
4124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE • Auto's met Multidrive CVT: Het gaspedaal 
wordt ingetrapt.
• De uitschakeltoets van het Stop &  Start-systeem wordt ingedrukt.
• De auto begint te rollen op een helling.
• Wanneer de voorligger wegrijdt wanneer  uw auto tot stilstand is gebracht door het 
Dynamic Radar Cruise Control-systeem 
met volledig snelheidsbereik. (indien aan-
wezig)
• De rijmodus wordt gewijzigd van de nor- male of ECO-modus in een andere modus.
●Onder de volgende omstandigheden wordt 
de motor automatisch herstart wanneer 
deze is uitgeschakeld door het Stop & 
Start-systeem. (Rijd met de auto om ervoor 
te zorgen dat de motor weer door het Stop 
& Start-systeem wordt uitgeschakeld.)
• Het rempedaal wordt pompend of diep  ingetrapt.
• De airconditioning wordt gebruikt.
• De laadtoestand van de accu is onvol- doende.
• Als een schakelaar  van het airconditio-
ningsysteem wordt  bediend (schakelaar 
achterruitverwarming, enz.).
■Het Stop & Start-systeem kan worden 
gebruikt wanneer het Brake Hold-sys-
teem is ingeschakeld.
●Als de motor automatisch opnieuw wordt 
gestart door het Stop & Start-systeem ter-
wijl het Brake Hold-systeem is ingescha-
keld, wordt er nog steeds remkracht 
uitgeoefend door het Brake Hold-systeem.
●Als er niet langer aan de bedrijfscondities 
voor het Brake Hold-systeem wordt vol-
daan ( →Blz. 324) terwijl de motor is uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem, 
stopt de werking van het Brake Hold-sys-
teem.
Op dat moment wordt de parkeerrem auto-
matisch geactiveerd en wordt de motor auto-
matisch opnieuw gestart.
■Werking Stop & Start-systeem tijdens 
een gecontroleerde stop door de Dyna-
mic Radar Cruise Control met volledig 
snelheidsbereik (indien aanwezig).
Als de motor automatisch opnieuw wordt 
gestart door het Stop & Start-systeem tijdens 
een gecontroleerde stop door de Dynamic 
Radar Cruise Control met volledig snelheids-
bereik, blijft de gecontroleerde stop aanhou-
den. (Hervatten van het rijden met de 
volgregeling na een gecontroleerde stop: 
→ Blz. 384)
■Motorkap
●Als de motor is uitgezet door het Stop & 
Start-systeem en de motorkap wordt 
geopend, slaat de motor af en kan de 
motor niet worden gestart door de automa-
tische motorstartfunctie. Start in dat geval 
de motor volgens de normale startproce-
dure. ( →Blz. 308, 310)
●Zelfs als de motorkap wordt gesloten nadat 
de motor is gestart terwijl de motorkap was 
geopend, werkt het Stop & Start-systeem 
niet. Sluit de motorkap, zet het contact UIT, 
wacht ten minste 30 seconden en start ver-
volgens de motor.
■Gebruik van het Stop & Start-systeem
●Zet het contact UIT en zet de motor volle-
dig uit wanneer de auto voor langere tijd 
wordt stilgezet.
●Wanneer het systeem niet werkt, wordt 
geannuleerd of een storing heeft, worden 
waarschuwingsmeldingen en een waar-
schuwingszoemer gebruikt om de bestuur-
der te informeren. ( →Blz. 413)
●Als de motor is uitgezet door het Stop & 
Start-systeem en de startknop wordt inge-
drukt, slaat de motor af en kan de motor 
niet worden gestart door de automatische 
motorstartfunctie. Start in dat geval de 
motor volgens de normale startprocedure. 
(→ Blz. 308, 310)
●Wanneer de motor wordt herstart door het 
Stop & Start-systeem, is de accessoireaan-
sluiting mogelijk tijdel ijk niet bruikbaar. Dit 
duidt echter niet op een storing.
