155
Praktische informatie
7Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker,
tussen twee onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt,
moet de parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden afgesteld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Elektrische parkeerrem
Dit systeem is onderhoudsvrij. Laat echter
in het geval van een storing het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden,
inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker
gelden voor koude banden. Als u langer dan 10
minuten of meer dan 10 km met een snelheid
van meer dan 50 km/h hebt gereden, moet u
een 0,3 bar (30 kPa) hogere bandenspanning
ten opzichte van de op de sticker aangegeven
waarden aanhouden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een
onjuiste bandenspanning veroorzaakt
vroegtijdige slijtage van de banden en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van
de auto. Kans op een ongeval! Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft
een negatieve invloed op het weggedrag. Het
wordt aanbevolen om regelmatig de staat van
de banden (profiel en wangen) en velgen te
inspecteren en te controleren of de banden over
een ventieldop beschikken.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder
het loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de
groeven minder dan 1,6 mm. De banden moeten
worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op
de levensduur van de banden, het draaien van
de banden, de bodemvrijheid en de waarde op
de snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op
de wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het
juiste moment ingrijpen.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction)
voor de behandeling van de uitlaatgassen
zonder dat de prestaties afnemen of het
brandstofverbruik toeneemt.
156
Praktische informatie
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (deze stoffen zijn niet schadelijk
voor de gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 17 liter.
Met deze inhoud kan de auto ongeveer
6.000
km rijden ( hierbij spelen uw rijstijl en het
model van uw auto ook een grote rol). Wanneer
u met de resterende hoeveelheid nog maximaal
ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat het
reservoir helemaal leeg is, wordt er automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
In de resterende 2.400
km worden er nog
diverse waarschuwingen gegeven voordat
het reservoir leeg is en de auto niet meer kan
worden gestart.
Zie de betreffende hoofdstukken voor
meer informatie over de
waarschuwings- en controlelampjes en
bijbehorende waarschuwingen of de lampjes.
Als het AdBlue®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot de auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Wanneer er een storing in het SCR-systeem
wordt geconstateerd, is het essentieel om
contact op te nemen met een PEUGEOT-
dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Na 1.100 km wordt er automatisch een
voorziening geactiveerd die voorkomt dat de
motor kan starten.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de auto wordt stilgezet.
Bevriezing van AdBlue®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11 °C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
verwarmingssysteem voor het AdBlue
®-
reservoir waardoor u ook in zeer koude
omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-
systeem correct werkt:
–
Gebruik
uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als
de AdBlue
® niet in de originele jerrycan
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue® is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan dat
over AdBlue®-pompen beschikt die
speciaal ontworpen zijn voor bepaalde auto's.
Vul nooit AdBlue® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
157
Praktische informatie
7Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de brandstoftank.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel het
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer inschakelt, zonder de
deur aan bestuurderszijde te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit
het contactslot om de motor af te zetten.
of
►
Druk bij Keyless entry and start op de toets
"
START/STOP" om de motor af te zetten.
► Zorg dat de auto is ontgrendeld en open de
brandstofvulklep. Draai de blauwe dop van het
AdBlue
®-reservoir linksom en verwijder de dop.
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer
u de uiterste houdbaarheidsdatum hebt
gecontroleerd, moet u de instructies op het etiket
zorgvuldig lezen voordat u de inhoud van de
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto
giet.
►
Met een
AdBlue
®-pomp: steek het vulpistool
in het reservoir en vul brandstof bij totdat het
vulpistool afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:
–
V
ul 10 tot 13 liter toe met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor
het eerst afslaat als u bij een tankstation
tankt.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg
is, wat wordt bevestigd door de melding
“Top up
AdBlue: Starting impossible”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de
tankvulopening en draai deze rechtsom, totdat u
niet verder kunt draaien.
►
Sluit de brandstofvulklep.
Gooi lege AdBlue®-flacons of
-verpakkingen niet bij het huisvuil.
Doe ze in een speciale houder of breng ze
terug naar het verkooppunt.
