. De koplampen en achterlichten worden
na ongeveer 30 seconden automatisch uitge-
schakeld.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
1Druk bij ingeschakelde koplampen
de hendel van u af om het grootlicht
in te schakelen.
Auto's zonder High Beam Assist: Duw de
hendel van u af en laat hem los om het
grootlicht in te schakelen. Trek de hendel
naar u toe en laat hem los om het grootlicht
uit te schakelen en over te schakelen op
dimlicht.
Auto's met High Beam Assist: Duw met de
lichtschakelaar in de stand de hendel
van u af en laat hem los om de High Beam
Assist in te schakelen. Wanneer de High
Beam Assist is ingeschakeld, wordt afhan-
kelijk van de omstandigheden automatisch
overgeschakeld op grootlicht of dimlicht. Als
u de hendel van u af duwt en weer loslaat,
wordt de High Beam Assist uitgeschakeld en
wordt het grootlicht ingeschakeld.
Grootlicht handmatig inschakelen: Duw met
de lichtschakelaar in de stand de hen-
del van u af en laat hem weer los. Als u de
hendel naar u toe trekt en weer loslaat,
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
accu
Laat de verlichting niet langer branden dan
noodzakelijk is als de motor niet draait.
Inschakelen van het grootlicht
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 154 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

155
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
wordt het grootlicht uitgeschakeld en wordt
overgeschakeld op dimlicht.
2Een grootlichtsignaal geven door
aan de hendel te trekken
Hierdoor kan ook als de verlichting is uitge-
schakeld een grootlichtsignaal worden gege-
ven. Als de hendel wordt losgelaten, keert
de verlichting terug in de dimstand of wordt
de verlichting uitgeschakeld.
Dankzij dit systeem kunnen de koplam-
pen gedurende ongeveer 30 seconden
worden ingeschakeld wanneer het con-
tact UIT staat.
Trek, nadat u het contact UIT hebt
gezet, de hendel naar u toe en laat hem
los terwijl de lichtschakelaar in de stand
of staat.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
Het contact wordt AAN gezet.
De lichtschakelaar wordt ingescha-
keld.
U trekt de lichtschakelaar naar u toe
en laat hem los.
De portieren worden ontgrendeld
met het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening.
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur. (→Blz. 377)
*: Indien aanwezig
SRH (Steering Responsive Headlights)
is een functie die afhankelijk van de
stuurwielhoek en de rijsnelheid als
vooruit wordt gereden automatisch de
hoek van de koplampen aanpast om
kruispunten en bochten beter te verlich-
ten.
De functie werkt bij een rijsnelheid vanaf 8
km/h.
■Uitschakelen van SRH
SRH kan worden uitgeschakeld via een
instelling op het instrumentenpaneel.
(→Blz. 377)
Als SRH wordt uitgeschakeld, gaat het con-
trolelampje SRH OFF branden.
Extended Headlight
Lighting-systeem
SRH (Steering Responsive
Headlights)
*
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 155 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

157
4 4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
■Voorwaarden voor het automatisch in-
en uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld (na ongeveer 1
seconde):
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers
met ingeschakelde koplampen of achter-
lichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op
de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voorwaar-
den wordt voldaan, wordt het grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 50
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de
koplampen of achterlichten ingeschakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op
de weg voor u.
■Detectie-informatie stereocamera
●Als EyeSight is uitgevallen door een sto-
ring of tijdelijk is uitgeschakeld, werkt de
High Beam Assist niet. In dat geval worden
de dimlichten ingeschakeld.
●In de volgende situaties wordt het groot-
licht mogelijk niet automatisch uitgescha-
keld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht
opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de
eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers niet kunnen
worden gesignaleerd als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg• Wanneer tegenliggers opdoemen in de
rechter tegemoetkomende rijstrook op een
brede weg
• Wanneer de verlichting van tegenliggers of
voorliggers niet is ingeschakeld
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld
als een tegenligger wordt gesignaleerd die
zijn mistlampen aan heeft terwijl de kop-
lampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlichting,
straatverlichting, verkeerslichten of ver-
lichte billboards en andere reflecterende
objecten wordt mogelijk geschakeld van
grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht
mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van invloed
zijn op de reactietijd voor het in- of uitscha-
kelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen
en achterlichten van tegenliggers en voor-
liggers
• De beweging en richting van tegenliggers
en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voer-
tuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercen-
tage, bochten, toestand van het wegdek,
enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid
bagage in de auto
• Als er een vertraging in de respons zit door
de beperkingen van het detectiebereik van
de stereocamera
●Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht
in- of uitgeschakeld.
●Fietsen of vergelijkbare voertuigen worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het systeem
de helderheid van het omgevingslicht
mogelijk niet juist signaleren. Hierdoor blij-
ven de dimlichten mogelijk branden of gaat
het grootlicht knipperen of worden voet-
gangers, tegenliggers of voorliggers ver-
blind. Als dat het geval is, moet handmatig
geschakeld worden tussen grootlicht en
dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval,
mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt belem-
merd door damp, wasem, ijs, vuil, enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd is
• Als de stereocamera vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de stereocamera
extreem hoog is
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 157 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

