
120
WARNI NG
Auto's met het Stop & Start-systeem zijn voorzien van een speciale 12V-accu.Laat werkzaamheden aan de accu uitsluitend uitvoeren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Dit systeem controleert automatisch de bandenspanning tijdens het rijden.Het systeem vergelijkt de signalen van de snelheidssensoren van de wielen met de referentiewaarden die elke keer nadat de banden op spanning zijn gebracht of na het verwisselen van een wiel opnieuw moeten worden geïnitialiseerd.Het systeem geeft een waarschuwing zodra wordt gesignaleerd dat de spanning van een of meer
banden te laag is.
WARNI NG
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem ontslaat de bestuurder niet van de plicht om zelf alert te blijven.Ondanks de aanwezigheid van dit systeem moet u elke maand en voor elke lange rit de bandenspanning controleren (ook die van het reservewiel).
Het rijden met een te lage bandenspanning leidt met name onder zware omstandigheden (zware belading, hoge snelheden, lange ritten) tot:– een minder goede wegligging.– een langere remweg.– een snellere slijtage van de banden.– een hoger brandstofverbruik.
NOTIC E
De door de fabrikant voor uw auto aanbevolen bandenspanning staat vermeld op het bandenspanningslabel.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de identificatie van uw auto.
WARNI NG
Bandenspanning controlerenDe bandenspanning moet worden gecontroleerd als de banden “koud” zijn (de auto staat langer dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden met een lage snelheid).Onder andere omstandigheden moet de bandenspanning ten opzichte van de op het label vermelde spanning met 0,3 bar worden verhoogd.
NOTIC E
SneeuwkettingenHet systeem hoeft na het aanbrengen of verwijderen van sneeuwkettingen niet opnieuw te worden geïnitialiseerd.
NOTIC E
ReservewielHet stalen reservewiel heeft geen bandenspanningswaarschuwingssensor.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het permanent branden van dit waarschuwingslampje, in combinatie met een geluidssignaal en, afhankelijk van de uitrusting, de weergave van een melding.► Verminder onmiddellijk uw snelheid en vermijd
plotselinge stuurbewegingen en krachtig remmen.► Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
WARNI NG
Een te lage bandenspanning is niet altijd aan de band te zien.Een visuele controle is dus niet voldoende.

121
Rijden
6
► Controleer met een compressor, bijvoorbeeld die van de bandenreparatieset, de spanning van de vier banden als deze zijn afgekoeld.► Rijd voorzichtig en met lage snelheid verder als het niet mogelijk is om deze controle onmiddellijk uit te voeren.► Gebruik in het geval van een lekke band de bandenreparatieset of het reservewiel (afhankelijk van de uitrusting).
NOTIC E
De waarschuwing blijft actief tot het systeem opnieuw wordt geïnitialiseerd.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op spanning hebt gebracht en na het verwisselen van een of meer wielen, moet u het systeem opnieuw initialiseren.
WARNI NG
Controleer voordat u het systeem opnieuw initialiseert of de spanning van de vier banden geschikt is voor de gebruiksomstandigheden van de auto en overeenkomt met de waarden op het bandenspanningslabel.Controleer de spanning van de vier banden
alvorens het systeem opnieuw te initialiseren.Het bandenspanningswaarschuwingssysteem geeft geen melding als een bandenspanning bij het opnieuw initialiseren onjuist is.
Zonder audiosysteem
► Houd deze toets ten minste 3 seconden
ingedrukt. Het opnieuw initialiseren wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Met audiosysteem of touchscreen
Het systeem moet bij stilstaande auto opnieuw worden geïnitialiseerd via het configuratiemenu van de auto.
Storing
Bij een storing gaan deze waarschuwingslampjes branden.In dat geval werkt het bandenspanningswaarschuwingssysteem niet meer.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Head-up display
Dit systeem projecteert bepaalde informatie op een getint scherm in het directe gezichtsveld van de bestuurder, zodat deze voor het bekijken ervan zijn ogen niet van de weg hoeft af te wenden.
Informatie weergegeven
tijdens de werking
Nadat het systeem is geactiveerd, wordt de volgende informatie gegroepeerd op het head-up
display weergegeven:
A.De rijsnelheid.
B.Informatie cruise control/snelheidsbegrenzer.
C.Indien uw auto met deze systemen is uitgerust: informatie over de afstand tussen voertuigen, waarschuwingen van het automatische noodremsysteem en aanwijzingen van het navigatiesysteem.
D.Indien uw auto met dit systeem is uitgerust: informatie over de snelheidslimiet.