243
Trefwoordenregister
12V-accu 154, 175–176
A
Aanhanger 81, 146
Aanhangergewichten
185–187
Aansluiten MirrorLink
208–209, 229
Aansluiting 12 V
49–50
Aansluiting 220 V
51
ABS
79
Accessoires
75, 99
Accu
149, 175, 177
Accu laden
176–177
Achterbank
48
Achterdeuren
29–31
Achterklep
29–30, 32
Achterlichten
171
Achterportierruiten
41
Achterruitverwarming
45, 63
Achteruitrijcamera
113, 137
Achteruitrijlicht
171
Actief dodehoekbewakingssysteem
134
Actieradius AdBlue
153
Active Safety Brake
126–128
Adaptieve cruise control met Stop-functie
11 6
Adaptieve snelheidsregelaar
122
AdBlue®
155
AdBlue® bijvullen
157
AdBlue®-reservoir
157
Advanced Grip Control
81–82
Afmetingen
181
Afstandsbediening 24–29, 31, 96
Afstellen van de koplamphoogte
71
Afzetten van de motor
97, 99
Airbags
86, 88–89, 91
Airbags vóór
87–88, 91
Airconditioning
58, 61
Airconditioning (handbediend)
59, 62
Airconditioning met gescheiden regeling
62
Alarmknipperlichten
79
Alarmsysteem
38–40
Algemeen menu
190
Allesdragers
149–150
Android Auto verbinding
229
Antiblokkeersysteem (ABS)
79–80
Antidiefstalsysteem/Startblokkering
25
Antispinregeling (ASR) ~
Antislipregeling
80, 82
Apple®-speler
195, 207, 234
Apple CarPlay verbinding
209, 228
Apps
229
Armleuning
43
Armleuning vóór
49
Audiokabel
233
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
60
Automatische ruitenwissers
72, 74
Automatische transmissie ~ Versnellingsbak,
automatische
100, 104–108, 110, 155
Automatisch inschakelen verlichting
68, 70
Automatisch noodremsysteem
126–128
AUX-aansluiting
194, 207, 233B
Banden 155, 188
Banden oppompen
155, 188
Bandenreparatieset
161
Bandenspanning
155, 163, 167, 188
Bandenspanningscontrole (met set)
161, 163
Bandenspanning te laag (detectie)
11 0
Batterij afstandsbediening ~
Afstandsbediening, batterij
32–33, 65
Batterij afstandsbediening vervangen ~
Afstandsbediening, batterij vervangen
32
Bediening autoradio aan
stuurkolom ~ Autoradio, bedieningen
aan stuurkolom
190, 202, 217
Bekerhouder
49
Beladen
53, 149
Benzinemotor
151, 185
Bijvullen AdBlue®
153, 157
Binnenspiegel
46
BlueHDi
153, 160
Bluetooth
(handsfree set)
196–197, 210–211, 234–235
Bluetooth (telefoon)
210–211, 234–236
Bluetooth-telefoon met spraakherkenning
199
Bluetooth-
verbinding
197, 210–211, 230, 234–236
Boordcomputer
22–23
Boordgereedschap
160–161
Brandstof
7, 143
Brandstofadditief
153–154
Brandstofniveaumeter
143–144
244
Trefwoordenregister
Brandstoftank 143–144, 143–145
Brandstof tanken
143–144
Brandstoftank leeg (diesel)
160
Brandstofverbruik
7
Brandstofvuldop ~
Brandstoftankdop
143–144
Brandstofvulklep ~
Brandstoftankklep
143–144
Buitenlandse reizen
68
Buitenspiegels
45–46, 63, 132
C
Carrosserie 159
Carrosserie-onderhoud
159
CD
194, 207
CD MP3
194–195, 207
CD-/MP3 -speler
194–195
Centrale vergrendeling
25, 29–30
Claxon
79
Connectiviteit
228
Contact
99, 236
Contact aangezet
99
Controlelampjes
11
Controles
151, 154–155
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) -
Digitale radio
192–193, 206, 232
Dagrijverlichting 170
Dakklep
37
Dashboardkastje
49
Datum (instellen)
213, 238
Datum instellen
213, 238
Detectie obstakels
135
Detectie te lage bandenspanning ~
Bandenspanning, detectie
110–111, 163
Dieselmotor
143, 151, 160, 186–187