●Het plaatsen en verwijderen van elektri-
sche onderdelen en draadloze apparaten 
is mogelijk van invloed op het Stop & 
Start-systeem. Neem voor meer informatie 
contact op met een erkende Toyota-dealer 
of hersteller/reparateur of een andere naar 
behoren gekwalificeerde en uitgeruste 
deskundige.
●Als de motor wordt herstart door het Stop & 
Start-systeem, kan de besturing van de 
auto zwaarder aanvoelen.
■Als de voorruit is beslagen terwijl de 
motor is uitgezet door het Stop & 
Start-systeem
Schakel de voorruitverwarming in. (De motor 
wordt gestart door de automatische startfunc-
tie van de motor.):  →Blz. 558, 563
Druk als de voorruit blijft beslaan op de uit-
schakeltoets van het Stop & Start-systeem 
om het systeem uit te schakelen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 412  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

413
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Airconditioning terwijl de motor door 
het Stop & Start-systeem is uitgescha-
keld
●Als de airconditioning wordt gebruikt in de 
automatische stand, wordt de aanjager-
snelheid mogelijk beperkt of wordt de aan-
jager uitgeschakeld terwijl de motor is 
uitgeschakeld door het Stop & Start-sys-
teem om veranderingen in de temperatuur 
in de auto te beperken.
●Schakel het Stop & St
art-systeem uit door 
de uitschakeltoets van het Stop & 
Start-systeem in te drukken om de presta-
ties van de airconditioning te garanderen 
als de auto stilstaat.
■Wanneer er een geur vrijkomt uit de air-
conditioning als de motor is uitgezet 
door het Stop & Start-systeem
Auto's met handmatig bediende airconditio-
ning: Als de tijd voor uitschakeling bij stil-
stand is ingesteld op “Extended” (verlengd), 
wijzig de instelling dan in “Standard” (stan-
daard).
Wanneer er een geur vrijkomt wanneer “Stan-
dard” (standaard) is geselecteerd, druk dan 
op de uitschakeltoets van het Stop & 
Start-systeem om het Stop & Start-systeem 
uit te schakelen.
Auto's met automatische airconditioning: 
Druk op de uitschakeltoets van het Stop & 
Start-systeem om het Stop & Start-systeem 
uit te schakelen.
■Wijzigen van de tijd voor uitschakeling 
bij stilstand bij ingeschakelde aircondi-
tioning
De werkingsduur van het Stop & Start-sys-
teem als de airconditioni ng is ingeschakeld, 
kan via   van het multi-informatiedisplay 
( → Blz. 117) worden gewijzigd. (De werkings-
duur van het Stop & Start-systeem als de air-
conditioning is uitges chakeld, kan niet 
worden gewijzigd.)
■Wanneer er een zoemer klinkt
Auto's met Multidrive CVT: Als het bestuur-
dersportier wordt geopend terwijl de motor is 
uitgezet door het Stop & Start-systeem en de 
selectiehendel in D staat, klinkt er een zoe-
mer en gaat het controlelampje Stop & Start 
knipperen. Sluit het bestuurdersportier om de 
zoemer te stoppen.
■Beveiligingsfunctie van 
het Stop & Start-systeem
●Als het volume van het audiosysteem hoog 
staat, wordt het geluid van het audiosys-
teem mogelijk plotseli ng uitgeschakeld om 
het stroomverbruik te beperken. Stel het 
volume van het audiosysteem op een 
gematigd niveau in om te voorkomen dat 
het audiosysteem wordt uitgeschakeld.
Zet, als het audiosysteem wordt uitgescha-
keld, het contact UIT, wacht gedurende ten 
minste 3 seconden en zet vervolgens het 
contact in stand ACC of AAN om het 
audiosysteem weer in te schakelen.
