WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Neem de camera niet uit elkaar,
breng er geen wijzigingen in aan en
spuit hem niet.
• Bevestig geen accessoires of stickers
op de camera.
• Plaats geen op de markt verkrijgbare
beschermingsonderdelen
(bumperbekleding, enz.) op de
achterbumper.
• Zorg ervoor dat de banden altijd de
juiste spanning hebben.
• Zorg ervoor dat de achterklep geheel
is gesloten.
RCD-functie wordt uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt het
systeem uitgeschakeld. De RCD-functie
werkt mogelijk niet goed waardoor het
gevaar bestaat dat er een ongeval
gebeurt.
• De hierboven genoemde punten zijn
niet in acht genomen.
• Er zijn andere dan originele
Toyota-onderdelen gebruikt voor de
wielophanging.
Scherm audiosysteem
AVoetgangerdetectie-icoon
Wordt automatisch weergegeven
wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd.Inschakelen/uitschakelen van de
RCD-functie
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de RCD-functie
in of uit te schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom RCD te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de RCD-functie wordt
uitgeschakeld, gaat het informatielampje
ondersteunende systemen branden
(→blz. 72) en wordt “Rear Camera
Detection OFF” (Rear Camera Detection
UIT) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Telkens wanneer het contact UIT en weer
AAN wordt gezet, wordt de RCD-functie
automatisch ingeschakeld.
Wanneer een voetganger wordt
gesignaleerd
Als de Rear Camera Detection-functie
een voetganger in het detectiegebied
signaleert, werken de zoemer en de
voetgangerdetectie als volgt:
AWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedAZoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
229
4
Rijden
BWanneer een voetganger wordt
gesignaleerd in gebiedBZoemer (als de auto stilstaat): Klinkt
driemaal
Zoemer (als de auto achteruitrijdt, als
een voetganger de achterzijde van de
auto nadert): Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
CAls het systeem oordeelt dat de kans
bestaat dat uw auto een voetganger
in gebied
Craakt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
Voetgangerdetectie-icoon: Knippert
De Rear Camera Detection-functie
werkt wanneer
• Het contact staat AAN.
• De RCD-functie is ingeschakeld.
• De selectiehendel staat in stand R.
• Advanced Park is uitgeschakeld
Instellen van het zoemervolume
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, RCTA en
RCD worden gelijktijdig aangepast.
(→Blz. 220)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer
Op het scherm van het audiosysteem
wordt een toets MUTE weergegeven
wanneer een object wordt gesignaleerd.
Selecteer
om het geluid van de
zoemer te dempen.
Het geluid van de zoemers voor de
Toyota Parking Assist-sensor, de RCTA
en de RCD-functie wordt gelijktijdig
gedempt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
• Sommige voetgangers, zoals
onderstaande, worden mogelijk niet
gesignaleerd door de Rear Camera
Detection-functie, waardoor de
functie niet goed werkt:
– Voetgangers die voorover buigen of
hurken
– Voetgangers die liggen
– Voetgangers die rennen
– Voetgangers die plotseling binnen
het detectiegebied komen
– Personen op een fiets, skateboard
of een ander klein vervoermiddel
– Voetgangers die ruimvallende
kleding, zoals een regenjas of een
lange rok, dragen waardoor hun
silhouet vaag wordt
– Voetgangers van wie het lichaam
gedeeltelijk verborgen is achter een
object, zoals een winkelwagen of
paraplu
– Voetgangers die niet te zien zijn
door donkerte, bijvoorbeeld 's
nachts
• In bepaalde situaties, zoals
onderstaande, worden voetgangers
mogelijk niet gesignaleerd door de
Rear Camera Detection-functie,
waardoor de functie niet goed werkt:
– Bij achteruitrijden in slecht weer
(regen, sneeuw, mist, enz.)
– Wanneer de camera achter is bedekt
(er zit vuil, sneeuw, ijs, enz. op) of als
er krassen op zitten
–
Wanneer een zeer fel licht,
bijvoorbeeld de zon of de koplampen
van een ander voertuig, rechtstreeks
in de camera achter schijnt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
230
• Omstandigheden waaronder de
werking van de Rear Camera
Detection-functie mogelijk niet opvalt
– Als de zoemer moeilijk te horen is
wanneer er veel omgevingsgeluid is,
het volume van het audiosysteem
hoog staat, de airconditioning is
ingeschakeld, enz.
– Als de temperatuur in het interieur
extreem hoog of laag is, werkt het
scherm van het audiosysteem
mogelijk niet goed.