Digitale radio - DAB
(Digital Audio Broadcasting)
192, 206, 232
Dimlicht
67, 168–169
Dodehoekbewaking
132, 133, 134
Draadloze lader
51
Dynamische noodrem
101–103
E
Eco-mode ~ Eco-modus 149
Eco-rijden (adviezen)
7
Electronic Stability Program (ESC)
80, 82
Elektrisch bedienbare schuifdeur
29–30, 36
Elektrisch bediende handrem ~
Handrem, elektrisch bediend
100–103, 155
Elektrische ruitbediening
40
Elektronische remdrukregelaar (REF)
79
Elektronische remdrukregelaar (REF) ~
Electronic Brake Force Distribution (EBD)
79–80
Elektronische sleutel
24–25, 100
Elektronische startblokkering ~
Startblokkering, elektronische
96
Elektronisch Stabiliteits
Programma (ESP)
79–82
ESP (Elektronisch Stabiliteits Programma)
79
Etiketten
4
Extra verwarming
38, 63–65
F
Flacon AdBlue® 156
Flessenhouder
49
Follow me home-verlichting
25
Follow me home verlichting ~
Follow-me-home-verlichting
69
Frequentie (radio)
232
Functie snelweg (richtingaanwijzers)
68
G
Gekoppeld navigatiesysteem 225–228
Gereedschap
161
Gesproken commando's ~
Spraakcommando's
219–222
Gewichten
185–187
GPS
225
Grootlicht
67, 168, 170
Grootlichtassistent
70, 133
246
Trefwoordenregister
Menustructuren display 209
Milieu
7, 33, 65
Mistachterlicht
67, 171
Mistlampen
170
Mistlampen vóór
67, 168
Monteren allesdragers ~ Allesdragers
monteren
149–150
Motoren
185–187
Motorkap
150–151
Motorkapsteun
150–151
Motorolie
152
MP3 (CD)
195
Multiflex bank ~ Cabine Extenso
54
Multifunctioneel display (met autoradio)
190
N
Navigatiesysteem 223–225
Neerklappen stoelen achter
48
Niveau AdBlue®
153
Niveau brandstofadditief diesel ~
Brandstofaddititiefniveau
153–154
Niveau koelvloeistof ~
Koelvloeistofniveau
17, 153
Niveau remvloeistof ~
Remvloeistofniveau
153
Niveau ruitensproeiervloeistof ~
Ruitensproeiervloeistofniveau
72, 153
Niveaus controleren
151–153
Niveaus en controles
151–153
Noodbediening achterklep
32
Noodbediening portieren 24, 31
Noodoproep ~ Urgence-oproep
75–77
Noodprocedure starten
175
Noodremassistentie ~
Brake Assist System (BAS)
80, 128
Noodremassistentie (AFU) ~
Brake Assist System (BAS)
80
O
Oliefilter 154
Oliefilter (vervangen)
154
Olieniveau
152
Oliepeilstok
152
Olieverbruik
152
Onder de motorkap ~ Motorruimte
151
Onderhoud (adviezen)
158
Onderhoudsadviezen
158
Onderhoudscontroles
17, 154
Onderhoudsindicator ~
Onderhoudsintervalindicator
17
Ontdooien
46, 62
Ontgrendelen
24, 27–29
Ontgrendelen van binnenuit ~
Interieur ontgrendelen
33–35
Ontluchten brandstofsysteem ~
Brandstofsysteem ontluchten
160
Ontwasemen
62
Ontwasemen achter ~
Achterruitverwarming
45, 63
Opbergvak boven voorruit
50
Opbergvakken 50
Openen bagageruimte ~
Bagageruimte openen
24
Openen motorkap ~ Motorkap, openen
150
Openen portieren ~ Portieren openen
24
Opschakelindicator
108
Overzicht zekeringen ~
Zekeringentabel
172–174
P
Parkeerhulp achter 135
Parkeerhulp achter met grafische
weergave en geluidssignalen
135
Parkeerhulpsystemen
(algemene adviezen)
11 2
Parkeerhulp vóór
136
Parkeerhulp zijkant
136
Parkeerlichten
67, 69, 168–170
Plafonnier
66
Plafonnier achter
66
Plafonniers
66
Plafonnier voor
66
Portieren sluiten
25, 29–30
Profielen
212, 238
Programmeerbare snelheidsregelaar
120
Programmeerbare verwarming
38, 63–65
Pyrotechnische gordelspanners
85