15
Instrumenten
1
OverbeladingsindicatorBlijft branden.Het gewicht van de auto overschrijdt het maximaal toegestane gewicht.Het gewicht van de lading moet worden teruggebracht.Blijft branden, in combinatie met een melding.Er is een storing in het systeem van de overbeladingsindicator.Voer (2) uit.
AdBlue® (met Euro 6.2/6.3)Brandt gedurende ongeveer 30 seconden na het starten van de auto, in combinatie met een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius ligt tussen 2400 en 800 km.Vul AdBlue® bij.Blijft branden bij het AAN zetten van het contact, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius ligt tussen 800 en 100
km.Vul zo snel mogelijkAdBlue® bij of voer (3) uit.Knippert en gaat vergezeld van een geluidssignaal en een melding die de actieradius weergeeft.De resterende actieradius is kleiner dan 100 km.U moetAdBlue® bijvullen om te voorkomen dat de motor niet meer kan worden gestart of (3) uitvoeren.
Knippert, vergezeld van een geluidssignaal en een melding die weergeeft dat de motor niet gestart kan worden.Het AdBlue®-reservoir is leeg: het starten van de motor wordt geblokkeerd door de wettelijk verplichte startblokkering.Vul AdBlue® bij om de motor de starten of voer (2) uit.Het is noodzakelijk om het reservoir bij te vullen met minimaal 5 liter AdBlue®.
SCR-emissieregelsysteem (diesel)Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet, in combinatie met een geluidssignaal en een melding.Er is een storing met betrekking tot het SCR-emissieregelsysteem gesignaleerd.Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.Het waarschuwingslampje AdBlue® knippert wanneer het contact AAN wordt gezet en het onderhoudswaarschuwingslampje en het waarschuwingslampje zelfdiagnose motor blijven
branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die de actieradius weergeeft.Afhankelijk van de weergegeven melding kunt u mogelijk nog 1.100 km rijden voordat de startblokkering in werking treedt.Voer onmiddellijk (3) uit om te voorkomen dat de motor niet meer kan worden gestart.Het waarschuwingslampje AdBlue® knippert wanneer
het contact AAN wordt gezet en het
onderhoudswaarschuwingslampje en het waarschuwingslampje zelfdiagnose motor blijven branden, in combinatie met een geluidssignaal en een melding die aangeeft dat starten niet mogelijk is.De startblokkering voorkomt dat de motor opnieuw kan worden gestart (na overschrijden van de toegestane rijlimiet na bevestiging van een storing in het emissieregelsysteem).Voer (2) uit om de motor te starten.
ServiceBrandt tijdelijk in combinatie met de weergave van een melding.Er zijn één of meer kleine storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel.Bepaalde problemen kunt u zelf verhelpen, zoals een geopend portier of een beginnende verzadiging van het roetfilter.Voer (3) uit bij andere problemen, zoals een storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem.Blijft branden, in combinatie met de
weergave van een melding.Er zijn één of meer ernstige storingen gedetecteerd waarbij geen specifiek lampje gaat branden.Identificeer de oorzaak van de storing met behulp van de melding op het instrumentenpaneel en voer vervolgens (3) uit.
80
Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale van “Oproep naar Urgence met lokalisering”.*.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.Het lampje blijft branden tot het gesprek is beëindigd.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en neemt contact met u op in uw landstaal**en roept, indien nodig, de hulp in van de bevoegde hulpdiensten**. In landen waar de service niet operationeel is of wanneer de geolokalisatie uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten (112), zonder informatie mee te zenden over de locatie van de auto.
WARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags zijn geactiveerd.
* Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk \
van de technische beperkingen van het systeem.
** Afhankelijk van de geografische dekking van “Oproep naar Urgence met lokalisering” en de door de eigenaar van de auto gekozen officiële landstaal.
De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten-diensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toy\
ota.nl bekijken.
*** Conform de algemene gebruiksvoorwaarden die u bij uw dealer kunt opvragen en afhankelijk\
van de technische beperkingen van het systeem.
