
81
1
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
COROLLA_TMUK_EE
1-4.Antidiefstalsysteem
Auto's zonder Smart entry-systeem 
en startknop
Het controlelampje gaat knipperen als 
de sleutel uit het contactslot is verwij-
derd, om aan te geven dat het systeem 
is ingeschakeld.
Het controlelampje stopt met knipperen 
als de geregistreerde sleutel in het con-
tactslot is gestoken om aan te geven 
dat het systeem is uitgeschakeld.
Auto's met Smart entry-systeem en 
startknop
Het controlelampje knippert nadat het 
contact UIT is gezet om aan te geven 
dat het systeem in werking is.
Het controlelampje houdt op met knip-
peren als het contact in stand ACC of 
AAN is gezet om aan te geven dat het 
systeem is uitgeschakeld.
■Onderhoud van het systeem
De auto is voorzien van een onderhoudsvrije 
startblokkering.
■Omstandigheden waardoor het systeem 
mogelijk niet goed werkt
●Als de greep van de sleutel tegen een 
metalen voorwerp wordt gehouden
●Als de sleutel dicht bij of tegen een sleutel 
met ingebouwde transponderchip van een 
andere auto wordt gehouden
Startblokkering
De sleutels van de auto zijn uitge-
rust met ingebouwde transponder-
chips die voorkomen dat de motor 
gestart kan worden met een sleu-
tel die niet in een eerder stadium 
geregistreerd is in de boordcom-
puter van de auto.
Laat de sleutels nooit in de auto 
achter als u de auto verlaat.
Dit systeem is ontworpen om 
autodiefstal te voorkomen, maar 
absolute beveiliging tegen elke 
vorm van diefstal kan niet worden 
gegarandeerd.
Bedienen van het systeem
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page  81  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

1042-1. Instrumentenpaneel
COROLLA_TMUK_EE
*1: Als het contact AAN is gezet, gaan deze  lampjes branden om aan te geven dat er 
een systeemcontrole wordt uitgevoerd. 
Ze doven nadat de motor is aangeslagen 
of nadat er enkele seconden verstreken 
zijn. Er kan een storing in een systeem 
aanwezig zijn als een lampje niet gaat 
branden of niet uitgaat. Laat de auto 
nakijken door een erkende Toyota-dealer 
of hersteller/reparateur of een andere 
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-display.
Waarschuwingslampje SRS
*1 
( → Blz. 654)
Waarschuwingslampje ABS
*1 
( → Blz. 655)
Waarschuwingslampje 
Brake Override-systeem/waar-
schuwingslampje wegrijrege-
ling
*2 ( → Blz. 655)
(Rood) Waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging
*1 
( → Blz. 655)
(Geel) Waarschuwingslampje 
elektrische stuurbekrachtiging
*1 
( → Blz. 655)
Waarschuwingslampje laag 
brandstofniveau ( →Blz. 656)
Controlelampje bestuurders- en 
voorpassagiersgordel 
( → Blz. 656)
Controlelampjes 
achterpassagiersgordels 
(→ Blz. 656)
Waarschuwingslampje 
lage bandenspanning
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 657)
(Oranje) Controlelampje LTA 
(indien aanwezig) (
→Blz. 657)
Controlelampje LDA 
(indien aanwezig) ( →Blz. 657)
(Knippert) Controlelampje uitgeschakeld 
Stop & Start-systeem
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 657)
(Knippert) Controlelampje Toyota 
Parking Assist-sensor  OFF
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 658)
(Knippert) Controlelampje RCTA OFF
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 659)
(Knippert) Controlelampje PKSB OFF
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 658)
(Knippert of 
brandt) Waarschuwingslampje PCS
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 659)
Controlelampje 
Traction Control
*1 ( → Blz. 659)
(Knippert) Waarschuwingslampje 
parkeerrem (
→Blz. 659)
(Knippert) Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1 
( → Blz. 660)
(Oranje) Controlelampje iMT
*1 
(indien aanwezig) ( →Blz. 660)
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van 
een veiligheidssysteem niet gaat 
branden
Als een lampje van een veiligheidssys-
teem zoals het ABS of het waarschu-
wingslampje SRS niet gaan branden als u 
de motor start, kan dat betekenen dat 
deze systemen niet beschikbaar zijn om u 
te beschermen in geval van een ongeval, 
waardoor ernstig letsel zou kunnen ont-
staan. Laat, als dit gebeurt, de auto onmid-
dellijk nakijken door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 104  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

3684-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE Wanneer het display voor rijden met de volg-
regeling wordt weergegeven en de voorlig-
ger in beweging is, beweegt uw auto zich 
mogelijk op dezelfde wijze. Houd uw omge-
ving altijd goed in de gaten te houden en 
bedien indien nodig het stuurwiel om de rij-
richting van de auto te corrigeren en de vei-
ligheid te garanderen.
