Toegang tot het instructieboekje
ONLINE
Ga naar het gedeelte "MyPeugeot” op de website van
PEUGEOT om het instructieboekje te raadplegen of
downloaden, of ga naar:
http://public.servicebox.peugeot.com/APddb/
Scan deze QR-code voor directe
toegang.
Met dit symbool wordt de meest
recente informatie aangeduid.
Selecteer:
–
de taal,
–
het model en de carrosserievariant van uw auto,
–
de uitgifteperiode van het instructieboekje die
overeenkomt met de datum van de 1e tenaamstelling
van de auto.
MOBIELE
APP
Installeer de applicatie
Scan MyPeugeot
App
\(inhoud
004C0056000300521089004C0051004800030045004800560046004B004C004E0045004400440055000C0011
Selecteer vervolgens:
–
het model van uw auto,
–
de uitgifteperiode die overeenkomt met de datum
van de 1e registratie van de auto.
13
Instrumentenpaneel
1RemmenBrandt permanent.
Het remvloeistofpeil in het remcircuit is
aanzienlijk gedaald.
Voer (1) uit en vul het remvloeistofreservoir
bij met de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Zie (2) als het probleem niet
verdwijnt.
Permanent.
Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD).
Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje
gaat branden.
Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel.
Sommige problemen kunt u zelf oplossen,
zoals het vervangen van de batterij in de
afstandsbediening.
Zie (3) voor andere problemen, zoals een storing
in het bandenspanningscontrolesysteem.
Brandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden. Identificeer de oorzaak van de storing
met behulp van de melding op het
instrumentenpaneel en voer vervolgens (3) uit.
Permanent, in combinatie met de melding
"Storing parkeerrem
".
De functie automatisch vrijzetten van de
elektrische parkeerrem is niet beschikbaar.
Zie (2).
Waarschuwingslampje Service
brandt permanent en
onderhoudssleutel knippert, en brandt
vervolgens permanent.
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat de onderhoudsbeurt van uw auto zo snel
mogelijk uitvoeren.
Alleen bij BlueHDi-dieselmotoren.
Voorgloeien (diesel)Brandt tijdelijk
(tot ongeveer 30 seconden bij lage
temperaturen).
Wanneer het contact wordt aangezet, als de
weersomstandigheden en de motortemperatuur
dit noodzakelijk maken.
Wacht met starten totdat het lampje uit gaat.
Wanneer het waarschuwingslampje uit gaat,
wordt de motor onmiddellijk gestart wanneer u:
–
bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal ingetrapt
houdt.
–
bij een auto met een automatische transmissie
het rempedaal ingetrapt houdt. Als de motor niet start, druk dan nogmaals op de
knop ST
ART/STOP terwijl u het pedaal ingetrapt
houdt.
Laag brandstofniveauBrandt permanent, waarbij de
reservehoeveelheid in rood wordt
aangegeven, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding.
Als het lampje gaat branden, zit er nog
ongeveer 6 liter brandstof in de tank
(reservevoorraad).
Zolang er geen brandstof wordt getankt, wordt
deze waarschuwing iedere keer herhaald
wanneer het contact wordt aangezet, en met
een toenemende frequentie naarmate het
brandstofniveau verder zakt en de nul nadert.
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om een
lege brandstoftank te voorkomen.
Rijd nooit door totdat de tank helemaal leeg
is; hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en
het injectiesysteem beschadigd raken.
Zelfdiagnosesysteem motor
Knippert.
Een storing in het
motormanagementsysteem.
De katalysator kan onherstelbaar beschadigd
raken.
U moet (2) uitvoeren.
Brandt permanent.
Een storing in de emissieregeling.
Het waarschuwingslampje moet uit gaan als de
motor draait.
14
Instrumentenpaneel
Voer direct (3) uit.
AdBlue® (BlueHDi)Brandt ongeveer 30 seconden nadat de
motor is gestart, in combinatie met een
melding over het aantal kilometers dat u nog
kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 2400 en 800 km.
Vul AdBlue
® bij.Brandt permanent nadat het contact is
aangezet, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding over het aantal
kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius ligt tussen de 800 en 100
km.
Vul AdBlue
® meteen bij of voer (3) uit.Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding van het
aantal kilometers dat u nog kunt rijden.
De actieradius is minder dan 100
km.
U moetAdBlue
® bijvullen om te voorkomen
dat het starten wordt geblokkeerd, of (3)
uitvoeren.
Knippert, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding dat het
starten van de motor wordt geblokkeerd.
