154
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
De parkeersensoren zijn uitgeschakeld als de functie Park Assist bezig is de grootte van een beschikbare parkeerplaats te meten.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de Park Assist.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een geluidssignaal (kort piepsignaal).Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Top Rear Vision
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld bij draaiende motor geeft dit systeem beelden van de directe omgeving van de auto weer op het touchscreen met behulp van een camera aan de achterzijde van de auto.
Het scherm wordt in twee vensters opgedeeld, met een beeld van de omgeving zoals die door de
camera('s) wordt geregistreerd en een beeld van bovenaf van de auto en zijn directe omgeving.De informatie van de parkeersensoren wordt ook weergegeven op het beeld van bovenaf van de auto.De beelden van de camera('s) kunnen op verschillende manieren worden weergegeven:– Standaardweergave.– 180°-weergave.– Ingezoomde weergave.Standaard is de modus AUTO geactiveerd.In deze modus kiest het systeem de optimale weergave (standaard of ingezoomd).U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst moment de weergave wijzigen.De status van de functie wordt niet opgeslagen als het contact UIT wordt gezet.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert tijdens het manoeuvreren bij
lage snelheid met de camera aan de achterzijde de omgeving van de auto.Vanaf de bovenkant van uw auto wordt er, in realtime en terwijl de manoeuvre wordt
155
Rijden
6
uitgevoerd, een beeld van de directe omgeving gereconstrueerd (weergegeven tussen de haakjes).Deze weergave maakt het recht inparkeren gemakkelijker en biedt de mogelijkheid obstakels in de omgeving van de auto te zien. Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto langere tijd stilstaat.
Beeld van de achterzijde van
de auto
Schakel om de camera op de achterklep te activeren de achteruitversnelling in en houd de rijsnelheid lager dan 10 km/h.Het systeem wordt uitgeschakeld:– Automatisch, vanaf een snelheid van ongeveer 10 km/h.– Automatisch, als de achterklep wordt geopend.– Als de transmissie uit de achteruitversnelling wordt gehaald (het beeld wordt dan nog 7 seconden weergegeven).– Als op de witte pijl in de linkerbovenhoek van het touchscreen wordt gedrukt.
AUTO-modus
Deze modus is standaard geactiveerd.Wanneer een obstakel zich bevindt ter hoogte van de rode lijn (minder dan 30 cm van de auto), wordt dankzij de sensoren in de achterbumper automatisch overgeschakeld van de weergave van de omgeving achter de auto (standaard) naar de weergave van het beeld van bovenaf (ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven op het scherm.De blauwe lijnen 1 geven de breedte van de auto weer met uitgeklapte spiegels. Ze verplaatsen zich afhankelijk van de stand van het stuurwiel.De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3 en 4 een afstand van respectievelijk 1 en 2 meter.Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO of door deze te selecteren in het menu voor het veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het manoeuvreren om een samengesteld beeld van bovenaf van de achterzijde van de auto en van zijn nabije omgeving te creëren zodat de obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.Deze weergave is beschikbaar in de stand AUTO of door deze te selecteren in het menu voor het veranderen van de weergave.
156
NOTIC E
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Het is belangrijk om tijdens het manoeuvreren de zijkanten van de auto in de gaten te houden met behulp van de buitenspiegels.Daarnaast geven de parkeersensoren achter informatie over de omgeving van de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplek verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, voetgangers en fietsers zien aankomen.
Het is raadzaam deze weergave niet tijdens de gehele manoeuvre te gebruiken.De weergave heeft drie zones: links A, centraal B en rechts C.Deze weergave is alleen beschikbaar via het menu voor het veranderen van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Dit systeem biedt actieve parkeerhulp bij uitvoeringen met handgeschakelde transmissie: het detecteert een parkeerplek en stuurt vervolgens in de desbetreffende richting om op deze plek te parkeren terwijl de bestuurder de rijrichting controleert, schakelt, accelereert en remt.Om de bestuurder te ondersteunen bij het controleren van de correcte parkeermanoeuvres, schakelt het systeem automatisch het display van de Top Rear Vision en de parkeersensoren in.Het systeem voert metingen uit van beschikbare parkeerplekken en berekent de afstand tot
de obstakels met behulp van in de voor- en achterbumper van de auto ingebouwde ultrasoonsensoren.