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of  hoger.
*1
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook-markeringen of een rijbaan*2. (Wanneer 
slechts aan één zijde een witte [gele] mar-
kering of een rijbaan
*2 wordt herkend, 
werkt het systeem uitsluitend voor de her-
kende zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste  ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet 
bediend.
(Auto's met BSM: Behalve wanneer een 
ander voertuig zich op de rijstrook bevindt 
aan de zijde van de bediende richtingaanwij-
zer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe  bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 370)
*1: De functie werkt zelfs als de rijsnelheid 
lager is dan ongeveer 50 km/h terwijl de 
Lane Centering-functie in werking is.
*2: De grens tussen asfalt en de kant van de weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan 
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane 
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar 
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” 
(stuurassistentie) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(→ Blz. 719) • Er wordt niet in een vastgestelde mate of 
sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een  stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS  werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 369)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(→ Blz. 719)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of  hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste  ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 370)
●Lane Centering-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• LTA is ingeschakeld.
• De instelling voor “Steering Assist”  (stuurassistentie) en “Lane Centre” (mid-
den rijstrook) in   van het multi-informa-
tiedisplay is ON (aan). ( →Blz. 719)
• Deze functie herkent wi tte (gele) rijstrook-
markeringen of de positie van een voorlig-
ger (behalve bij kleine voorliggers, zoals 
een motorfiets).
• De Dynamic Radar Cruise Control met vol- ledig snelheidsbereik werkt in de afstands-
regelmodus.
• De breedte van de rijstrook is ongeveer 3 -  4 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet 
bediend.
• Er wordt niet gereden in een scherpe  bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 370)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of  sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een  stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS  werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 368  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

3764-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE 
Binnenzijde van de weergegeven lij-
nen is zwart
Dit geeft aan dat het systeem witte 
(gele) lijnen of een rijbaan
* niet kan her-
kennen of tijdelijk is uitgeschakeld.
*: De grens tussen asfalt en de kant van de  weg, zoals gras, grond of een stoeprand
■Voorwaarden voor werking van de func-
ties
●Lane Departure Alert-functie
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De LDA is ingeschakeld.
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of  hoger.
• Het systeem herkent witte (gele) rijstrook- markeringen of een rijbaan*. (Wanneer 
een witte [gele] markering of rijbaan
* 
slechts aan één zijde wordt herkend, werkt 
het systeem uitsluitend voor de herkende 
zijde.)
• De breedte van de rijstrook is ten minste  ongeveer 3 m.
• De richtingaanwijzersc hakelaar wordt niet 
bediend.
(Auto's met BSM: Behalve wanneer een 
ander voertuig zich op de rijstrook bevindt 
aan de zijde van de bediende richtingaanwij-
zer)
• Er wordt niet gereden in een scherpe  bocht.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 377)
*: De grens tussen asfalt en de kant van de 
weg, zoals gras, grond of een stoeprand
●Stuurassistentiefunctie
Deze functie werkt wanneer niet alleen aan 
alle werkingsvoorwaarden voor de Lane 
Departure Alert-functie wordt voldaan, maar 
ook aan alle onderstaande voorwaarden.
• De instelling voor “Steering Assist” 
(stuurassistentie) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(→ Blz. 719)
• Er wordt niet in een vastgestelde mate of  sneller geaccelereerd of gedecelereerd.
• Het stuurwiel wordt niet bediend met een  stuurkracht die geschikt is voor het veran-
deren van rijstrook.
• Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS  werken niet.
• De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
• De waarschuwing handen van het stuur- wiel wordt niet weergegeven. ( →Blz. 377)
●Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle onder-
staande voorwaarden wordt voldaan.
• De instelling voor “Sway Warning” (waar-
schuwing voor slingeren) in   van het 
multi-informatiedisplay is ON (aan). 
(→ Blz. 719)
• De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of  hoger.
• De breedte van de rijstrook is ten minste  ongeveer 3 m.