4.5.15 PKSB (Parking Support
Brake)*
*Indien aanwezig
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) bestaat uit de volgende functies
die werken bij rijden met een lage
snelheid of achteruitrijden, bijvoorbeeld
bij het parkeren. Wanneer het systeem
oordeelt dat de kans op een aanrijding
met een object of een voetganger groot
is, wordt er een waarschuwing
geactiveerd om de bestuurder aan te
sporen om uit te wijken. Wanneer het
systeem oordeelt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd object of
een voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om te
helpen een aanrijding te voorkomen of
om de impact van een aanrijding te
helpen verminderen.
PKSB-systeem (Parking Support Brake)
Het systeem kan de volgende objecten
signaleren. (De signaleerbare objecten
verschillen afhankelijk van de functie.)
• Stilstaande objecten voor en achter de
auto (→blz. 237)
• Bewegende voertuigen achter de auto
(→blz. 240)
• Voetgangers achter de auto
(→blz. 241)
• Stilstaande objecten rond de auto
(auto's met Advanced Park)
(→blz. 243)
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval. Controleer altijd de omgeving
van uw auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren, radars en camera zijn
beperkt. Controleer altijd de omgeving
van uw auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving. Het
PKSB-systeem (Parking Support
Brake) is ontworpen om te helpen de
ernst van een aanrijding te
verminderen. Onder sommige
omstandigheden is het echter
mogelijk dat het systeem niet werkt.
• Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet het PKSB-systeem
(Parking Support Brake)
uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties
het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) uit, omdat het systeem anders
mogelijk zelfs werkt als er geen kans op
een aanrijding is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
232
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de wielophanging
Wijzig de wielophanging van de auto
niet. Als de hoogte of de hellingshoek
van de auto wordt gewijzigd, kunnen de
sensoren signaleerbare objecten
mogelijk niet signaleren en werkt het
systeem mogelijk niet goed, hetgeen
kan leiden tot een ongeval.Inschakelen/uitschakelen van de PKSB
(Parking Support Brake)
De PKSB (Parking Support Brake) kan
worden ingeschakeld/uitgeschakeld via
het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de PKSB
(Parking Support Brake) in of uit te
schakelen. (→Blz. 82)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofom PKSB te
selecteren en druk vervolgens op.
Wanneer de PKSB (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld, gaat het
controlelampje Driving Assist-informatie
(→blz. 72) branden.
Als OFF (uitgeschakeld) wordt
geselecteerd, wordt de PKSB (Parking
Support Brake) uitgeschakeld en niet
meer ingeschakeld totdat de instelling
wordt gewijzigd in ON via het
multi-informatiedisplay. (De functie
wordt niet weer ingeschakeld door de
startknop te bedienen.)
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het scherm
van het audiosysteem (auto's met
Advanced Park) en het multi-
informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
233
4
Rijden
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Scherm audiosysteem: Geen
waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
Scherm audiosysteem: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Scherm audiosysteem: BRAKE!
(Remmen!)
Multi-informatiedisplay: BRAKE!
(Remmen!)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.
Scherm audiosysteem: “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
Multi-informatiedisplay: “Switch to
Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
weergegeven.)
Informatielampje ondersteunende
systemen: Brandt
Zoemer: Klinkt herhaaldelijk
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
234
Scherm audiosysteem
Geeft een melding weer om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken wanneer er
een voetganger wordt gesignaleerd in het
detectiegebied achter de auto.
AVoetgangerdetectie-icoon
BRemherinnering
WAARSCHUWING!
Als het systeem onnodig wordt
geactiveerd
Trap het rempedaal in direct nadat het
systeem in werking is getreden. (De
werking van de functie wordt
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen.)
Juist gebruik van het systeem
→Blz. 228
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 72, blz. 377) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert
tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto.
– Het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat een noodstop
noodzakelijk is om een aanrijding
met een voetganger te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer
achter de auto gesignaleerd.
• Remregeling
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
Opnieuw inschakelen van het systeem
→Blz. 236
Detectiegebied
Het detectiegebied van het systeem ver-
schilt van het detectiegebied van de RCD-
functie (→
blz. 229). Daardoor wordt de
PKSB (Parking Support Brake) mogelijk
niet geactiveerd, ook al signaleert de
RCD-functie een voetganger en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 230
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 231
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Lage objecten (stoepranden,parkeerblokken, enz.)