168
Regenereer zodra de omstandigheden het toelaten het roetfilter door met een snelheid van ten minste 60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
NOTIC E
Als het waarschuwingslampje blijft branden, heeft het dieseladditief zijn minimumniveau bereikt.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
NOTIC E
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt gereden of de motor langdurig stationair draait, kan in uitzonderlijke gevallen bij gasgeven waterdamp uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed op de prestaties en heeft geen gevolgen voor het milieu.
NOTIC E
Nieuwe autoDe eerste paar keer dat het roetfilter geregenereerd wordt, kunt u een brandlucht ruiken. Dit is volkomen normaal.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle wielen, inclusief het reservewiel, moet worden gecontroleerd bij “koude” banden.De op het bandenspanningslabel aangegeven bandenspanningen gelden voor “koude” banden. Als u langer dan 10 minuten of meer dan 10 km hebt gereden met een snelheid van meer dan 50 km/h, moet u de bandenspanning 0,3 bar (30 kPa) verhogen ten opzichte van de op het label aangegeven waarden.
WARNI NG
Het rijden met een te lage bandenspanning verhoogt het brandstofverbruik. Een onjuiste bandenspanning veroorzaakt voortijdige slijtage van de banden en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto - kans op een ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden vermindert de remwerking en heeft een negatieve invloed op het weggedrag van de auto. Het verdient aanbeveling om een regelmatige inspectie van de staat van de banden (loopvlak en wangen) en velgen uit te voeren en om te controleren of de ventielen zijn voorzien van een ventieldopje.Als het loopvlak van de banden tot aan de slijtage-indicatoren is afgesleten, is de diepte van de groeven in het profiel kleiner dan 1,6 mm. De banden moeten dan worden vervangen.
Het gebruik van andere dan de voorgeschreven velg- en bandenmaten kan effect hebben op de levensduur van de banden, de bewegingsvrijheid van de wielen, de bodemvrijheid en de snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een negatieve invloed hebben op het weggedrag van de auto.De montage van verschillende banden op de voor- en op de achteras kan leiden tot onjuist ingrijpen van het ESP.
AdBlue® (dieselmotoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en om aan de Euro 6-norm te voldoen, heeft TOYOTA ervoor gekozen zijn auto's met dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij SCR (Selective Catalytic Reduction) wordt gecombineerd met een roetfilter (DPF) voor de nabehandeling van de uitlaatgassen zonder dat de prestaties verminderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem SCR
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof en water (stoffen die niet schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu).De AdBlue® bevindt zich in een speciaal reservoir van ongeveer 17 liter. Hiermee is een actieradius van ongeveer 6000 km mogelijk (zeer afhankelijk van uw rijstijl en het type
auto). Wanneer u met de resterende hoeveelheid

174
4.12V-compressor met een flacon bandenrepara-tievloeistof en een sticker met snelheidslimietVoor het tijdelijk repareren van een band en het aanpassen van de bandenspanning.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de bandenreparatieset.
Met reservewiel
5.Wielsleutel.Hiermee kunnen de wielbouten worden verwij-derd en kan de krik worden uit- en ingedraaid.
6.Krik.Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
7.Gereedschap voor het verwijderen van sier-/wieldoppen (afhankelijk van de uitrusting).Hiermee kunnen, indien aanwezig, de sierdop-pen van de wielbouten van een lichtmetalen velg of de wieldop van een stalen velg worden verwijderd.
8.Dop voor slotbouten.Hiermee kunnen met behulp van de wielsleutel de speciale slotbouten worden verwijderd.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het reservewiel.
WARNI NG
Al het gereedschap is specifiek bestemd voor uw auto en is afhankelijk van de uitrusting.Gebruik het niet voor andere doeleinden.
NOTIC E
De krik dient uitsluitend gebruikt te worden voor het verwisselen van een wiel met een beschadigde of lekke band.De krik heeft geen onderhoud nodig.De krik voldoet aan de Europese normen, zoals vastgelegd in de Machinerichtlijn 2006/42/EG.
NOTIC E
Bepaalde delen van de krik, zoals de schroefdraad of de scharnierpunten, kunnen letsel veroorzaken: raak deze niet aan.Verwijder voorzichtig alle sporen van smeervet.
Bandenreparatieset
De bandenreparatieset bestaat uit een compressor en een flacon met bandenreparatievloeistof. Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren, zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt bereiken.
NOTIC E
Met deze reparatieset kunnen de meeste lekke banden worden gerepareerd, als het lek zich in
het loopvlak of de hiel van de band bevindt.
NOTIC E
De elektrische installatie van de auto biedt de mogelijkheid om een compressor aan te sluiten en te gebruiken voor de duur die nodig is om een gerepareerde lekke band op spanning te brengen.
NOTIC E
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de gereedschapsset.