• Er worden geen systeemstoringen gesig- naleerd. ( →Blz. 377)
■Tijdelijk uitschakelen van functies
●Als niet langer aan de werkingsvoorwaar-
den wordt voldaan, wordt een functie 
mogelijk tijdelij k uitgeschakeld. Als echter 
weer aan de werkingsvoorwaarden wordt 
voldaan, wordt de werking van de functie 
automatisch hervat. ( →Blz. 376)
■Stuurassistentiefunctie
●Afhankelijk van de rijsnelheid, de situatie 
rondom het verlaten van de rijstrook, de 
wegomstandigheden, enz. merkt de 
bestuurder mogelijk niet dat de functie in 
werking is of werk t de functie mogelijk 
helemaal niet.
●De bediening van het stuurwiel door de 
bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de stuurre-
geling van de functie.
●Probeer niet zelf de werking van de 
stuurassistentiefunctie te testen.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 376  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

4364-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE sensor daardoor mogelij
k geen obstakels sig-
naleert. Zodra het ijs smelt, zal het systeem 
weer normaal werken.
■Als “Parking Assist Unavailable” (Par-
king Assist niet beschikbaar) wordt 
weergegeven op het multi-informatie-
display
●Er kan continu water over de sensor stro-
men, zoals bij zware regenval. Als het sys-
teem signaleert dat de toestand weer 
normaal is, zal het systeem weer normaal 
werken.
●Mogelijk is het systeem na het losnemen 
en weer aansluiten van een accuklem niet 
geïnitialiseerd. Initialiseer het systeem. 
( → Blz. 436)
Als deze melding na de initialisatie nog 
steeds wordt weergegeven, laat de auto 
dan controleren door een erkende 
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of 
een andere naar behoren gekwalificeerde 
en uitgeruste deskundige.
■Als een accuklem is losgenomen en 
weer is aangesloten
Het systeem moet worden geïnitialiseerd. 
Rijd om het systeem te initialiseren gedu-
rende ten minste 5 seconden recht vooruit 
met een snelheid van ongeveer 35 km/h of 
hoger.
■Detectie-informatie sensoren
Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende 
situaties voordoen:
●De sensoren signaleren mogelijk alleen 
objecten die zich dicht bij de voor- of ach-
terbumper bevinden.
●Afhankelijk van de vorm van het object en 
andere factoren kan de detectieafstand 
korter worden of kan detectie niet mogelijk 
zijn.
●Obstakels worden mogelijk niet gesigna-
leerd als ze zich te dicht bij de sensor 
bevinden.
●Tussen het signaleren van een object en 
de weergave zit een kleine vertraging. Ook 
als er met lage snelheid wordt gereden, 
bestaat de mogelijkheid dat het object bin-
nen het detectiegebied van de sensoren 
komt voordat het display wordt weergege-
ven en het waarschuwingssignaal hoor-
baar is.
●Het kan moeilijk zijn om de zoemer te 
horen als het audiosysteem hard staat of 
als de luchtcirculati e van de airconditioning 
veel geluid produceert.
●De zoemer is mogelijk moeilijk te horen 
doordat zoemers van andere systemen 
klinken.
■Omstandigheden waaronder de functie 
mogelijk niet goed werkt
De staat van de auto en de omgeving kunnen 
van invloed zijn op de capaciteit van de sen-
sor om objecten correct te signaleren. Speci-
fieke situaties waarin dit voor kan komen ziet 
u hieronder.
●De sensor is bedekt met vuil, sneeuw of ijs. 
(Het reinigen van de sensoren zal het pro-
bleem oplossen.)
●De sensor is bevroren. (Het ontdooien van 
de sensor zal het probleem oplossen.) 
Vooral bij lage buitentemperaturen kan het 
gebeuren dat er ten gevolge van een 
bevroren sensor een abnormaal beeld te 
zien is op het display of dat objecten, zoals 
een muur, niet worden gesignaleerd.
●Een sensor wordt ergens door afgedekt.●Wanneer een sensor of de omgeving van 
een sensor zeer heet of koud is.
●De auto rijdt op een bijzonder hobbelige 
weg, op een helling, op grind of op gras.
●Er is veel omgevingslawaai rond de auto 
van claxons, motorfietsmotoren, luchtrem-
men van vrachtwagens of andere geluids-
bronnen die ultrasone geluidsgolven 
produceren.
●Er is een andere auto uitgerust met Par-
king Assist-sensoren in de nabije omge-
ving.
●Een sensor is bedekt met een waterfilm of 
er is sprake van zware regenval.
●Als een sensor wordt geraakt door een 
grote hoeveelheid water, zoals bij het rij-
den op een overstroomde weg.