De AdBlue
®-tank is leeg: de wettelijk verplichte
startblokkering voorkomt dat de motor kan
worden gestart.
Vul AdBlue
® bij om de motor opnieuw te kunnen
starten of voer (2) uit.
De tank moet worden bijgevuld met minimaal 5
liter AdBlue
®.
SCR-emissieregelsysteem (BlueHDi)Permanent wanneer het
contact wordt aangezet, in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding.
Er is een storing in het SCR-
emissieregelsysteem gedetecteerd.
Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot
van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact wordt aangezet, in
combinatie met het permanent branden van het
lampje Service en het lampje Zelfdiagnose
motor, een geluidssignaal en een melding met
betrekking tot de actieradius.
Afhankelijk van de weergegeven melding kan er
nog maximaal 1.100 km worden gereden voordat
de startblokkering wordt geactiveerd.
Voer (3) direct uit, om te voorkomen dat de
motor niet kan worden gestart .
Het AdBlue®-
waarschuwingslampje
knippert zodra het contact is aangezet, in
combinatie met het branden van het lampje
Service en het lampje Zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een melding die aangeeft dat
de motor niet kan worden gestart.
De startonderbreker voorkomt dat de motor weer
start (de toegestane rijlimiet is overschreden
na bevestiging van een storing van het
emissieregelsysteem).
Start de motor en zie (2).
Automatische functies uitgeschakeld
(elektrische parkeerrem)
Brandt permanent.
De functies "automatisch aantrekken"
(bij het afzetten van de motor) en "automatisch
vrijzetten" (bij het wegrijden) zijn uitgeschakeld.
Als automatisch aantrekken / vrijzetten niet meer
mogelijk is:
►
Start de motor
.
►
Gebruik de hendel om de elektrische
parkeerrem aan te trekken.
►
Laat het rempedaal volledig los.
►
Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
richting voor het vrijzetten.
►
Laat de hendel of lus los.
►
T
rap het rempedaal in en houd het ingetrapt.
►
T
rek de hendel 2 seconden in de richting voor
het aantrekken.
►
Laat de hendel en het rempedaal los.
Storing (met elektrische parkeerrem)Permanent, in combinatie met de
melding " Storing parkeerrem ".
De auto kan niet stil blijven staan terwijl de motor
draait.
Als de parkeerrem niet handmatig kan worden
in- en uitgeschakeld, dan is de hendel van de
elektrische parkeerrem defect.
De automatische functies moeten te allen tijde
worden gebruikt: ze worden automatisch weer
geactiveerd bij een storing in de hendel.
Zie (2).
16
Instrumentenpaneel
Lane Departure Warning SystemKnippert in combinatie met een
geluidssignaal.
Er wordt een overschrijding van een
rijstrookmarkering links of rechts gedetecteerd.
Stuur de andere kant op om de auto weer op de
juiste baan te brengen.
Permanent, in combinatie met een bericht
op het scherm.
Er is een storing in het systeem.
Let goed op en rijd voorzichtig. Zie daarna (3).
Active Lane Keeping AssistanceKnippert.
De auto dreigt een onderbroken
rijstrookmarkering te overschrijden zonder dat de
richtingaanwijzer is ingeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd en corrigeert
vervolgens de koers afhankelijk van de zijde van
de rijstrookmarkering die overschreden dreigt te
worden.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer
informatie.
Permanent, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Lane Positioning AssistBrandt permanent, in combinatie
met het waarschuwingslampje
Service.
Er is een storing in het systeem.
Voer (3) uit.
AirbagsPermanent.
Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect.
Zie (3).
Airbag voorpassagier (ON)Brandt permanent.
De passagiersairbag vóór is geactiveerd.
De schakelaar staat in de stand " ON".
Plaats in dit geval GEEN kinderzitje
met de "rug in de rijrichting" op de
voorpassagiersstoel - risico op zwaar letsel!
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent.
De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
De schakelaar is in de stand " OFF" gezet.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Bandenspanning te laagBrandt permanent.
De bandenspanning van een of meerdere
banden is te laag.
Controleer zo snel mogelijk de bandenspanning.
Reset het controlesysteem na het aanpassen
van de bandenspanning.
Waarschuwingslampje voor te lage
bandenspanning knippert en
brandt vervolgens permanent, en waarschuwingslampje Service brandt
permanent.
Er is een storing in het
bandenspanningscontrolesysteem.
Het systeem kan geen lage bandenspanning
meer aangeven.
Controleer de bandenspanning zo snel mogelijk
en zie (3).
