28
Toegang tot de auto
Ontgrendelen
► Klap de achterbank naar voren om bij het slot
in de bagageruimte te komen,
► Steek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
► Verplaats de nok naar rechts.
Vergrendeling na het sluiten
Wanneer de achterklep weer wordt gesloten,
wordt deze weer vergrendeld als het probleem
niet is verholpen.
► Verwijder de bekleding onder de
12V-aansluiting.
►
Plaats de elektronische sleutel in de daarvoor
geschikte behuizing.
►
Zet het contact aan door op de knop "ST
ART/
STOP" te drukken.
De elektronische sleutel werkt nu weer volledig.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als de
storing niet is verholpen.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Ontgrendel de auto met de afstandsbediening
of de sleutel en trek aan de portiergreep.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een
portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Het openen van een achterportier van
binnenuit is niet mogelijk als het
kinderslot is geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de kinderbeveiliging.
Sluiten
Als een portier of de achterklep niet goed
is gesloten, zal bij draaiende motor of als
de auto sneller dan 10 km/h rijdt gedurende
enkele seconden een melding worden
weergegeven.
Achterklep
Openen
► Druk op de middelste knop van de achterklep
terwijl de auto ontgrendeld is of de elektronische
sleutel van het Keyless entry and start-systeem
zich in de detectiezone bevindt.
►
Beweeg de achterklep omhoog.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het starten met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start
-systeem.
Laat bij eventuele storingen of
moeilijkheden bij het openen en sluiten
van de achterklep, het systeem direct
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat dit ongemak verergert,
waardoor de achterklep kan vallen met
ernstig letsel tot gevolg.
Sluiten
► Trek de achterklep omlaag met behulp van
een van de handgrepen aan de binnenzijde.
Als de achterklep niet goed is gesloten (het slot
heeft twee standen), wordt bij draaiende motor
of tijdens het rijden (snelheid hoger dan 10
km/h) gedurende enkele seconden een melding
weergegeven.
Als de achterklep moeilijk opent of sluit, laat hem dan zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en dat
de achterklep dichtvalt en daardoor letsel
veroorzaakt.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing in het systeem van de centrale
vergrendeling de achterklep mechanisch
ontgrendeld worden.
30
Toegang tot de auto
elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
► Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Het alarm gaat af als iemand probeert de
accu, de knop of de kabels van de sirene uit
te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg voor alle werkzaamheden aan het
alarmsysteem een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activeren
► Zet het contact af en verlaat de auto.► Vergrendel de auto met de
afstandsbediening.
of
►
V
ergrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje knippert één keer per seconde
en de richtingaanwijzers gaan gedurende
ongeveer 2 seconden branden.
Na het vergrendelverzoek vanaf de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem wordt de omtrekbeveiliging na
5 seconden en de interieurbeveiliging na 45
seconden geactiveerd.
Indien een portier, de achterklep, de motorkap
enz. niet goed is gesloten, wordt de auto niet
* Alleen van toepassing op GTi-auto's met alleen wegsleepbeveiliging.
vergrendeld, maar wordt de beveiliging na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op deze ontgrendelknop van de
afstandsbediening.
of
►
Ontgrendel de auto met het "Keyless entrée
en start"-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de knop gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
Wanneer de auto automatisch weer
wordt vergrendeld (als niet binnen 30
seconden een portier of de achterklep wordt
geopend), wordt het alarmsysteem niet
automatisch weer ingeschakeld.
Om het alarmsysteem weer in te
schakelen, moet u de auto ontgrendelen
en weer vergrendelen met de sleutel met
afstandsbediening of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging (en
wegsleepbeveiliging als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld, bijvoorbeeld in de
volgende gevallen:
–
Er bevinden zich passagiers in de auto.
–
Een van de ruiten staat op een kier
.
–
De auto wordt gewassen.
–
Wiel verwisselen*.
–
De auto wordt gesleept*.
–
T
ransport via schip of veerboot*.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen tien
seconden op de knop tot het lampje blijft
branden.
►
V
erlaat de auto.
► Vergrendel de auto onmiddellijk met
de afstandsbediening of het "Keyless
entrée en start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt ingeschakeld;
het lampje knippert één keer per seconde.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure
31
Toegang tot de auto
2elke keer na het afzetten van het contact wordt
uitgevoerd.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt tevens opnieuw
geactiveerd (indien aanwezig).
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door
de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat uit.
►
Schakel het alarmsysteem weer volledig
in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry and
start-systeem.
Het lampje van de knop gaat opnieuw één keer
per seconde knipperen.
Afgaan van het alarm
Als gevolg treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het lampje snel knippert bij het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening of het "Keyless entrée en
start"-systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan.
Het lampje stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
► ontgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd
in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier;
►
open het portier; het alarm gaat af;
►
Zet het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje in de knop blijft branden, duidt dit
op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank
Door de knop voor het vergrendelen (op
de sleutel of de afstandsbediening)
ingedrukt te houden worden de ruiten
automatisch gesloten.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt om
de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt zodra
de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische werking
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
37
Ergonomie en comfort
3► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor
een optimale zithouding.
►
T
rek aan de hendel om het stuurwiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Spiegels
Buitenspiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.
De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt
voor het parkeren in kleine ruimtes.
Ontwasemen - ontdooien
Ontwasemen/ontdooien van de
buitenspiegels kunt u inschakelen door bij
draaiende motor op de toets van de
achterruitverwarming te drukken.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
ontwasemen en ontdooien van de
achterruit.
Afstellen
► Beweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel te
selecteren.
►
Beweeg de schakelaar B
in de vier richtingen
om de spiegel af te stellen.
►
Zet de schakelaar A
weer in de middenstand.
Uit veiligheidsoverwegingen moet u de
spiegels zo afstellen dat de dode hoek
minimaal is.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden gehouden om
de afstand ten opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.
Inklappen
► Van buitenaf: vergrendel de auto met de
elektronische sleutel of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
► Vanuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A vanuit de middelste stand naar
achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A, worden ze
niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt
ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A
naar achteren om de buitenspiegels uit te
klappen.
Uitklappen
► Van buitenaf: ontgrendel de auto met de
elektronische sleutel of met het "Keyless entry
and start"-systeem.
►
V
anuit het interieur: trek bij aangezet contact
de schakelaar A vanuit de middelste stand naar
achteren.
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels met de afstandsbediening
kan worden uitgeschakeld door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels
handmatig worden ingeklapt.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
89
Rijden
6► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
► Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
–
Bij een handbediende parkeerrem moet de
hendel zijn aangetrokken.
– Bij een elektrische parkeerrem moet
het lampje van de hendel branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Starten - afzetten van de
motor "Keyless entry and
start"
Starten
► Zorg ervoor dat de elektronische sleutel
zich in het interieur van de auto, binnen de
detectiezone, bevindt.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
► Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, druk dan in stand P
of
N het rempedaal volledig in.
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP".
De stuurkolom wordt ontgrendeld en de motor
wordt gestart.
Bij bepaalde uitvoeringen met automatische
transmissie kan het stuurslot niet worden
vergrendeld.
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met een
dieselmotor de motor pas na het doven van
het controlelampje "Voorgloeien" gestart.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
Het is essentieel dat de Keyless entry
and start elektronische sleutel zich
binnen de detectiezone bevindt. Verlaat om
veiligheidsredenen deze zone niet terwijl de
motor nog draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen de
zone wordt gedetecteerd, wordt een melding
weergegeven. Om de motor te kunnen starten
moet u ervoor zorgen dat de elektronische
sleutel zich binnen de zone bevindt.
90
Rijden
Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter
herinnering een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuurwiel heen en
weer worden bewogen terwijl de knop
“START/STOP" wordt ingedrukt om het
stuurslot te ontgrendelen; u wordt hiervan via
een melding op de hoogte gebracht.
Bij benzinemotoren kan, na een koude
start, het voorverwarmen van de
katalysator 2 minuten lang duidelijk voelbare
motortrillingen veroorzaken wanneer de motor
stationair draait (bij verhoogd stationair
toerental).
Uitschakelen
► Breng de auto tot stilstand.
► Druk terwijl de elektronische sleutel zich in de
auto bevindt op de knop " ST
ART/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
Het contact kan worden aangezet met de
elektronische sleutel van het Keyless entry
en start-systeem dat zich in de auto bevindt,
zonder pedalen in te trappen , door op de knop
"START/STOP" te drukken.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (audiosysteem, verlichting, enz.).
►
Druk op de knop " ST
ART/STOP":
de verlichting en lampjes van het
instrumentenpaneel gaan branden zonder dat de
motor wordt gestart.
►
Druk nogmaals op de knop om het contact af
te zetten en de auto te kunnen vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem na een bepaalde tijd
automatisch over op de eco-mode om de
laadtoestand van de accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als u
op de knop "START/STOP" drukt:
►
Plaats de elektronische sleutel in de lezer
.
►
Als uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan de
versnellingshendel in de neutraalstand en trap
vervolgens het koppelingspedaal volledig in.
►
Als uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan de
selectiehendel in de stand P en houd vervolgens
het rempedaal volledig ingetrapt.
► Druk op de toets "START/STOP".
– De motor wordt gestart.
Noodprocedure voor het afzetten van
de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
► Houd om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP" ongeveer
vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP” ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met de automatische
transmissie (EAT6 / EAT8) kan het stuurslot niet
worden vergrendeld.
156
Praktische informatie
AdBlue®-reservoir waardoor u ook in zeer
koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Verkrijgbaarheid van
AdBlue
®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk AdBlue® bij
te vullen zodra de eerste waarschuwing wordt
gegeven dat het minimumniveau is bereikt.
Voor een goede werking van het
SCR-systeem:
–
Gebruik
alleen AdBlue
®-vloeistof die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
–
Als AdBlue® niet in de originele verpakking
wordt bewaard, verliest het zijn zuiverheid.
–
V
erdun AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation met
AdBlue®-pompen gaan die speciaal voor
personenauto's zijn bedoeld (uitvoeringen
met toegang tot het AdBlue
®-reservoir via de
brandstofvulklep).
Vul nooit AdBlue® bij met een vulsysteem
dat voor vrachtwagens is bedoeld.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf +25°C. Het is raadzaam
de flacons en jerrycans koel en buiten direct
zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis.
Deze vloeistof is niet ontvlambaar, kleurloos
en geurloos (indien de vloeistof koel wordt
bewaard).
Als de vloeistof in contact komt met de huid,
moet u de huid wassen met kraanwater en zeep.
Als de vloeistof in de ogen komt, spoel de ogen
dan onmiddellijk en grondig gedurende ten
minste 15 minuten met kraanwater of met een
oogspoelmiddel. Raadpleeg een arts bij een
blijvend branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink vervolgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Dampen met ammoniak werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto op
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan
-11 °C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
®
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten.
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet nooit AdBlue® in de tank voor diesel.
Zie de onderstaande gedetailleerde
beschrijvingen voor specifieke informatie
over toegang tot het AdBlue-reservoir.
Als er AdBlue® op de carrosserie of op
een andere plaats is gemorst, spoel deze
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt,
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat
u het contact weer inschakelt, zonder de
deur aan bestuurderszijde te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
Toegang tot het AdBlue®
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep biedt
toegang tot het AdBlue®-reservoir.
– Zet het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
► Draai de blauwe vuldop voor het AdBlue
®-
reservoir linksom.
► Pak een jerrycan AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van de
jerrycan in het AdBlue
®-reservoir van uw auto.
Of
157
Praktische informatie
7auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van het
Keyless entry and start-systeem in het
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden de motor.
Toegang tot het AdBlue®
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep biedt
toegang tot het AdBlue®-reservoir.
– Zet het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
►
Draai de blauwe vuldop voor het
AdBlue
®-
reservoir linksom.
►
Pak een jerrycan
AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van de
jerrycan in het AdBlue
®-reservoir van uw auto.
Of
► Steek het vulpistool van de AdBlue®-pomp in
de vulopening van het reservoir en vul bij totdat
het vulpistool automatisch afslaat.
Belangrijk:
We raden het volgende aan om ervoor
te zorgen dat het AdBlue
®-reservoir niet
overstroomt:
►
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
jerrycans met AdBlue
®.
Of
►
V
ul het reservoir bij een tankstation bij
totdat het vulpistool voor de derde keer
automatisch afslaat.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het
slepen, op een rollenbank, in een automatische
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type
transmissie en parkeerrem.
Met handgeschakelde
versnellingsbak en
elektrische parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt
rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in
de neutraalstand.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en zet het
contact uit.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en duw tegen de
hendel om de parkeerrem vrij te zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met automatische
transmissie en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
►
Zet het contact weer aan.
►
Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de
selectiehendel naar voren of naar achteren om
stand
N te bevestigen.