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende manoeuvres:
A.Fileparkeren
B.Uitrijden van een parkeerplek na het fileparkeren
C.Haaks op de rijbaan inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van uw auto tot 30 km/h of lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
Deze functie kan worden ingeschakeld via het configuratiemenu van de auto.
WARNI NG
Als de functie is ingeschakeld, is de dodehoekbewaking niet actief.
159
Rijden
6
Einde van de inparkeer- of
uitparkeermanoeuvre
De auto stopt zodra de manoeuvre is voltooid.Het symbool van de manoeuvre wordt in het rood weergegeven in combinatie met de melding “Manoeuvre voltooid” op het touchscreen.De uitschakeling van de functie wordt bevestigd door het doven van dit lampje in combinatie met een geluidssignaal.Bij het inrijden van een parkeerplek is het mogelijk dat de bestuurder de manoeuvre zelf moet voltooien.
Beperkingen van het systeem
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplek voorstellen (parkeerverbod, plaats waar werkzaamheden aan het wegdek worden uitgevoerd, plaats naast een greppel, enz.).– Het systeem kan aangeven dat een plaats is gevonden, maar vermeldt deze niet vanwege een vast obstakel aan de tegenoverliggende zijde van de manoeuvre; de auto kan geen traject voor het
parkeren volgen.– Het systeem kan aangeven dat een plaats is gevonden, maar de manoeuvre niet uitvoeren omdat de weg te smal is.– Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren van parkeermanoeuvres bij scherpe bochten.– Het systeem detecteert geen parkeerplekken die veel groter zijn dan de auto zelf of die begrensd worden door obstakels die te laag (trottoirbanden,
drempels, enz.) of te dun (bomen, palen, draadhekken, enz.) zijn.– Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden gedetecteerd, worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het detectiebereik van de sensoren bevinden.– Bepaalde materialen (stoffen) kunnen geluidsgolven absorberen: hierdoor worden voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.– Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde van de auto kan de sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet altijd door het systeem wordt vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect zijn.– Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.De sensoren en camera('s) van de auto kunnen negatief worden beïnvloed door:– opeenhoping van sneeuw of afgevallen bladeren op het wegdek,– slechte weersomstandigheden (zware regenval, dichte mist, sneeuwval),
– geluidsverstoringen door lawaai van voertuigen en machines (vrachtwagens, drilboren, enz.).
WARNI NG
Gebruik de functie niet onder de volgende omgevingsomstandigheden:– Langs een zachte berm (greppel enz.), een kade of de rand van een afgrond.– Bij een glad wegdek (ijzel enz.).
WARNI NG
Gebruik het systeem niet in de volgende situaties:– Bij een te lage bandenspanning.– Als een van de bumpers is beschadigd.– Als een van de camera's is beschadigd.
W ARNI NG
Gebruik de functie evenmin in de volgende situaties:– Wanneer voorwerpen worden vervoerd die langer zijn dan de auto (ladder op de dakdragers, fietsendrager op de achterklep, enz.).– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak gemonteerd is.– Als sneeuwkettingen zijn gemonteerd.– Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.– Als de auto is voorzien van andere wielen dan de oorspronkelijke.
– Bij wijzigingen aan één of beide bumpers (aanvullende bescherming).– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten het TOYOTA-dealernetwerk.– Bij gebruik van sensoren die niet voor uw auto zijn goedgekeurd.