Stop & StartBrandt permanent, in combinatie met de
weergave van een melding.
Het Stop & Start-systeem is handmatig
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand komt,
wordt de motor niet afgezet.
Brandt permanent.
Het Stop & Start-systeem is automatisch
uitgeschakeld.
De volgende keer dat de auto tot stilstand
komt, wordt de motor niet afgezet bij een
buitentemperatuur:
–
lager dan 0 °C.
–
hoger dan +35 °C.
Raadpleeg de rubriek Rijden
voor meer
informatie.
Knippert en brandt vervolgens permanent,
in combinatie met een melding.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Mistlampen achterBrandt permanent.
De lampen zijn ingeschakeld.
18
Instrumentenpaneel
– De kilometerteller geeft de resterende
kilometers tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt
aan of de afgelegde afstand sinds de verstreken
onderhoudsdatum, voorafgegaan door het teken
-.
–
Een waarschuwingsmelding geeft de
resterende kilometers en de tijd tot de
eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of hoe lang
deze is verstreken.
De weergegeven waarde wordt berekend
op basis van het aantal afgelegde
kilometers en de verstreken tijd sinds de
laatste onderhoudsbeurt.
De waarschuwing kan ook worden
weergegeven als het einde van het
onderhoudsinterval in tijd nadert.
OnderhoudssleutelBrandt tijdelijk bij het aanzetten van het
contact.
Er kan nog 1.000 tot 3.000 km worden gereden
totdat de eerstvolgende beurt moet worden
uitgevoerd.
Permanent, bij het aanzetten van het
contact.
De volgende onderhoudsbeurt moet binnen
1.000 km worden uitgevoerd.
Laat zeer binnenkort een onderhoudsbeurt aan
uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippertKnippert en brandt vervolgens
permanent, bij het inschakelen van
het contact.
(Bij uitvoeringen met de BlueHDi-dieselmotor,
in combinatie met het waarschuwingslampje
Service.)
Het interval voor de onderhoudsbeurt is
overschreden.
Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt
aan uw auto uitvoeren.
Resetten van de onderhoudsindicator
Na elke onderhoudsbeurt moet de
onderhoudsindicator worden gereset.
Als u zelf onderhoud aan uw auto hebt
uitgevoerd:
►
Zet het contact uit.
► Houd de knop op het uiteinde van de
ruitenwisserschakelaar ingedrukt.
►
Zet het contact aan; er wordt een
tijdelijk displayvenster weergegeven en de
kilometerteller begint terug te tellen.
► Laat de knop los als het display =0 aangeeft;
de sleutel verdwijnt.
Als u de accu na deze handeling wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en
wacht minimaal 5 minuten. Anders wordt het
op nul zetten van de onderhoudsindicator niet
opgeslagen.
Herinnering onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
► Druk op de resetknop van de dagteller .
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens.
Motorolieniveaumeter
(Afhankelijk van de uitvoering)
Bij uitvoeringen met een elektrische
motorolieniveaumeter wordt bij het aanzetten
van het contact eerst de onderhoudsindicator
(in de vorm van meldingen) op het
instrumentenpaneel weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke
ondergrond staat en de motor minstens 30
minuten niet heeft gedraaid.
19
Instrumentenpaneel
1Te laag olieniveau
Als het motorolieniveau te laag is,
verschijnt de melding "Te laag olieniveau"
op het instrumentenpaneel, gaat het
waarschuwingslampje Service branden en klinkt
er een geluidssignaal.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau inderdaad te laag is,
moet olie worden bijgevuld om te voorkomen dat
ernstige motorschade ontstaat.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Storing in de olieniveaumeter
Dit wordt aangegeven met de melding
"Ongeldige meting olieniveau " op het
instrumentenpaneel.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de elektrische
motorolieniveaumeter wordt het
motorolieniveau niet meer gecontroleerd.
Bij een storing in het systeem moet u het
motorolieniveau met de peilstok in de
motorruimte controleren.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Indicator
koelvloeistoftemperatuur
Bij draaiende motor:
– In zone A is de temperatuur in orde.
–
In zone
B is de temperatuur te hoog. Het
bijbehorende waarschuwingslampje en het
waarschuwingslampje STOP
branden rood op
het instrumentenpaneel, er wordt een melding
weergegeven en er klinkt een geluidssignaal.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige
plaats stil.
Wacht enkele minuten voordat u de motor afzet.