●Het audiosysteem wordt mogelijk niet inge-
schakeld wanneer de accukabels zijn los-
genomen en weer aangesloten. Zet als dit 
gebeurt het contact UIT en herhaal de 
onderstaande procedure tweemaal om het 
audiosysteem normaal in te schakelen.
• Zet het contact AAN en vervolgens UIT.
■Batterij vervangen
→ Blz. 700
■Weergeven van de informatie van het 
Stop & Start-systeem
→ Blz. 123
■Meldingen multi-informatiedisplay
In de volgende gevallen kunnen   en een 
melding worden weergegeven op het 
multi-informatiedisplay.
●Wanneer de motor niet kan worden uitge-
schakeld door het Stop & Start-systeem  “Press Brake Harder to Activate” (trap 
het rempedaal verder in om te activeren)
• Het rempedaal wordt niet ver genoeg inge- trapt.
→  Als het rempedaal verder wordt ingetrapt, 
werkt het systeem.
 “Non-Dedicated Battery.” (niet-speci-
fieke batterij)
• Er is mogelijk een niet-specifieke batterij  voor het Stop & Start-systeem geplaatst.
→  Het Stop & Start-systeem werkt niet. Laat 
de auto nakijken door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 413  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

4144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE  “Battery Charging” (accu aan het opla-
den)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
→  Het uitschakelen van de motor is tijdelijk 
niet mogelijk om voorrang te geven aan het 
laden van de accu, maar als de motor kort-
stondig draait, wordt het uitschakelen van de 
motor toegestaan.
• Er wordt mogelijk een onderhoudslaadpro- cedure uitgevoerd, bijvoorbeeld wanneer 
de accu periodiek wordt opgeladen enige 
tijd nadat de accupolen zijn losgenomen 
en weer aangesloten, enige tijd nadat de 
accu is vervangen, enz.
→  Wanneer de onderhoudslaadprocedure na 
ongeveer 5 - 60 minuten is voltooid, kan het 
systeem worden bediend.
• Gedurende lange tijd continu weergegeven
→ De accu kan verouderd zijn. Neem voor 
meer informatie contact op met een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een 
andere naar behoren gekwalificeerde en uit-
geruste deskundige.
 “Stop & Start System Unavailable” (Stop 
& Start-systeem niet beschikbaar)
• Het Stop & Start-systeem is tijdelijk uitge- schakeld.
→  Laat de motor kortstondig draaien.
• De motor is mogelijk herstart terwijl de  motorkap was geopend.
→  Sluit de motorkap, zet het contact UIT, 
wacht ten minste 30 seconden en start ver-
volgens de motor.
 “Preparing to Operate” (voorbereiden 
om in werking te treden)
• De auto rijdt op grote hoogte.
• Het vacuüm van de rembekrachtiger is te  laag.
→  Wanneer het vacuüm van de rembekrach-
tiger een bepaald niveau bereikt, wordt het 
systeem ingeschakeld.  “For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt gebruikt wanneer  de omgevingstemperatuur hoog of laag is.
→  Het systeem treedt in werking wanneer het 
verschil tussen de ingestelde temperatuur en 
de temperatuur in het interieur te klein is.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
●Wanneer de motor automatisch wordt her-
start terwijl hij was uitgeschakeld door het 
Stop & Start-systeem
 “Preparing to Operate” (voorbereiden 
om in werking te treden)
• Het rempedaal is dieper of pompend inge- trapt.
→  Het systeem wordt ingeschakeld als de 
motor draait en het vacuüm van de rembe-
krachtiger een bepaald niveau heeft bereikt.
 “For Climate Control” (voor klimaatrege-
ling)
• De airconditioning wordt ingeschakeld of  gebruikt.
• De voorruitverwarming is ingeschakeld.
 “Battery Charging” (accu aan het opla-
den)
• De accu is mogelijk bijna leeg.
→  De motor wordt herstart om voorrang te 
geven aan het laden van de accu. Wanneer 
de motor kortstondig draait, kan het systeem 
herstellen.