165
4 4-5. EyeSight
Rijden
4-5.EyeSight
*1: Indien aanwezig
*2: EyeSight is een geregistreerd handels-
merk van SUBARU CORPORATION.
Als het Pre-Crash Brake-systeem in werking
treedt, worden door EyeSight de volgende
gegevens geregistreerd en opgeslagen. Er
worden geen gesprekken of andere audioge-
gevens opgeslagen.
●Beeldgegevens van de stereocamera
●Afstand tot de voorligger
●Rijsnelheid
●Draaihoek van het stuurwiel
●Zijdelingse beweging in verhouding tot de
rijrichting
●Bedieningsstatus van het gaspedaal
●Bedieningsstatus van het rempedaal
●Stand selectiehendel
●Kilometerstand
●Gegevens met betrekking tot het ABS, de
VSC en de TRC
Toyota en derden waarmee Toyota een con-
tract heeft, kunnen de opgeslagen gegevens
opvragen en gebruiken voor R&D op automo-
tivegebied. Toyota en derden waarmee
Toyota een contract heeft, zullen de opge-
vraagde gegevens uitsluitend onder de vol-
gende voorwaarden publiceren of verstrek-
ken aan andere partijen.
• De eigenaar van de auto heeft zijn of haar
toestemming gegeven.• De publicatie/verstrekking is opgedragen
door een gerechtelijk bevel of een wettelijk
voorschrift.
• Gegevens die zodanig zijn aangepast dat
de gebruiker en de auto niet identificeer-
baar zijn, worden verstrekt aan een onder-
zoeksinstituut voor statistische verwerking
of gelijksoortige doeleinden.
EyeSight*1, 2
EyeSight is een ondersteunend
systeem dat met behulp van ver-
schillende functies de bestuurder
helpt beslissingen te nemen om
veiliger en comfortabeler te rijden,
om zo vermoeidheid van de
bestuurder te helpen voorkomen.
Aan de hand van beelden van de
stereocamera signaleert EyeSight
voertuigen, obstakels, rijstroken
en andere objecten vóór de auto.
WAARSCHUWING
Veilig rijden blijft altijd de verantwoordelijk-
heid van de bestuurder. Houd u altijd aan
alle verkeersregels en aanwijzingen, ook
al is uw auto uitgerust met EyeSight. Blijf
altijd zorgen voor een veilige afstand tus-
sen uw auto en uw voorligger en blijf goed
letten op het verkeer om u heen en op de
rijomstandigheden.
Vertrouw niet uitsluitend op de werking
van EyeSight.
EyeSight is bedoeld om de bestuurder te
helpen beslissingen te nemen om de kans
op een ongeval of schade te verkleinen en
om meer ontspannen te rijden.
Vestig wanneer u door EyeSight wordt
gewaarschuwd extra aandacht op wat zich
vóór en in de directe omgeving van uw
auto bevindt en voer de benodigde hande-
lingen uit. Dit systeem is niet ontworpen
voor ondersteuning bij het rijden bij slecht
zicht en onder extreme weersomstandig-
heden of om ongevallen te voorkomen als
de bestuurder zich niet volledig op het rij-
den en de weg concentreert. Het systeem
kan ook niet onder alle rijomstandigheden
een aanrijding helpen te voorkomen.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 165 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

