WAARSCHUWING!(Vervolg)
Plaatsen van de sleepogen op de auto
Controleer of de sleepogen goed
vastzitten. Als dat niet het geval is, dan
kunnen de sleepogen bij het slepen
losraken.
OPMERKING
Voorkomen van beschadigingen aan de
auto tijdens slepen in een noodgeval
Maak de kabel of de ketting niet vast aan
onderdelen van de wielophanging.
7.2.2Als u denkt dat er iets mis is
Als u een van de volgende verschijnselen
opmerkt, moet uw auto mogelijk worden
afgesteld of gerepareerd. Neem zo snel
mogelijk contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Zichtbare symptomen
• Sporen van lekkage onder de auto. (Na
gebruik van de airconditioning is
waterlekkage normaal.)
• Banden die er te zacht uit zien of die
ongelijkmatig versleten zijn
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter staat
voortdurend hoger dan normaal.
Hoorbare symptomen
• Abnormale uitlaatgeluiden
• Overmatig piepende banden bij het
nemen van een bocht
• Vreemde geluiden die gerelateerd zijn
aan de wielophanging
• Pingelende of andere abnormale
geluiden van het hybridesysteemMerkbare symptomen
• De motor hapert, stottert of draait
onregelmatig
• Een merkbaar verlies aan trekkracht
• De auto trekt tijdens het remmen
sterk naar één kant
• De auto trekt sterk naar één kant,
terwijl u rechtuitrijdt op een vlakke
weg
• Teruglopende remwerking, sponzig
gevoel in het rempedaal, een
rempedaal dat bijna tot op de vloer
kan worden ingetrapt
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen
– Controleer of de sensoren die het
Toyota Safety System gebruikt
bedekt zijn met verontreinigingen.
Verwijder ze indien aanwezig.
(→Blz. 170)
– Verwijder eventueel aanwezige
verontreinigingen van de
radarsensoren opzij achter.
– Sluit de achterklep.
Geeft aan dat de sensoren mogelijk niet
goed werken. (→Blz. 173)
Wanneer de problemen zijn opgelost en
de sensoren weer werken, verdwijnt deze
melding mogelijk vanzelf.
Als “System Stopped Front Camera
Low Visibility See Owner's Manual”
(Systeem uitgeschakeld. Slecht zicht
camera voor. Zie handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
•
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
– Wis de voorruit schoon met de
ruitenwissers.
– Ontwasem de voorruit met de
airconditioning.
– Sluit de motorkap en verwijder
eventuele stickers en dergelijke
zodat de camera voor niet meer
wordt afgedekt.
Als “System Stopped Front Camera Out
of Temperature Range Wait until Normal
Temperature” (Systeem uitgeschakeld.
Camera voor buiten temperatuurbereik.
Wacht tot temperatuur normaal is)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
• LTA (Lane Tracing Assist)
• AHB (Automatic High Beam)
• Dynamic Radar Cruise Control
• Snelheidsbegrenzer (indien aanwezig)
•
RSA (Road Sign Assist) (indien
aanwezig)
Voer de onderstaande
correctieprocedures uit.
–
Als de camera voor heet is, bijvoor-
beeld doordat de auto in de zon heeft
gestaan, maak dan gebruik van de
airconditioning om het gedeelte
rondom de camera voor af te koelen.
– Als bij het parkeren van de auto
gebruik is gemaakt van een
zonnescherm, kan bij bepaalde
typen zonneschermen door het
zonlicht dat door het oppervlak
ervan wordt gereflecteerd de
temperatuur van de camera voor
extreem hoog oplopen.
–
Als de camera voor koud is, bijvoor-
beeld doordat de auto in een zeer
koude omgeving heeft gestaan, maak
dan gebruik van het airconditioning-
systeem om het gedeelte rondom te
camera voor op te warmen.