●Wanneer de motor niet weer kan worden 
gestart door het Stop & Start-systeem
 “Shift to N and Press Clutch” (zet selec-
tiehendel in stand N en trap het koppelings-
pedaal in) (auto's met handgeschakelde 
transmissie)
→  Terwijl de motor is uitgeschakeld door het 
Stop & Start-systeem wordt de selectiehendel 
in een andere stand dan de neutraalstand 
gezet zonder dat het koppelingspedaal is 
ingetrapt.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 414  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

4364-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE sensor daardoor mogelij
k geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem 
weer normaal werken.
■Als “Parking Assist Unavailable” (Par-
king Assist niet beschikbaar) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
●Er kan continu water over de sensor stro-
men, zoals bij zware regenval. Als het sys-
teem signaleert dat de toestand weer 
normaal is, zal het systeem weer normaal 
werken.
●Mogelijk is het systeem na het losnemen 
en weer aansluiten van een accuklem niet 
geïnitialiseerd. Initialiseer het systeem. 
( → Blz. 436)
Als deze melding na de initialisatie nog 
steeds wordt weergegeven, laat de auto 
dan controleren door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
■Als een accuklem is losgenomen en 
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. 
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit 
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of 
hoger.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende 
situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen 
objecten die zich dicht bij de voor- of ach-
terbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object en 
andere factoren kan de detectieafstand 
korter worden of kan detectie niet mogelijk 
zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor 
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en 
de weergave zit een kleine vertraging. Ook 
als er met lage snelheid wordt gereden, 
bestaat de mogelijkheid dat het object bin-
nen het detectiegebied van de sensoren 
komt voordat het display wordt weergege-
ven en het waarschuwingssignaal hoor-
baar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te 
horen als het audiosysteem hard staat of 
als de luchtcirculati e van de airconditioning 
veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen 
doordat zoemers van andere systemen 
klinken.
■Omstandigheden waaronder de functie 
mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen 
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet 
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs. 
(Het reinigen van de sensoren zal het pro-
bleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van 
de sensor zal het probleem oplossen.) 
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het 
gebeuren dat er ten gevolge van een 
bevroren sensor een abnormaal beeld te 
zien is op het display of dat objecten, zoals 
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.●Wanneer een sensor of de omgeving van 
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige 
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto 
van claxons, motorfietsmotoren, luchtrem-
men van vrachtwagens of andere geluids-
bronnen die ultrasone geluidsgolven 
produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm of 
er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een 
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.●De auto nadert een hoge of gebogen 
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor 
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed worden 
gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sensor 
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij 
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.●Katoen, sneeuw en andere materialen die 
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel 
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 436  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

491
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
Multi-informatiedisplay
Rijmodusselectieschakelaar
Beweeg de rijmodusselectieschakelaar naar 
voren of achteren om de gewenste rijmodus 
te selecteren op het multi-informatiedisplay.
1
Normale modus
Biedt een optimale balans tussen brandstof-
verbruik, laag geluidsniveau en dynamische 
prestaties. Geschikt voor normaal rijden.
2Sportmodus
Regelt de transmissie en de motor voor een 
snelle en krachtige acceleratie. In deze 
modus wordt ook het stuurgevoel gewijzigd, 
waardoor deze modus ges chikt is voor wan-
neer wendbaarheid is gewenst, bijvoorbeeld 
bij het rijden op zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd 
wordt, gaat de sportmodusindicator bran-
den.
Auto's met handgeschakelde transmissie: 
Wanneer de sportmodus wordt geselec-
teerd, wordt de iMT ingeschakeld. 
( → Blz. 318)
3 ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op  milieuvriendelijke 
wijze te accelereren en het brandstofver-
bruik te verlagen door een gematigde afstel-
ling van de smoorklep en door het regelen 
van de werking van de  airconditioning (ver-
warmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus geselecteerd 
wordt, gaat de ECO-rijmodusindicator bran-
den.