175
In geval van pech
8
Reparatieprocedure
WARNI NG
Verwijder niet het voorwerp (spijker, schroef, enz.) uit de band dat de lekkage heeft veroorzaakt.
► Parkeer de auto zonder het verkeer te belemmeren en activeer de parkeerrem.
► Volg de veiligheidsinstructies (alarmknipperlichten, gevarendriehoek, veiligheidsvest, enz.) overeenkomstig de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt.► Zet het contact UIT.► Haal de dop van het ventiel van de lekke band en bewaar deze op een schone plaats.
► Sluit de slang van de flacon met bandenreparatievloeistof aan op het ventiel van de lekke band en zet hem stevig vast.► Sluit de slang van de compressor aan op de flacon met bandenreparatievloeistof.
► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.
WARNI NG
Alleen de 12V-aansluiting voorin de auto mag
worden gebruikt om de compressor aan te sluiten.
► Bevestig de sticker met de snelheidslimiet.
WARNI NG
De sticker met de snelheidslimiet moet in het interieur, in het gezichtsveld van de bestuurder, worden geplakt om hem/haar te herinneren aan het feit dat de band tijdelijk is gerepareerd.
NOTIC E
Op dit label zijn de bandenspanningen aangegeven.
► Zet het contact AAN.
► Activeer de compressor door de schakelaar in stand “l” te zetten tot de bandenspanning 2 bar bedraagt. De bandenreparatievloeistof wordt onder druk in de band gespoten; neem gedurende deze
handeling de slang niet los van het ventiel (kans op spatten).
WARNI NG
Als na ongeveer 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band niet te repareren; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet de schakelaar in stand “O”.► Haal de stekker van de compressor uit de 12V-aansluiting in de auto.► Breng de dop aan op het ventiel.► Verwijder de set.► Verwijder de flacon met bandenreparatievloeistof en berg deze op.
WARNI NG
De bandenreparatievloeistof is schadelijk bij inname en irriterend voor de ogen.Houd de vloeistof buiten het bereik van kinderen.

176
De uiterste gebruiksdatum van de vloeistof is op de flacon vermeld.Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een TOYOTA-dealer of een officieel inzamelpunt.Vergeet niet om bij een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats een nieuwe flacon met bandenreparatievloeistof te kopen.
► Ga onmiddellijk ongeveer 5 kilometer met lage snelheid (tussen 20 en 60 km/h) rijden, zodat de vloeistof het lek kan dichten.► Zet de auto stil, controleer de reparatie en meet de bandenspanning met de set.
WARNI NG
Rijd na het repareren van een band met de bandenreparatieset niet meer dan 200 km met een snelheid van maximaal 80 km/h.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om de band te laten vervangen.
Bandenspanning controleren/
aanpassen
U kunt de compressor, zonder inspuiting van de bandenreparatievloeistof, ook gebruiken om de bandenspanning te controleren en, indien nodig, de banden op de juiste spanning te brengen.► Haal de dop van het ventiel van de band en bewaar deze op een schone plaats.► Rol de slang uit die onder de compressor is opgeborgen.► Sluit de slang aan op het ventiel en zet hem stevig vast.► Controleer of de schakelaar van de compressor in stand “O” staat.► Rol de voedingskabel, die onder de compressor is opgeborgen, volledig uit.► Sluit de stekker van de compressor aan op de 12V-aansluiting van de auto.► Zet het contact AAN.
WARNI NG
Alleen de 12V-aansluiting voorin de auto mag worden gebruikt om de compressor aan te sluiten.
NOTIC E
Op dit label zijn de bandenspanningen aangegeven.
► Schakel de compressor in door de schakelaar in stand “I” te zetten en breng de band op de spanning die is aangegeven op het bandenspanningslabel van de auto. Om de bandenspanning te verlagen: druk op de zwarte knop op de slang van de compressor, bij de aansluiting op het ventiel.
WARNI NG
Als na 7 minuten de spanning van 2 bar niet is bereikt, is de band beschadigd; neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
► Zet zodra de gewenste spanning is bereikt, de schakelaar in stand “O”.► Verwijder de set en berg deze op.
WARNI NG
Wanneer de bandenspanning van een of meer banden is aangepast, moet het bandenspanningswaarschuwingssysteem opnieuw worden geïnitialiseerd.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het bandenspanningswaarschuwingssysteem.