160
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit lampje tijdelijk en klinkt er een geluidssignaal om een storing in het systeem aan te geven.Als de storing optreedt tijdens het gebruik van het systeem, gaat het lampje uit.Als de storing in de parkeersensoren, die door het branden van dit lampje wordt aangegeven, tijdens het gebruik van het systeem optreedt, wordt de functie uitgeschakeld.Laat in het geval van een storing het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.In het geval van een storing in de stuurbekrachtiging wordt u gewaarschuwd door het branden van dit lampje op het instrumentenpaneel, in combinatie met de weergave van een waarschuwingsmelding.Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil. Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
178
► Trap het rempedaal in en druk op de bedieningshendel om de parkeerrem te deactiveren.► Laat het rempedaal los en zet het contact UIT.
Herstellen van de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
NOTIC E
Keyless entry and startTrap het rempedaal niet in bij het AAN of UIT zetten van het contact. Als u dat wel doet zal de motor starten, waardoor u opnieuw moet beginnen met de procedure.
Onderhoudstips
Algemene adviezen
Houd u aan de volgende voorschriften om beschadiging van uw auto te voorkomen.
Exterieur
WARNI NG
Gebruik nooit een hogedrukreiniger voor het reinigen van de motorruimte, omdat hierdoor het elektrische systeem beschadigd kan raken.Was de auto niet in fel zonlicht of in extreem koude omstandigheden.
NOTIC E
Wanneer uw auto wordt gewassen in een wasstraat met rolborstels, sluit dan alle portieren en, afhankelijk van de uitvoering, verwijder de elektronische sleutel.Houd bij gebruik van een hogedrukreiniger de lans op een afstand van ten minste 30 cm van de auto (vooral bij het reinigen van delen met schilferende lak, sensoren of afdichtrubbers).Verwijder vlekken die chemische stoffen bevatten meteen van de auto, omdat die de lak kunnen beschadigen (dit geldt ook voor hars van bomen, vogelpoep, insectenuitwerpselen, pollen en teer).Was de auto vaker als de situatie hiertoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld om zoutresten (in kustgebieden), roet (in industriegebieden) of modder (in natte of koude gebieden) te verwijderen. Deze resten kunnen leiden tot corrosie.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als u
advies nodig hebt over het verwijderen van hardnekkige vlekken waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals teer of insectenverwijderaars).Laat lakbeschadigingen bij voorkeur bijwerken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Interieur
WARNI NG
Reinig tijdens het wassen van uw auto nooit het interieur met een waterstraal.Vloeistof die in de bekerhouder wordt vervoerd (bijvoorbeeld in een mok) en wordt gemorst, kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig!
Carrosserie
Hoogglanslak
WARNI NG
Gebruik voor het reinigen van de carrosserie geen schurende producten of oplosmiddelen, benzine of olie.Gebruik nooit een schuurspons om hardnekkige vlekken weg te krijgen. Kans op krassen op het lakwerk!Gebruik geen autowas in fel zonlicht of op onderdelen van kunststof of rubber.