Als “System Stopped Front Radar
Sensor Blocked Clean Radar Sensor”
(Systeem uitgeschakeld. Radarsensor
voor geblokkeerd. Reinig radarsensor)
wordt weergegeven
Geeft aan dat een van de volgende
systemen is uitgeschakeld:
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
• LDA (Lane Departure Alert)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
383
7
Bij problemen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• M20A-FXS motor: Bevestig, na
vervanging, de uitlaatslang en de
plug van de uitlaatopening stevig op
de uitlaatopening van de
vervangende 12V-accu. Wanneer
deze niet goed worden geplaatst,
kunnen gassen (waterstof ) in het
interieur van de auto terechtkomen
en kan het gas ontbranden en
ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren, enz.
Voorkomen van beschadiging van de
auto (M20A-FXS motor)
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.11 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 76) komt in het rode gebied of
u merkt dat het hybridesysteem
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.Correctieprocedures
Als de koelvloeistoftemperatuurmeter in het
rode gebied komt of “Engine Coolant Temp
High Stop in a Safe Place See Owner’s
Manual” (Koelvloeistoftemperatuur te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg handleiding) op het
multi-informatiedisplay wordt weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
2ZR-FXE motor
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
414
M20A-FXS motor
ARadiateur
BKoelventilatoren
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes MAX en
MIN bevindt.
AReservoir
BBovenste streepje (MAX)
COnderste streepje (MIN)
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilatoren van de radiateur
draaien en of er geen koelvloeistof
lekt uit de radiateur of de slangen.
De koelventilatoren gaan draaien als
de airconditioning wordt
ingeschakeld direct na een koude
start. Controleer of de ventilatoren
draaien door ernaar te luisteren en te
voelen of er luchtstroom is. Schakel
als u hier niet zeker van bent de
airconditioning nog een aantal keer in
en uit. (De ventilatoren werken
mogelijk niet bij temperaturen
beneden het vriespunt.)
7. Als de ventilatoren niet draaien: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilatoren draaien: Laat de
auto nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
415
7
Bij problemen
Airconditioning (→blz. 288)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Schakelen tussen buiten-
luchtmodus en de aan de
schakelaar AUTO gekoppelde
recirculatiemodus
*
Aan Uit O — O
Automatische bediening
toets A/C
*Aan Uit O — O
*Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in My Settings.
Bandenspanningswaarschuwingssysteem (→blz. 336)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Instelling eenheid banden-
spanningkPa psi, bar — O —
Verlichting (→blz. 296)
FunctieStandaardinstel-
lingPersoonlijke
voorkeursinstel-
lingABC
Tijd die verstrijkt voordat de
interieurverlichting uitgaat*115 secondenUit
O—O 7,5 seconden
30 seconden
Werking nadat het contact
UIT is gezetAan Uit — — O
Werking als de portieren wor-
den ontgrendeldAan Uit — — O
Werking wanneer u de auto
nadert terwijl u de elektroni-
sche sleutel bij u draagtAan Uit — — O
Verlichting bekerhouders
*1, 2
en verlichting open opberg-
vak*1, 2Aan Uit — — O
Verlichting portierbekle-
ding
*1, 2Aan Uit — — O
*1Deze instelling is afhankelijk van de instellingen in My Settings.
*2Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
436
Antidiefstalsysteem
Alarm*..................66
Bedienen van het systeem......65
De inbraaksensor............68
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........66
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........66
Startblokkering.............65
Supervergrendeling*.........65
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers
AHB (Automatic High Beam). . . .158
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......162 , 165
Bedieningsinstructies.....156 , 161
Draaiknop koplampverstelling . . .158
Extended Headlight Lighting-
systeem................158
Gebruik van het Automatic High
Beam-systeem............159
Handmatig in- en uitschakelen
van het grootlicht..........160
Inschakelen van het grootlicht . . .157
Lichtschakelaar............156
Ruitenwisser en -sproeier achter .165
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .162
Schakelaar mistlampen.......161
Belangrijke informatie
Alarmknipperlichten.........366
Als de auto onder water staat
of het water op de weg stijgt. . . .367
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .366
Bedieningsinstructies........366
De auto tot stilstand brengen . . .366
Favoriete instellingen
My Settings..............128
Opgeslagen functies.........128
Types authenticatie-apparaten . .128
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
Automatische airconditioning . . .288
Bedieningsinstructies........295
Bedieningspaneel
airconditioning............288Gebruik van de automatische
modus.................292
Gebruik van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........293
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........293
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*..........294
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)...............292
Gebruik van de interieurverlichting
Bedienen van de
interieurverlichting.........296
Bedienen van de leeslampjes. . . .297
Overzicht interieurverlichting . . .296
Plaats van de interieurverlichting .296
Gebruik van de ondersteunende
systemen
Basisfuncties..........187 , 197
Begeleidingsschermen
Advanced Park............250
Beschrijving functie........