●Als de auto sterk naar één kant helt.●De auto nadert een hoge of gebogen 
stoeprand.
●Als het object zich te dicht bij de sensor 
bevindt.
■Objecten die mogelijk niet goed worden 
gesignaleerd
Door de vorm van het object kan de sensor 
het mogelijk niet signaleren. Let goed op bij 
de volgende objecten:
●Kabels, hekken, touwen, enz.●Katoen, sneeuw en andere materialen die 
geluidsgolven absorberen
●Zeer hoekige objecten
●Lage objecten●Hoge obstakels waarbij het bovenste deel 
uitsteekt in de richting van uw auto
Mogelijk worden mensen die bepaalde soor-
ten kleding dragen niet gesignaleerd.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 436  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

4924-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
*: Indien aanwezig
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te 
voorkomen bij plotseling remmen of 
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat 
het rempedaal is in getrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een 
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres 
en het nemen van bochten op een glad 
wegdek.
■VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, 
TRC-, VSC- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit 
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres 
op een glad wegdek door de stuurcom-
mando's aan te passen.
Uitlaatgasfiltersysteem*
Het uitlaatgasfiltersysteem is ont-
worpen om roetdeeltjes in de uit-
laatgassen te verzamelen met 
behulp van een uitlaatgasfilter dat 
in de uitlaatpijpen is geplaatst.
OPMERKING
■Om storingen in het uitlaatgasfilter-
systeem te voorkomen
●Gebruik geen andere brandstof dan het 
voorgeschreven type brandstof
●Breng geen wijzigingen aan de uitlaat-
pijp aan
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties 
tijdens het rijden  te verbeteren is 
uw auto uitgerust  met de volgende 
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er 
echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op 
deze systemen als u de auto 
bedient.
Overzicht van de 
ondersteunende systemen
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 492  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

4944-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
COROLLA_TMUK_EE
■Uitschakelen van de TRC, VSC en Trai-
ler Sway Control
Schakel de TRC, VSC en Trailer Sway Con-
trol uit door   langer dan 3 seconden 
ingedrukt te houden terwijl de auto stilstaat.
Het controlelampje VSC OFF gaat branden 
en “Tractiecontrole UIT” wordt op het 
multi-informatiedisplay weergegeven.
*
Druk nogmaals op   om het systeem 
weer in te schakelen.
*: Bij auto's met PCS (P re-Crash Safety-sys-
teem), wordt de PCS ook uitgeschakeld 
(alleen Pre-Crash-waarschuwing is 
beschikbaar) Het waarschuwingslampje 
PCS gaat branden en er wordt een mel-
ding weergegeven op het multi-informatie-
display. ( →Blz. 360)
■Wanneer de melding wordt weergege-
ven op het multi-informatiedisplay dat 
de TRC is uitgeschakeld, zelfs al is   
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitges chakeld. Als de  melding 
niet verdwijnt neem dan contact op met een 
erkende Toyota-dealer of hersteller/repara-
teur of een andere naar behoren gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
■Voorwaarden voor werking Hill Start 
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden wordt 
voldaan, werkt de Hill Start Assist Control:
●Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del staat in een andere stand dan P of N 
(bij het vooruit/achteruit bergop wegrijden).
●Auto's met handgeschakelde transmissie: 
De selectiehendel staat in een andere 
stand dan de achteruit wanneer vooruit 
bergop wordt weggereden of in de achter-
uit wanneer achteruit bergop wordt wegge-
reden.
●De auto staat stil
●Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
●De parkeerrem is niet geactiveerd
■Automatisch uitschakelen van Hill Start 
Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de vol-
gende situaties uitgeschakeld:
●Auto's met Multidrive CVT: De selectiehen-
del wordt in stand P of N gezet.
●Auto's met handgesc hakelde transmissie: 
De selectiehendel wordt in de achteruit 
gezet wanneer vooruit bergop wordt weg-
gereden of in een andere stand dan de 
achteruit gezet wanneer achteruit bergop 
wordt weggereden.
●Het gaspedaal wordt ingetrapt
●De parkeerrem wordt geactiveerd
●Er zijn maximaal 2 seconden verstreken 
nadat het rempedaal is losgelaten.
■Bijgeluiden en trillingen die veroorzaakt 
worden door de ABS-, Brake Assist-, 
VSC-, Trailer Sway Control-, TRC- en 
Hill Start Assist Control-systemen
●Het is mogelijk dat u tijdens het starten van 
de motor of bij het wegrijden een geluid in 
de motorruimte hoort wanneer het rempe-
daal herhaaldelijk wordt ingetrapt. Dit duidt 
niet op een storing in een van deze syste-
men.