Zet het contact uit, open voorzichtig de
motorkap en controleer het
koelvloeistofniveau.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
(BlueHDi)
De BlueHDi-dieselmotoren zijn uitgerust
met een systeem waarbij het roetfilter
(FAP) wordt gecombineerd met het SCR-
emissieregelsysteem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van de
uitlaatgassen. Deze kunnen niet functioneren
zonder AdBlue
®-vloeistof.
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken (tussen 2400 en
0 km), gaat bij het aanzetten van het contact
een verklikkerlampje branden en wordt een
melding weergegeven die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het AdBlue
®-
reservoir leeg is. De motor kan weer worden
gestart nadat AdBlue
® is bijgevuld tot het
minimale niveau.
89
Veiligheid
5Algemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid
Verwijder de stickers niet die op de
verschillende plaatsen van uw auto zijn
aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser, een
verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto enz.
Monteren van elektrische accessoires:
– Het monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires die niet
onder een artikelnummer in het assortiment
van PEUGEOT
voorkomen, kan tot een
hoger stroomverbruik leiden en kan storingen
in het elektrische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-netwerk
voor meer informatie over het aanbod aan
accessoires met een artikelnummer.
–
Uit veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT
-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen in
de elektronische systemen die kunnen leiden
tot pech of ernstige ongevallen). De fabrikant
kan niet aansprakelijk worden gesteld als dit
voorschrift niet wordt opgevolgd.
–
Wijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT
zijn voorzien of toegestaan, of
die niet volgens de technische voorschriften
van de fabrikant zijn uitgevoerd, leiden tot het
vervallen van de commerciële garantie.
Monteren van als accessoire
geleverde radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften) van de
voor montage geschikte zenders opvragen,
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Conformiteitsverklaring voor
radioapparatuur
De relevante certificaten zijn beschikbaar op
de website http://public.servicebox.peugeot.
com/APddb/.
Alarmknipperlichten
► Wanneer u op deze rode toets drukt, gaan
alle richtingaanwijzers knipperen.
Ze werken ook als het contact is afgezet.
Automatisch inschakelen van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop worden de alarmknipperlichten
automatisch ingeschakeld, afhankelijk van de
mate van remvertraging. Zodra u weer gas geeft,
gaan de alarmknipperlichten uit.
Ze kunnen ook worden uitgeschakeld door weer
op de toets te drukken.
154
Rijden
Active Lane Keeping Assistance
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Het systeem corrigeert de koers van de auto
door de bestuurder te waarschuwen zodra de
auto de rijstrook ongewild dreigt te verlaten of de
bermrand dreigt te overschrijden (afhankelijk van
de uitvoering).
Het systeem maakt hiervoor gebruik van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit, die
de rijstrookmarkeringen op de weg en de zijkant
van de weg detecteert.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
Werkingsvoorwaarden
– Rijsnelheid tussen 70 en 180 km/u.
– Weg voorzien van een middenstreep.
– Stuurwiel met beide handen vastgehouden.
– Richtingaanwijzers niet ingeschakeld.
– ESP ingeschakeld en in werking.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de
– slecht zicht (onvoldoende wegverlichting,
sneeuwval, regen, mist).
–
verblinding (verlichting door een tegenligger
,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van
schaduw en licht),
–
gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw
,
beschadigd of bedekt door een sticker;
–
wegmarkeringen beschadigd, deels
niet zichtbaar door sneeuw of modder
, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegsplitsingen),
–
bij het rijden in een scherpe bocht,
–
bij het rijden op bochtige wegen.
–
aanwezigheid van een voeg in het wegdek.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet worden uitgeschakeld
in de volgende situaties:
–
rijden met een "noodreservewiel";
–
bij het trekken van een aanhanger of
vervoeren van fietsen op een fietsendrager
,
vooral bij een niet aangesloten of niet
goedgekeurde aanhanger;
–
slechte weersomstandigheden;
–
bij het rijden op een glad wegdek (kans op
aquaplanning, sneeuw
, ijzel);
–
bij gebieden met wegwerkzaamheden of bij
een tolstation;
–
bij het rijden op een circuit;
–
op een testbank.
Storing
Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Lane Departure Warning
System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onbedoeld overschrijden
van een rijstrookmarkering.
Wanneer de aandacht van de bestuurder
verslapt en de rijsnelheid is hoger dan 60
km/h,
wordt er een waarschuwing gegeven dat de auto
de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
De status van het systeem blijft opgeslagen in
het geheugen nadat het contact is afgezet.
Detectie
Wanneer een rijstrookmarkering wordt
gedetecteerd, gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knipperen en wordt er een
geluidssignaal gegeven.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.