269
Alfabetische index
Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling 60Regelmatige controles ~ Controles 172–174Regelmatig onderhoud 127, 172Regeneratie roetfilter 173Reinigen (adviezen) 178–179Rembekrachtigingsysteem 81Remblokken 173–174Remlichten 192Remmen 173–174Remschijven 174Remvloeistof 171Reservewiel 123, 174, 180–181, 184–185, 188Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir 172Resetten bandenspanningscontrolesysteem 124Richtingaanwijzers 69, 69–70, 69–70, 189, 191–192, 192Rijadviezen 7, 104–105Rijden 104–105Rijhulpcamera (waarschuwingen) 126Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 126Rijstrookcontrolesystemen 81
Rijverlichting 68Roetfilter 172–173Ruitensproeier achter 74Ruitensproeiers vóór 73Ruitenwisser achter 74Ruitenwisserbladen (vervangen) 74–75Ruitenwisserbladen vervangen 74–75Ruitenwissers 73, 76Ruitenwisserschakelaar 73–74, 76Ruitenwissers vóór 73
S
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars 43Schakel sneeuwketting 163Schuifdeuren 34SCR (Selective Catalytic Reduction) 174SCR-systeem 174Selectiehendel automatische transmissie ~ Schakelen automatische versnellingsbak 11 6–11 9Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch bediende versnellingsbak 11 5–11 6Sensoren (waarschuwingen) 127Serienummer auto 208Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Bandreparatieset 180–184Sierdeel 188Signalering onoplettendheid 150–151Sjorogen 57Sleepoog 201
Slepen 200Slepen van een auto 200–201Sleutel 24, 26, 28–30Sleutel met afstandsbediening 28SMS 259Sneeuwkettingen 123, 163Snelheidsbegrenzer 130–133, 141Snelheidslimietherkenning 128–129Snelheidsregelaar 130–131, 134–136, 141
Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning 130–131Soort lamp 189Spaarfase 167Spiegel naar achterpassagiers 45Sproeiers, verwarmd 62Starten 197Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 161Starten van de auto 108, 11 0, 11 6–11 9Starten van de motor 106–107Stickers 179Stickerset 179Stilzetten van de auto 109–11 0, 11 6–11 9Stoelen achter ~ Achterbank 40, 45–48, 93Stoelen verstellen 41, 48Stoelverwarming 43Stop & Start 22, 58, 63, 120–122, 161, 169, 173, 197, 200Streaming audio Bluetooth 216, 228, 255Stuurwiel (verstellen) 43Supervergrendeling 29Synchroniseren afstandsbediening 32
Synchroniseren van de afstandsbediening ~ Afstandsbediening synchroniseren 32
270
T
Tankbeveiliging 163Technische gegevens 205–206Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau 161–162Telefoon 53, 217, 219, 231–233, 256–259Teller 127Temperatuurregeling 60Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden, noodreparatie 181, 183Tijd instellen 234, 261TMC (verkeersinformatie) 246Toegang tot de 3e zitrij 47Toegang tot het reservewiel 184–185Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer (bediening) 60Top Rear Vision 154Trailer Stability Management (TSM) 83Trekhaak 83, 164–165, 165
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 131Uitschakelen airbag passagier ~ Passagiersairbag uitschakelen 90, 94–95Uitschakelen ASR/CDS (ESC) 82USB 214, 228, 249, 254USB-aansluiting 52, 214, 228, 249, 254USB-poort 214, 228, 254
V
Veiligheidsgordels 86–88, 96Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 90, 92–95, 97, 100–101, 102Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~ Kinderen (veiligheidsvoorzieningen) 90, 92–95, 97, 100–101, 102Ventilatie 58–59, 64–66Ventilatieroosters 58Verbonden apps 251Vergrendelen 24, 26, 28Vergrendeling van binnenuit 32Verkeersinformatie (TA) 212Verkeersinformatie (TMC) 246Verklikkerlampjes 68Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes 11Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes 11Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder niet vastgemaakt ~ Gordellampje 87–88Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel (lampje) 87–88
Verlichting 68Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting 70, 189–190Verversen 170Vervuiling van het roetfilter (diesel) 173Verwarming 58–59, 62, 64–66Video 255Voorruitverwarming 62–63Voorstoelen 41–42
W
Waarschuwing kans op aanrijding 141–142Waarschuwing oplettendheid bestuurder 151Waarschuwingssignaal sleutel in contact 109Waarschuwing vergeten verlichting 69Wassen 127Wassen (adviezen) 178–179Webbrowser 247, 251Wiel demonteren 185, 187Wiel monteren 185, 187Wiel verwisselen 181, 184WiFi-netwerkverbinding 252Window-airbags 91–92
Z
Zekeringen 194–196Zekeringen vervangen 194–196Zekeringkast dashboard 194Zekeringkast motorruimte 194, 196
Zij-airbags 90, 92Zijknipperlicht 190Zonnesensor 58Zuinig rijden 7