.244
Bewegende voertuigen achter
de auto (indien aanwezig)......240
Bijwerken van de software.....168
Blokkeerfase..............210
BSM (Blind Spot Monitor)*.....210
Controleren van de Toyota Safety
Sense-versie van uw auto......168
Cruise control.............203
Detectiebereik systeem.......219
Display werking van ondersteuning
stuurwielbediening..........187
Door Toyota Safety Sense
gebruikte sensoren..........170
Dynamic Radar Cruise Control . . .195
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist
(indien aanwezig)...........202
Fase voor afremmen en tot
stilstand brengen...........210
Functie fileparkeren Advanced
Park...................256
Functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)..........252
Functie inhaalbeveiliging......202
Functies................245
Trefwoordenlijst
554
Wijzigen van de standen van het
contact.................145
Rijtips
Airconditioning............280
Bagage.................280
Bedienen van de selectiehendel . .280
Bedienen van het gaspedaal/
rempedaal...............280
Bij het parkeren............282
Bij het remmen............280
Controle van bandenspanning . . .280
Files...................280
Gebruik van de ECO-rijmodus . . .279
Gebruik van de
hybridesysteemindicator......279
Kenmerken terreinauto's......283
Kiezen van sneeuwkettingen. . . .282
Opwarmen voor het rijden.....280
Rijden in de winter..........281
Rijden op de snelweg........280
Terreinrijden..............284
Tijdens het rijden...........282
Tips voor rijden met een
hybrideauto..............279
Voorbereidingen voor de winter . .281
Voordat u met de auto gaat rijden .282
Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's..............283
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen . . .283
Specificaties
Achterdifferentieel (elektromotor
achter) (AWD).............425
Afmetingen..............420
Banden en velgen...........426
Batterijpakket (tractiebatterij) . . .422
Brandstof...............422
Elektrisch systeem (12V-accu) . . .425
Elektromotor (tractiemotor). . . .422
Gewichten...............420
Hybridetransmissie.........425
Identificatie van de auto.......421
Informatie over brandstof......427
Koelsysteem..............424
Lampen.................427
Motor..................421
Onderhoudsgegevens (brandstof,
oliepeil, enz.).............420
Ontstekingssysteem (bougie) . . .424Remmen................426
Smeersysteem............423
Stuurinrichting............426
Stappen die genomen moeten worden in
noodgevallen
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correctuitgevoerd. .........406
Acties behorende bij de
waarschuwingslampjes of
-zoemers................372
Als de 12V-accu is ontladen. . . .409
Als de auto vast komt te zitten . . .418
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt..................407
Als een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingszoemer
klinkt..................372
Als er een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven.........380
Als het hybridesysteem niet kan
worden gestart............406
Als u denkt dat er iets mis is. . . .371
Als u uw sleutels verliest.......407
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een bandenreparatieset)
......................386
Als uw auto een lekke band heeft
(auto's met een reservewiel). . . .396
Als uw auto moet worden
gesleept................367
Als uw auto oververhit raakt. . . .414
Correctieprocedures.........414
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.......406
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of
de claxon maakt geen of weinig
geluid..................406
Herstelprocedure...........418
Hoorbare symptomen........371
Merkbare symptomen........371
Noodstartfunctie...........406
Omstandigheden waaronder u vóór
het slepen contact dient op
te nemen met de dealer.......368
Onderdelen van de
bandenreparatieset.........388
Plaatsen van het reservewiel. . . .400
Trefwoordenlijst
558