1964-5. EyeSight
■De snelheid tijdelijk verhogen
Trap het gaspedaal in om de snelheid
tijdelijk te verhogen.
Wanneer u het gaspedaal loslaat,
neemt de auto de ingestelde snelheid
weer aan.
Als de bestuurder door het gaspedaal
in te trappen de rijsnelheid verhoogt
terwijl de Adaptive Cruise Control in
werking is, wordt wit. Als de
bestuurder het gaspedaal weer heeft
losgelaten, wordt weer groen.
■De snelheid tijdelijk verlagen
Trap het rempedaal in om de rijsnelheid
te verlagen. Als het rempedaal wordt
ingetrapt, wordt de Adaptive Cruise
Control uitgeschakeld. wordt wit in
plaats van groen en het display van het
instrumentenpaneel blijft de ingestelde
snelheid weergeven.
Laat het rempedaal los en duw de
cruise control-schakelaar in de richting
van +RES om de ingestelde snelheid te
resetten.
Wit
■De instelling van de volgafstand
wijzigen
U kunt kiezen uit 4 instellingen voor de
volgafstand die tussen uw auto en uw
voorligger wordt aangehouden.
Elke keer dat de toets (instelling
volgafstand) wordt ingedrukt, wordt de
afstand tot de voorligger gewijzigd.
●De volgafstand verandert overeenkomstig
de rijsnelheid. Hoe hoger de rijsnelheid,
des te groter de volgafstand.
A
OPMERKING
Als uw auto een voorligger volgt, wordt
normaal gesproken de snelheid automa-
tisch verhoogd of verlaagd overeenkom-
stig de snelheid van de voorligger. Als uw
auto de voorligger echter dichter nadert
wanneer u bijvoorbeeld de snelheid moet
verhogen om van rijstrook te wisselen en
de voorligger plotseling zijn snelheid ver-
laagt, of als een ander voertuig plotseling
op uw rijstrook invoegt, gebruik dan het
gaspedaal of het rempedaal om uw snel-
heid overeenkomstig de situatie aan te
passen.
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 196 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM

233
4 4-6. Gebruik van overige rijsystemen
Rijden
Bedien het multi-informatiedisplay
(→Blz. 377) of het scherm van het mul-
timediasysteem om de BSD/RCTA in
en uit te schakelen (zie de handleiding
voor het multimediasysteem).
Wanneer het BSD/RCTA-systeem is
uitgeschakeld, brandt het controle-
lampje BSD/RCTA OFF op het
multi-informatiedisplay.
●Schakel in de volgende gevallen de
BSD/RCTA uit. Het systeem werkt mogelijk
niet goed door geblokkeerde radargolven.
• Bij het slepen van de auto
• Wanneer een fietsendrager of een ander
voorwerp op de achterzijde van de auto is
gemonteerd
• Wanneer de auto op een vermogensbank,
een rollenbank of iets dergelijks wordt
getest
• Wanneer u de wielen van de auto laat
draaien door gas te geven terwijl de auto
met de wielen van de grond is
●Als het contact UIT wordt gezet, wordt de
laatst bekende status van het systeem in
het geheugen opgeslagen. Als bijvoor-
beeld het contact UIT wordt gezet terwijl de
BSD/RCTA is uitgeschakeld, blijft de
BSD/RCTA uitgeschakeld als het contact
de volgende keer AAN wordt gezet.
De radarsensoren, één aan elke zijde
van de auto, zijn in de achterbumper
gemonteerd.
Radarsensoren
Als de radarsensoren gerepareerd of vervan-
gen moeten worden of als het gedeelte van
de bumper rondom de radarsensoren gere-
pareerd, gespoten of vervangen moet wor-
den, neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
In-/uitschakelen van de
BSD/RCTAOmgaan met de radarsensoren
A
GR 86_OM_Europe_OM18131E_1_2203.book Page 233 Tuesday, February 22, 2022 9:51 AM