■Werking van de airconditioning in de 
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/koe-
len en de aanjagersnelheid van het airconditi-
oningsysteem om brandstof te besparen. 
Doe het volgende om de prestaties van de 
airconditioning te verbeteren:
●Schakel de ECO-rijmodus van de aircondi-
tioning uit (auto's me t automatische aircon-
ditioning) ( →Blz. 564)
●Wijzig de aanjagersnelheid ( →Blz. 557, 
562)
●Schakel de ECO-rijmodus uit
■Automatisch uitschakelen van de sport-
modus
Als het contact UIT wordt gezet nadat is 
gereden in de sportmodus, wijzigt de rijmo-
dus in de normale modus.
Rijmodusselectie-
schakelaar
De rijmodi kunnen worden gese-
lecteerd overeenkomstig de rijom-
standigheden.
Selecteren van een rijmodus
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 491  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

6
555
6
Voorzieningen in het interieur
COROLLA_TMUK_EE
Voorzieningen inhet interieur
.6-1. Gebruik van de 
airconditioning en de 
achterruitverwarming
Handmatig bediende  airconditioning ..................... 556
Automatische  airconditioning ..................... 561
Stuurwielverwarming/ stoelverwarming .................. 568
6-2. Gebruik van de  interieurverlichting
Overzicht interieurverlichting . 570
6-3. Gebruik van de  opbergmogelijkheden
Overzicht van  opbergmogelijkheden .......... 573
Voorzieningen in de  bagageruimte ...................... 576
6-4. Overige voorzieningen  in het interieur
Overige voorzieningen  in het interieur ..................... 585
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 555  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

5566-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
COROLLA_TMUK_EE
6-1.Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
*: Indien aanwezig
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen ie ts afwijken bij auto's met rechtse bestu-
ring.
De positie van het display en de toetsen kunnen per systeem verschillend zijn.
Auto's zonder aircoschakelaar
Schakelaar aanjagersnelheid
Temperatuurschakelaar
Toets buitenluchtmodus
Toets recirculatiemodus
Toets luchtcirculatieregeling
Toets achterruit- en  buitenspiegelverwarming
Toets voorruitverwarming
AAN-/UIT-schakelaar
Handmatig bediende airconditioning*
Bedieningspaneel  airconditioning
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 556  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

557
6
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
COROLLA_TMUK_EE 
Auto's met aircoschakelaar
Schakelaar aanjagersnelheid
Temperatuurschakelaar
Aircoschakelaar
Toets buitenlucht-/recirculatiemodus
Toets luchtcirculatieregeling
Toets achterruit- en  buitenspiegelverwarming
Toets voorruitverwarming
AAN-/UIT-schakelaar
■Wijzigen van de ingestelde tempe-
ratuur
Auto's zonder aircoschakelaar
Draai de temperatuurschakelaar 
rechtsom om de temperatuur te verho-
gen.
Auto's met aircoschakelaar
Draai de draaiknop voor de tempera-
tuurregeling rechtsom (warm) of 
linksom (koel) om de temperatuurinstel-
ling aan te passen.
Als de aircoschakelaa r niet is ingedrukt, 
blaast het systeem lucht met de omgevings-
temperatuur of verwarmde lucht in het interi-
eur.
■Instellen van de aanjagersnelheid
Draai de knop voor de aanjagersnel-
heid rechtsom (hoger) of linksom 
(lager) om de aanjagersnelheid aan te 
passen.
Door op de AAN-/UIT-schakelaar te drukken 
wordt de aanjager uitgeschakeld.
Als de aanjager is uitgeschakeld, kunt u 
deze weer inschakelen door op de 
AAN-/UIT-schakelaar te drukken of de knop 
voor de aanjagersnelheid rechtsom te 
draaien.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 557  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM