189
Rijden
6Activeren
Het systeem wordt automatisch geactiveerd bij
het inschakelen van de achteruitversnelling, bij
een rijsnelheid lager dan 10 km/h.
U kunt op elk gewenst moment de
weergavemodus kiezen door op deze zone te
drukken.
Wanneer het submenu wordt weergegeven, kunt
u een van de vier weergavemodi kiezen:
"Standaardweergave".
"180°-weergave".
"Ingezoomde weergave".
"Stand AUTO".
De functie wordt uitgeschakeld:
– Zodra er een aanhanger wordt
aangekoppeld of een fietsendrager op de
trekhaak wordt gemonteerd (bij auto's met
een trekhaak die volgens de voorschriften van
de fabrikant is gemonteerd).
–
Als de snelheid hoger wordt dan ongeveer
10
km/h.
–
W
anner de achterklep wordt geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7
seconden weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek
van het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave
van de omgeving achter de auto (standaard)
naar de weergave van het beeld van bovenaf
(ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen ( 1) geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
190
Rijden
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave
voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Snelstartmodus
Met de snelstartmodus kan zo snel mogelijk de
omgeving van de auto (linker gedeelte) en de
bovenzijde van de auto worden weergegeven.
Een melding (in het Engels) geeft aan dat u de
omgeving van de auto moet controleren voordat
u de manoeuvre uitvoert.
216
Praktische informatie
► Laat het rempedaal los en schakel het
contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Met selectiehendel of
keuzeschakelaar van de
transmissie (elektrische
auto) en elektrische
parkeerrem
/
Procedure voor het activeren van de
vrijloop
► Trap het rempedaal in terwijl de auto stilstaat
en de motor draait, en selecteer stand N .
Binnen 5 seconden:
►
Houd het rempedaal ingetrapt en doe het
volgende in deze volgorde: zet het contact uit
en beweeg de selectieschakelaar naar voren of
naar achteren.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact
weer aan.
►
T
rap het rempedaal in en druk op de hendel
van de elektrische parkeerrem om deze vrij te
zetten.
►
Laat het rempedaal los en zet het contact af.
Er wordt een melding op het
instrumentenpaneel weergegeven om te
bevestigen dat de wielen 15 minuten worden
vrijgezet.
In de wasstand kan er een melding op het
instrumentenpaneel worden weergegeven
om aan te geven dat er geen update van het
audiosysteem kan worden uitgevoerd.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de
motor .
Keyless entry and start
Trap het rempedaal niet in terwijl u het
contact aan en weer uit zet. Als u dat wel
doet, start de motor waardoor u de procedure
opnieuw moet uitvoeren.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de
motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer
lage temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de "handsfree" functie (Handsfree
toegang) uit.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. Deze materialen kunnen zeer
corrosief zijn.
Neem contact op met een CITROËN-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een CITROËN-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
228
In geval van pech
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden
(zoals een lage temperatuur of vocht)
kan er een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
ontstaan; dit verdwijnt als de lampen enkele
minuten branden.
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
– Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
– Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
– Wanneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen,
houd de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten en de
randen ervan gericht, om beschadiging
van de vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het vervangen van lampen moet het
contact en de koplampen/lampen
minstens enkele minuten zijn uitgeschakeld
- risico op ernstige brandwonden!
Raak de lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Monteren van het wiel
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
W
anneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze handvast aandraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw krik 2 op en verwijder deze.
► Wanneer het wiel is voorzien van een
slotbout, moet u deze vastdraaien met
wielsleutel 1 voorzien van dop 4.
►
Draai de overige wielbouten met alleen
wielsleutel
1
vast.
►
Berg het gereedschap op in de
gereedschapskist.
Een reservewiel met stalen velg of
noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, raken de ringen ( A) de stalen velg of
het noodreservewiel niet. Het wiel wordt door
het conische contactvlak ( B) van elke bout op
zijn plek gehouden.
Na het verwisselen van een wiel
Berg het wiel met de lekke band op in de
reservewielhouder.
Ga meteen naar een CITROËN-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie
kan de monteur u vertellen of de band
kan worden gerepareerd of moet worden
vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten
worden uitgeschakeld, bijvoorbeeld de
Active Safety Brake.
Als uw auto is uitgerust met een bandenspanningscontrolesysteem,
controleer dan de spanning van de banden en
reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het stalen reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor.
Wiel met naafdop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand ervan vervolgens rondom met de hand
vast.
235
In geval van pech
8door de montage van accessoires die niet
door CITROËN zijn geleverd of aanbevolen,
of die niet zijn gemonteerd in
overeenstemming met de aanbevelingen. Dit
geldt met name als het gezamenlijke
stroomverbruik van de extra uitrusting meer
dan 10 milliampère bedraagt.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een
taxi-uitrusting contact op met het
CITROËN-netwerk.
Versie 1 (Eco)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom- sterkte(A) Functies
F4 15 Claxon.
F5 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F6 20 Ruitensproeierpomp
voor en achter.
F7 10 12V-aansluiting
achter.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F14 5 Inbraakalarm,
noodoproep en
pechhulpoproep.
F24 5 Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F29 20 Audiosysteem,
touchscreen,
cd-speler,
navigatiesysteem.
F32 15 12V-aansluiting vóór.Versie 2 (Full)
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
Zekeringnr. Stroom-
sterkte(A) Functies
F5 5 Touchscreen,
achteruitrijcamera en
parkeerhulpsensoren.
F8 20 Ruitenwisser(s)
achter.
F10/F11 30 Interne/externe
sloten, voor en
achter.
F12 3 Alarm.
F17 10 12V-aansluiting
achter.
312
Trefwoordenregister
RDS 270, 295
Recuperatief remmen (vertragen
door remmen op de motor)
160–161
Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager,
regeling
87
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling
87
Regelmatige controles ~ Controles
210–212
Regelmatig onderhoud
167, 210, 212
Regeneratie roetfilter
2 11
Reinigen (adviezen)
195, 216–217
Rembekrachtigingsysteem
108
Remblokken
212
Remlichten
231–233
Remmen
212
Remmen
161
Remschijven
212
Remvloeistof
209
Reservewiel
165, 212, 224–226, 228
Reservoir ruitensproeiers ~
Ruitensproeierreservoir
210
Resetten
bandenspanningscontrolesysteem
165
Richtingaanwijzers
97, 229–231, 233
Rijadviezen
8, 146–147
Rijden
146–147
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
166
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
166
Rijmodi (elektrische auto)
162
Rijstanden
162
Rijstrookcontrolesystemen
108
Rijverlichting
96
Roetfilter
210–211
Ruitensproeier achter
103Ruitensproeiers 102
Ruitensproeiers vóór
102
Ruitenwisser achter
103
Ruitenwisserbladen (vervangen)
103–104
Ruitenwisserbladen vervangen
103–104
Ruitenwissers
101–103
Ruitenwisserschakelaar
101–103
Ruitenwissers vóór
102
Ruit van de achterklep
49
S
Schakelaars stoelverwarming ~
Stoelverwarming, schakelaars
56
Schakel sneeuwketting
204, 226
Scheidingsnet
58–60
Schuifdeuren
44
SCR (Selective Catalytic Reduction)
22, 213
SCR-systeem
22, 213
Selectiehendel
157
Selectiehendel automatische transmissie ~
Schakelen automatische
versnellingsbak
157–160
Selectiehendel (elektrische auto)
160, 211
Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak
156
Selectieve ontgrendeling
33–36
Sensoren (waarschuwingen)
166
Serienummer auto
252
Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset
221–224
Sfeerverlichting 101
Sierdeel
228
Signalering onoplettendheid
183–184
Sjorogen
78
Sleepoog
241
Slepen
240
Slepen van de auto
239
Slepen van een auto
239–241
Sleutel
31–32, 34–36, 38
Sleutel met afstandsbediening
36, 148
Sleutel niet herkend
151
Smartphone
29
SMS
300
Sneeuwkettingen
164, 204–205, 226
Snelheidsbegrenzer
168–173
Snelheidslimietherkenning
169–170, 172,
175, 178–180
Snelheidsregelaar
168–171, 173–176
Snelheidsregeling met
snelheidslimietherkenning
170–171
Snelmenu's
27
Spaarfase
204
Sport-stand
162
Starten
237
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
192
Starten van de auto
149, 151–152, 155, 157–160
Starten van de motor
148, 151
Stickers
217
Stickerset
217
Stilzetten van de auto
150–152, 157–160
Stoelen achter ~ Achterbank
63–69, 119
Stoelen verstellen
53–55
314
Trefwoordenregister
Verwarming 85–86, 89–92
Video
297
Volledig ontgrendeld
33–36
Voorstoelen
53–55
Voorverwarming/-koeling interieur
(elektrische auto)
28, 93
Vrijloop activeren
240
W
Waarschuwing kans op aanrijding 180–181
Waarschuwing oplettendheid bestuurder
184
Waarschuwingssignaal sleutel in contact
150
Waarschuwing vergeten verlichting
97
Wallbox (elektrische auto)
196
Wassen
167
Wassen (adviezen)
195, 216–217
Webbrowser
289, 293
Wegklapbare verschuifbare tafel
81–84
Werktafel
61–62
Wiel demonteren
226, 228
Wiel monteren
226, 228
Wielophanging
212
Wiel verwisselen
224
WiFi-netwerkverbinding
294
Window-airbags
117–118
X
Xenonlampen 229
Z
Zekeringen 234–236
Zekeringen vervangen
234–235, 234–236
Zekeringkast dashboard
234
Zekeringkast motorruimte
234, 236
Zij-airbags
117–118
Zijknipperlicht
231
Zijruiten achter
80
Zijschuifruit
80
Zonnescherm (panoramadak)
81
Zonnesensor
85
Zonwering
81
Zuinig rijden
8