**** In gebieden waar “Oproep naar Urgence met lokalisering” operationeel is. De lijst van landen waar het systeem werkzaam is en de lijst van beschik\
bare telematicadiensten kunt u bij uw dealer opvragen of op toyota.nl be\
kijken.
Werking van het systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje 3 seconden branden: het systeem werkt correct.– Controlelampje blijft rood branden: storing in het systeem.– Controlelampje knippert rood: vervang de noodbatterij.In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
Noodoproep of
pechhulpoproep (type 2)
Oproep naar Urgence met
lokalisering (PE112)
► Druk in geval van nood langer dan 2 seconden op deze toets.Het branden van het controlelampje en een gesproken bericht bevestigen dat de oproep is verstuurd naar de alarmcentrale.***.“Oproep naar Urgence met lokalisering” lokaliseert onmiddellijk uw auto en brengt u in contact met de bevoegde hulpdiensten.****.► Door nogmaals op deze toets te drukken wordt de oproep onmiddellijk geannuleerd.
81
Veiligheid
5
Het controlelampje knippert als de voertuiggegevens worden verzonden en blijft vervolgens branden als de verbinding tot stand is gebracht.
WARNI NG
Als een aanrijding is gesignaleerd door de airbagmodule, wordt automatisch een noodoproep verzonden, ongeacht of de airbags
zijn geactiveerd.
NOTIC E
“Oproep naar Urgence met lokalisering” is een gratis service.
Werking systeem
– Bij het AAN zetten van het contact gaat het controlelampje eerst rood en dan groen branden om vervolgens te doven: het systeem werkt correct.– Als het controlelampje rood blijft branden: storing in het systeem.– Als het controlelampje rood knippert: vervang de noodbatterij. In de laatste twee gevallen werkt de noodoproep- en pechhulpoproepservice mogelijk niet.Neem zo snel mogelijk contact op met een dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
Bij een storing in het systeem kan er wel met de auto worden gereden.
NOTIC E
GegevensverwerkingDe verwerking van persoonsgegevens door het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem (PE112) voldoet volledig aan de regels voor de bescherming van persoonsgegevens die voortvloeien uit Verordening 2016/679 (AVG) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Europese Raad, en is in het bijzonder bedoeld om de vitale belangen van de betrokkene te beschermen, conform artikel 6.1, paragraaf d van Verordening 2016/679.De verwerking van persoonsgegevens blijft strikt beperkt tot het beheer van het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem dat gebruikmaakt van het speciale Europese
noodnummer 112.Het “Oproep naar Urgence met lokalisering”-systeem kan alleen de volgende gegevens met betrekking tot de auto verzamelen en verwerken: chassisnummer, type (personenauto of lichte bestelwagen), type brandstof of aandrijving, laatste drie locaties en rijrichting en
logbestand van de automatische activering van het systeem inclusief tijdstip van activering.De ontvangers van de verwerkte gegevens zijn de callcenters voor noodoproepen die hiervoor door de relevante nationale autoriteiten van het land waarin ze zich bevinden zijn aangewezen. Deze gegevens maken een voorrangsbehandeling van 112-noodoproepen mogelijk.
NOTIC E
GegevensopslagDe in het geheugen van het systeem opgeslagen gegevens zijn pas van buitenaf toegankelijk als een noodoproep wordt verzonden. Het systeem is niet te traceren en wordt tijdens de normale werking niet continu gemonitord. De gegevens in het interne geheugen van het systeem worden automatisch en continu gewist. Alleen de drie laatste locaties van de auto worden opgeslagen.Als een noodoproep wordt verzonden, worden de gegevens niet langer dan 13 uur bewaard.
NOTIC E
Toegang tot de gegevensU hebt het recht op inzage in de gegevens. Indien nodig kunt u een verzoek indienen om de gegevens te laten rectificeren of
204
1Optieweergave: doorgestreept indien actief maar niet beschikbaar.
2Weergave van de naam van de radiozender waarop is afgestemd.
3Voorkeuzezenders, toetsen 1-6.Kort indrukken: selecteren van de voorkeuzezender.Lang indrukken: radiozender in het geheugen opslaan.
4Weergave van de naam van de “multiplex”-service die wordt gebruikt.