– Hoge objecten waarbij het bovenste deel uitsteekt
• Zelfs als er zich een object in het beoogde parkeervak bevindt, wordt
dit mogelijk niet gesignaleerd en
wordt de begeleiding mogelijk toch
gestart.
• Als het systeem in werking is en de kans bestaat dat uw auto een
voertuig, parkeerblok, object of
persoon raakt, trap dan het rempedaal
in om de auto tot stilstand te brengen
en druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om het systeem uit te
schakelen.
• Gebruik nooit alleen het scherm van het audiosysteem om het gebied
achter de auto te bekijken. De
afbeelding wijkt mogelijk af van de
werkelijke situatie. Als u tijdens het
achteruitrijden alleen het scherm
gebruikt, kan dat leiden tot een
ongeval, bijvoorbeeld een aanrijding
met een ander voertuig. Let bij het
achteruitrijden rechtstreeks of door
gebruik te maken van de spiegels op
de veiligheid van het gebied rondom
de auto, met name achter de auto.
• Bij extreem lage buitentemperaturen is het scherm mogelijk donker of het
weergegeven beeld onduidelijk.
Controleer ook via de ruiten en
spiegels de veiligheid van het gebied
rondom de auto, aangezien
bewegende objecten mogelijk
vervormd of helemaal niet op het
scherm worden weergegeven.
• In de volgende situaties wordt Advanced Park, terwijl de auto erdoor
tot stilstand is gebracht, mogelijk
uitgeschakeld en komt de auto
mogelijk in beweging. Trap het
rempedaal onmiddellijk in. Anders kan
zich een ongeval voordoen.– Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Als instructies van het systeem nietbinnen een bepaalde tijd worden
opgevolgd
– Als het rempedaal wordt ingetrapt en de auto gedurende een bepaalde
tijd stilstaat
– Wanneer een storing in het systeem optreedt
• Let goed op de volgende punten, aangezien het stuurwiel draait als het
systeem in werking is.– Let erop dat uw stropdas, sjaal of arm niet door het draaiende
stuurwiel geraakt kan worden. Houd
uw bovenlichaam uit de buurt van
het stuurwiel. Houd ook kinderen uit
de buurt van het stuurwiel.
– Lange vingernagels kunnen door het draaiende stuurwiel geraakt
worden waardoor u letsel kunt
oplopen.
– Breng in een noodgeval de auto tot stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park
om het systeem uit te schakelen.
• Zorg ervoor dat niemand zijn of haar handen of voeten uit het raam steekt
terwijl dit systeem in werking is.
Voor een juiste werking van Advanced
Park
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan mogelijk niet veilig met de auto
gereden worden en kan een ongeval het
gevolg zijn.
• Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Als u op andere plekken dan in gebruikelijke parkeervakken wilt
parkeren
– Als de parkeerplaats is bedekt met zand of grind en er geen duidelijke
belijning is aangebracht
– Als het parkeervak niet horizontaal is, bijvoorbeeld op een helling, of als
er hoogteverschillen zijn
– Mechanisch parkeersysteem
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Neem de voorzorgsmaatregelen voor
het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor in acht, omdat anders
een sensor mogelijk niet goed werkt,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
• In de volgende situaties werken de
sensoren mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Rijd voorzichtig verder.
–
Als er zich een geparkeerde auto
naast het beoogde parkeervak be-
vindt en het weergegeven beoogde
parkeervak zich ver van het wer-
kelijke beoogde parkeervak bevindt,
is een sensor mogelijk verkeerd
uitgelijnd. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats geen accessoires binnen het
detectiegebied van de sensoren.
In- en uitschakelen van Advanced Park
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park.
Als de schakelaar wordt ingedrukt terwijl
de begeleiding is gestart, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden van Advanced
Park
De begeleiding zal starten als aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het rempedaal is ingetrapt• De auto staat stil
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt
• Het stuurwiel wordt niet bediend
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• Alle portieren zijn gesloten
• De buitenspiegels zijn niet ingeklapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
• De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is niet
ingeschakeld
• Het ABS, de VSC, de TRC, het PCS en
de PKSB werken niet
• De auto bevindt zich niet op een steile
helling
• De VSC en TRC zijn niet uitgeschakeld
Controleer de op het scherm van het
audiosysteem weergegeven melding als
de begeleiding niet kan worden gestart
(→blz. 267)
Begeleidingsschermen Advanced Park
Begeleidingsschermen worden
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem.
Begeleidingsscherm (bij starten
begeleiding)
AVak beoogd parkeervak (blauw)
BAdviesweergave
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
250