●De volgende verschijnselen kunnen zich 
voordoen als bovenstaande systemen in 
werking zijn. Geen v an deze verschijnse-
len duidt op een storing.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden in de  carrosserie en de stuurinrichting.
• Nadat de auto tot stilstand is gekomen,  kan het geluid van een elektromotor hoor-
baar zijn.
• Er kan een lichte trilling in het rempedaal  voelbaar zijn als het antiblokkeersysteem 
geactiveerd is.
• Het rempedaal kan iets verder naar bene- den bewegen als het antiblokkeersysteem 
geactiveerd is.
■Geluiden en trillingen tijdens de wer-
king van de Active Cornering Assist
Tijdens de werking van de Active Cornering 
Assist kunnen geluiden  en trillingen vanuit 
het remsysteem worden waargenomen, maar 
deze duiden niet op een storing.
■Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt, kan 
het geluid van een elektromotor (zoemend 
geluid) hoorbaar zijn. Dit is normaal en duidt 
niet op een storing.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 494  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM 

495
4
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
COROLLA_TMUK_EE
■Automatisch opnieuw inschakelen van 
de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem
Als de TRC, de Trailer Sway Control en het 
VSC-systeem zijn uitgeschakeld, worden 
deze automatisch opnieuw ingeschakeld in 
de volgende situaties:
●Als het contact UIT wordt gezet
●Als alleen het TRC-systeem wordt uitge-
schakeld, wordt de TRC weer ingescha-
keld zodra de rijsnelheid toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem 
is uitgeschakeld, worden deze niet auto-
matisch weer ingeschakeld als de rijsnel-
heid toeneemt.
■Werkingsvoorwaarden van de Active 
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het volgende 
zich voordoet.
●De TRC/VSC kan in werking treden
●De bestuurder probeert tijdens het rijden in 
een bocht te accelereren
●Het systeem signaleert dat de auto naar de 
buitenkant van de bocht uitwijkt
●Het rempedaal wordt losgelaten
■Gereduceerde bekrachtiging door het 
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het 
EPS-systeem wordt gereduceerd om het sys-
teem tegen oververhitting te beschermen als 
er gedurende langere tijd veel stuurbewegin-
gen worden uitgevoerd. Hierdoor kan de 
besturing zwaar aanvoelen. Draai, als dat het 
geval is, niet overmatig aan het stuur of 
breng de auto tot stilstand en schakel de 
motor uit. Het EPS-systeem moet binnen 10 
minuten weer normaal werken.
■Voorwaarden voor werking noodstop-
signaal
Als aan de volgende voorwaarden wordt vol-
daan, werkt het noodstopsignaal:
●De alarmknipperlichten zijn uit
●De werkelijke rijsnelheid is hoger dan 55 
km/h
●Het systeem oordeelt op basis van de 
deceleratie van de auto dat het om een 
noodstop gaat.
■Automatisch uitschakelen van nood-
stopsignaal
Het noodstopsignaal wordt in de volgende 
situaties uitgeschakeld:
●De alarmknipperlichten worden ingescha-
keld.
●Het systeem oordeelt op basis van de 
deceleratie van de auto dat het niet om 
een noodstop gaat.
■Werkingsvoorwaarden Secondary Colli-
sion Brake (indien aanwezig)
Het systeem werkt als de airbagsensor een 
aanrijding signaleert terwijl de auto in bewe-
ging is.
Het systeem werkt echter niet onder de vol-
gende omstandigheden.
●De rijsnelheid is lager dan 10 km/h.
●Er zijn componenten beschadigd
■Automatisch uitschakelen Secondary 
Collision Brake (indien aanwezig)
Het systeem wordt automatisch uitgescha-
keld in een van de volgende situaties.
●De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 10 
km/h
●Er verstrijkt een bepaalde tijd tijdens de 
werking
●Het gaspedaal wordt flink ingetrapt.
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten 
banden op een weg die bedekt is met 
sneeuw).
●Er sprake is van aquaplaning bij hoge 
snelheid op een nat of glad wegdek.
■De remweg met ABS in werking kan 
langer zijn dan onder normale 
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg 
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met 
name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind, 
zand en dergelijke, of op besneeuwde 
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met 
diepe gaten of andere grote oneffenhe-
den
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12P46E.book  Page 495  Tuesday, August 25, 2020  1:58 PM