5Weergave van radiotekst (TXT) van de radiozender waarop is afgestemd.
6Geeft de kwaliteit van het signaal op de band waarnaar wordt geluisterd weer.
NOTIC E
Als u verandert van regio, is het raadzaam de lijst van voorkeuzezenders bij te werken.
Lijst van alle radiozenders en “multiplexen”.
DAB-radio
NOTIC E
Dankzij de digitale radio kunt u genieten van een optimale geluidskwaliteit en van extra categorieën verkeersmeldingen (TA INFO).Via verschillende “multiplexen/bundels” kunt u kiezen uit radiozenders die op alfabetische volgorde zijn gerangschikt.
Wijzigen van het golfbereik (FM1, FM2, DAB, enz.)Wijzigen van een zender binnen dezelfde “multiplex/bundel”.Zoeken naar de vorige/volgende “multiplex/bundel”.Lang indrukken: selecteren van de gewenste categorieën meldingen uit Transport, Actualiteiten, Entertainment en Speciale flash-meldingen (afhankelijk van de zender).
NOTIC E
Druk zodra de radiozender op het scherm wordt weergegeven op “OK” om naar het contextmenu te gaan.(Zendervolgsysteem (RDS), Volgsysteem digitale zender / FM, Zenderinfo (TXT), zenderinformatie, enz.)
Automatisch volgen DAB-FM
NOTIC E
“DAB” is niet overal beschikbaar.Als het digitale signaal niet goed is, kunt u met “Volgsysteem digitale zender / FM” dezelfde zender blijven beluisteren doordat het systeem automatisch overschakelt op de overeenkomstige analoge FM-zender (indien beschikbaar).Als “Volgsysteem digitale zender / FM” is ingeschakeld, wordt de DAB-zender automatisch geselecteerd.
Druk op de toets MENU.
Selecteer “Multimedia” en bevestig.
Selecteer “Volgsysteem digitale zender / FM” en bevestig.
226
Druk op de pijl “Terug” om de datum op te slaan.Selecteer het weergaveformaat voor de datum.Druk nogmaals op de pijl “Terug” om te bevestigen.
NOTIC E
Het instellen van de tijd en de datum is alleen
mogelijk als “GPS-synchronisatie” is uitgeschakeld.
Veelgestelde vragen
Hieronder vindt u de antwoorden op de meest gestelde vragen over het systeem van uw auto.
Radio
De ontvangstkwaliteit van de geselecteerde radiozender neemt geleidelijk af of de voorkeuzezenders werken niet (geen geluid, 87,5 MHz wordt weergegeven, enz.).De auto is te ver verwijderd van het zendstation van de radiozender of er is geen zendstation in het geografische gebied.► Activeer de “RDS”-functie in de bovenste balk om het systeem de gelegenheid te geven om te controleren of er een sterker zendstation in de buurt is.Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen,
tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de RDS-functie is ingeschakeld.Dit is een normaal verschijnsel en duidt niet op een storing in het audiosysteem.De antenne is niet aanwezig of beschadigd (bijvoorbeeld in een wasstraat of parkeergarage).► Laat de antenne controleren door een dealer.Ik kan sommige zenders uit de lijst van ontvangen zenders niet vinden.De naam van de zender verandert.De zender wordt niet meer ontvangen of de naam van de zender in de lijst is veranderd.► Druk op de ronde pijl op het tabblad “Lijst” van de pagina “Radio”.Sommige zenders sturen in plaats van hun naam andere informatie mee (bijv. titel van het afgespeelde nummer).Het systeem interpreteert deze informatie als de naam van de zender.► Druk op de ronde pijl op het tabblad “Lijst” van de pagina “Radio”.
Media
Het afspelen van de muziek op mijn USB-stick begint pas na lang wachten (ongeveer 2 tot 3 minuten).Door bepaalde bestanden die standaard op een USB-stick staan kan het erg lang duren tot de muziek op de USB-stick wordt afgespeeld (tot 10 keer de fabrieksopgave).► Wis de bestanden die standaard op de USB-stick staan en beperk het aantal submappen in de
mappenstructuur van de USB-stick.