180
► Draai de slotbout (indien aanwezig) met wielsleutel 5 en dop 8 vast.► Draai de overige wielbouten vast met alleen wielsleutel 5.► Berg het gereedschap op.
NOTIC E
Bevestiging van een stalen reservewiel of een noodreservewielIndien uw auto is voorzien van lichtmetalen velgen is het normaal dat bij het monteren van het reservewiel de ringen van de bouten de stalen velg of het noodreservewiel niet raken. Als de bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het conische draagvlak van de bouten dat het wiel stevig vastzit.
WARNI NG
Na het verwisselen van een wielBerg het wiel met de lekke band op in de houder.
Ga zo snel mogelijk naar een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Laat de lekke band nakijken. Na controle kan de monteur u vertellen of de band kan worden gerepareerd of moet worden vervangen.
NOTIC E
Sommige rijhulpsystemen moeten worden uitgeschakeld, zoals de Active Safety Brake.
NOTIC E
Als uw auto is voorzien van een bandenspanningswaarschuwingssysteem, controleer dan de bandenspanning en initialiseer het systeem opnieuw.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over het bandenspanningswaarschuwingssysteem.
NOTIC E
Wiel met wieldopPlaats bij het monteren van het wiel de wieldop door eerst de inkeping uit te lijnen met het ventiel. Druk de wieldop vervolgens over de hele omtrek met de palm van uw hand op zijn
plaats.
NOTIC E
Op dit label zijn de bandenspanningen aangegeven.
Vervangen van een lamp
NOTIC E
Onder bepaalde weersomstandigheden (lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een laagje condens aan de binnenzijde van de koplampen en de achterlichten vormen; dit verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van de lampen.
WARNI NG
De koplampunits zijn voorzien van een lampglas van polycarbonaat met een beschermende coating:► reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en gebruik geen schoonmaak- of oplosmiddelen,► gebruik een spons en zeepsop of een
pH-neutraal product,► wanneer u met een hogedrukreiniger hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd de straal dan nooit langdurig op de lampunits en de

201
Technische gegevens
9
Identificatie van uw auto
De auto is voorzien van verschillende zichtbare merktekens voor de identificatie en registratie van de auto.
A. Voertuigidentificatienummer (VIN) onder de motorkap. Dit nummer is ingeslagen in het chassis, bij de rechter voorwielkast.B. Voertuigidentificatienummer (VIN) op het dashboard.Dit nummer staat op een sticker en is zichtbaar door de voorruit.C. Typeplaatje.Het typeplaatje is op de linker of rechter middenstijl aangebracht.
Het bevat de volgende informatie:
– De naam van de fabrikant.– Het Europese typegoedkeuringsnummer.– Het voertuigidentificatienummer (VIN).– Het maximaal toelaatbare voertuiggewicht (GVW).– Het maximaal toelaatbare treingewicht (GTW).– Het maximale gewicht op de vooras.– Het maximale gewicht op de achteras.D. Sticker bandenspanning/kleurcode van de lak.
Deze sticker is op het bestuurdersportier aangebracht.De sticker vermeldt de volgende informatie over de banden:– de bandenspanning, onbeladen en met volle belading.– de bandenmaat (inclusief het type band, de belastingsindex en het snelheidssymbool).– de bandenspanning van het reservewiel.De sticker vermeldt ook de kleurcode van de lak.
NOTIC E
De auto kan bij levering zijn voorzien van banden met een andere aanduiding voor belasting en snelheid dan vermeld op de sticker: dit maakt voor de bandenspanning (bij koude banden) geen verschil.