Sommige karakters in de informatie over de op dat moment afgespeelde audiobron worden niet correct weergegeven.Het audiosysteem kan sommige karakters niet weergeven.► Gebruik standaardkarakters voor de benaming van nummers en mappen.Het afspelen van streamingbestanden start niet.Het aangesloten apparaat begint niet automatisch met afspelen.► Start het afspelen op het apparaat.Namen van nummers en de speelduur worden niet weergegeven op het audiostreamingscherm.Het Bluetooth-profiel staat de doorgifte van deze informatie niet toe.
Telefoon
Het lukt me niet om mijn Bluetooth-telefoon te koppelen.De Bluetooth-functie van uw telefoon kan zijn uitgeschakeld of de telefoon is niet zichtbaar.► Controleer of de Bluetooth-functie van uw
telefoon is ingeschakeld.► Controleer bij de instellingen van uw telefoon of deze op “zichtbaar voor alle apparaten” staat.De Bluetooth-telefoon is niet compatibel met het systeem.► Controleer de compatibiliteit van uw telefoon op toyota.nl (Service).Android Auto en CarPlay werken niet.Android Auto en CarPlay werken mogelijk niet
wanneer de USB-kabels van slechte kwaliteit zijn.
236
NOTIC E
U kunt uitzoomen/inzoomen met de aanraaktoetsen of met twee vingers op het scherm.
Naar een recente bestemming
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “MENU” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Mijn bestemmingen”.
Selecteer het tabblad “Recent”.Selecteer het adres in de lijst om de “Navigatiecriteria” weer te geven.Druk op “OK” om de navigatie te starten.
NOTIC E
Selecteer “Positie” om de bestemming op de kaart weer te geven.
Naar “Thuis” of “My work”
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “MENU” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Mijn bestemmingen”.
Selecteer het tabblad “Favorieten”.Selecteer “Thuis”.
OfSelecteer “My work”.
OfSelecteer een vooraf ingestelde favoriete bestemming.
Naar een contact
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “MENU” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Mijn bestemmingen”.
Selecteer het tabblad “Contact”.Selecteer een contact in de lijst om de navigatie te starten.
Naar nuttige adressen (POI)
Geleide methode:
De nuttige adressen (POI) zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “MENU” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Points of interest”.
Selecteer het tabblad “Reizen”, “Activiteiten”, “Winkelcentrum”, “Openbaar” of "Geografisch”.OfSelecteer “Zoeken” om de naam en het adres van een POI in te voeren.Druk op “OK” om de route te berekenen.
OfIntuïtieve methode:
NOTIC E
U kunt voor het gebruik van de service deze methode alleen selecteren als het systeem via een smartphone een netwerkverbinding kan maken.In dat geval maakt het systeem automatisch verbinding met internet, afhankelijk van het netwerkbereik.
Druk op Navigatie om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “MENU” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Zoeken”.
Druk op de modus rechts onder op het scherm (Lokaal of Verbonden) om “Database” te wijzigen.Selecteer de “Database” in de modus “Lokaal” (gegevens uit de kaartgegevens) of in de modus “Verbonden” (gegevens van het internet).
241
TOYOTA Connect Nav
12
CarPlay®-verbinding voor
smartphones
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Telefoon” om de CarPlay®-interface weer te geven.OfSluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Connect-App” op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.Druk op “Connectiviteit” om naar de functie “CarPlay®” te gaan.Druk op “CarPlay” om de CarPlay®-interface weer te geven.
NOTIC E
Bij het aansluiten van de USB-kabel verbreekt de CarPlay®-functie de Bluetooth®-verbinding van het systeem.
NOTIC E
Als de USB-kabel wordt losgenomen en het
contact UIT en weer AAN wordt gezet, schakelt het systeem niet automatisch over op de RAD MEDIA-modus; de bron moet handmatig worden gewijzigd.
MirrorLinkTM-verbinding voor
smartphones
NOTIC E
De functie “MirrorLinkTM” werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.U kunt de compatibiliteit van uw telefoon
controleren op toyota.nl (Service).
Bij het aansluiten van de smartphone op het systeem is het raadzaam de Bluetooth®-functie van de smartphone te activeren.Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Connect-App” op het scherm van het systeem om de hoofdpagina weer te geven.Druk op “Connectiviteit” om naar de functie “MirrorLinkTM” te gaan.Druk op “MirrorLinkTM” om de applicatie in het systeem te activeren.Bij bepaalde smartphones is het noodzakelijk om de functie “MirrorLinkTM” te activeren.Tijdens de procedure verschijnen verschillende schermen gerelateerd aan bepaalde functies.Accepteer deze om de verbinding tot stand te brengen en te voltooien.Nadat de verbinding tot stand is gebracht, wordt een scherm weergegeven met daarop de eerder op
uw smartphone gedownloade apps die compatibel zijn met de MirrorLinkTM-technologie.Tijdens de MirrorLinkTM-weergave blijft het selecteren van de audiobron mogelijk via de schermtoetsen in de bovenste balk van het scherm.De menu's van het systeem kunnen op elk moment worden geopend via de menutoetsen.
NOTIC E
Afhankelijk van de kwaliteit van het netwerk kan het even duren voordat de apps beschikbaar zijn.
Android Auto-verbinding voor
smartphones
NOTIC E
Download de “Android Auto”-app op uw smartphone via de “Google Play Store”.De functie “Android Auto” werkt alleen in combinatie met een compatibele smartphone en compatibele apps.
Sluit een USB-kabel aan. De smartphone wordt opgeladen als deze via een USB-kabel is aangesloten.Druk op “Connect-App” op het scherm van
het systeem om de hoofdpagina weer te geven.
243
TOYOTA Connect Nav
12
De lijst met gedetecteerde smartphones wordt weergegeven.Selecteer de naam van de gewenste smartphone in de lijst.
NOTIC E
Afhankelijk van het type smartphone wordt u mogelijk gevraagd om het overbrengen van contacten en berichten te accepteren.
Verbinding delen
Het systeem stelt 3 verbindingsprofielen voor de smartphone voor:– “Telefoon” (handsfree-set, uitsluitend telefoon),– “Streaming” (streaming: draadloos afspelen van audiobestanden op de smartphone),– “Gegevens mobiel internet”.
NOTIC E
Om gebruik te kunnen maken van onlinenavigatie moet het profiel “Gegevens mobiel internet” zijn geselecteerd (indien uw auto niet beschikt over noodoproep- en pechhulpoproepservice), nadat u het delen van de smartphoneverbinding hebt geactiveerd.
Selecteer één of meer profielen.
Druk op “OK” om te bevestigen.
Wi-Fi-verbinding
Netwerkverbinding via de Wi-Fi van de smartphone.Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Verbinding Wi-Fi-netwerk”.
Selecteer het tabblad “Beveiligd”, “Niet beveiligd” of “Opgeslagen”.Selecteer een netwerk.
Voer met het virtuele toetsenbord de “Sleutel” van het Wi-Fi-netwerk en het “Wachtwoord” in.Druk op “OK” om de verbinding tot stand te brengen.
NOTIC E
U kunt alleen gebruikmaken van de Wi-Fi-verbinding en de Wi-Fi-verbinding delen.
Wi-Fi-verbinding delen
Aanmaken van een lokaal Wi-Fi-netwerk door het systeem.Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.
Selecteer “Wifi-verbinding delen”.
Selecteer het tabblad “Activering” om het delen van de Wi-Fi-verbinding te activeren of te deactiveren.En/ofSelecteer het tabblad “Instellingen” om de naam van het netwerk van het systeem en het wachtwoord te wijzigen.Druk op “OK” om te bevestigen.
NOTIC E
Om het systeem te beschermen tegen ongeoorloofd gebruik en alle systemen zo veilig mogelijk te maken, wordt het gebruik van een beveiligingscode of een complex wachtwoord aanbevolen.
Verbindingen beheren
Druk op Connect-App om de hoofdpagina weer te geven.Druk op de toets “OPTIES” om de secundaire pagina weer te geven.Selecteer “Verbinding beheren”.
Via deze functie kunt u zien welke onlinediensten u gebruikt en welke beschikbaar zijn en kunt u de verbindingsmethode wijzigen.