145
Rijden
6
Driver Attention Warning
Afhankelijk van de uitvoering kan het systeem “Coffee Break Alert” worden gecombineerd met het systeem “Driver Attention Warning”.
Met behulp van een bovenaan de voorruit geplaatste camera beoordeelt het systeem de waakzaamheid van de bestuurder door afwijkingen in de koers van de auto ten opzichte van de rijstrookmarkeringen te detecteren.Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)wegen (snelheden van meer dan 65 km/h).
Bij het eerste waarschuwingsniveau wordt de bestuurder gewaarschuwd door de melding “Voorzichtig!”, in combinatie met een geluidssignaal.Na drie waarschuwingen van het eerste niveau activeert het systeem een nieuwe waarschuwing met de melding “Doorrijden risicovol: las een rustpauze in”, in combinatie met een luider klinkend geluidssignaal.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– slecht zicht (onvoldoende verlichting van het wegdek, sneeuwval, zware regenval, dichte mist, enz.);– verblinding (koplampen van tegenliggers, laagstaande zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en licht, enz.);– gedeelte van de voorruit vóór de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw, beschadigd of bedekt door een sticker;– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden, enz.);– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen);– smalle of bochtige weg, enz.
NOTIC E
Onder bepaalde omstandigheden (slecht wegdek of harde windstoten) kan het systeem waarschuwingen geven zonder dat er sprake is van vermoeidheid bij de bestuurder.
WARNI NG
Het systeem werkt in de volgende situaties mogelijk minder goed of helemaal niet:– rijstrookmarkeringen afwezig, versleten, niet zichtbaar (door sneeuw of modder) of meerdere rijstrookmarkeringen (bij werkzaamheden),– geringe afstand tot de voorligger (geen detectie van rijstrookmarkeringen),– smalle of bochtige weg, enz.
Parkeersensoren
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van sensoren in de bumper voor obstakels in de nabijheid van de auto (bijv. voetgangers, auto's, bomen, muren, enz.) die binnen het detectiebereik vallen.
146
Parkeersensoren achter
Het systeem treedt in werking zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.Het systeem wordt uitgeschakeld als vanuit de achteruitversnelling een andere versnelling of de neutraalstand wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem signaleert de aanwezigheid van obstakels binnen de detectiezones van de sensoren en de baan van de auto die bepaald wordt aan de hand van de draairichting van het stuurwiel.
Afhankelijk van de uitvoering worden in het getoonde voorbeeld alleen de obstakels in het
gearceerde gedeelte gesignaleerd door middel van geluidssignalen.De bestuurder wordt via een onderbroken geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen van obstakels. De frequentie van het geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het obstakel nadert.Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel kleiner wordt dan 30 centimeter, klinkt het geluidssignaal ononderbroken.Aan de weergave van het geluidssignaal via de luidspreker (rechts of links) is te herkennen aan welke zijde het obstakel zich bevindt.
NOTIC E
Afstellen van het geluidssignaalBij uitvoeringen met TOYOTA Connect Radio of TOYOTA Connect Nav wordt door het drukken op deze toets het venster voor de afstelling van het volume van het geluidssignaal geopend.
Grafische weergave
Ter aanvulling op het geluidssignaal wordt met
segmenten op het scherm de afstand aangegeven
tussen het obstakel en de auto (wit: obstakels veraf, oranje: obstakels dichtbij, rood: obstakels zeer dichtbij). Hierbij wordt geen rekening gehouden met de rijrichting van de auto.Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is, verschijnt het symbool “Gevaar” op het scherm.
Parkeersensoren voor
De parkeersensoren voor, die een aanvulling vormen op de parkeersensoren achter, worden geactiveerd als voor de auto een obstakel wordt gesignaleerd bij een snelheid van maximaal 10 km/h.De werking van de parkeersensoren voor wordt onderbroken als de auto langer dan drie seconden stilstaat met ingeschakelde vooruitversnelling, als er geen obstakel meer wordt gesignaleerd of als de snelheid van de auto hoger wordt dan 10 km/h.
NOTIC E
Het geluid dat uit de luidspreker komt (voor of achter), geeft de plaats van het obstakel ten opzichte van de auto (voor of achter) aan, waarbij het obstakel zich in de baan van de auto moet bevinden.
147
Rijden
6
Parkeersensoren opzij
Met behulp van vier extra sensoren die zich aan de zijkanten van de voor- en achterbumper bevinden, registreert het systeem de positie van vaste obstakels tijdens het manoeuvreren en signaleert deze wanneer ze zich aan de zijkanten van de auto bevinden.
WARNI NG
Alleen vaste obstakels worden correct gesignaleerd. Bewegende obstakels die aan het begin van de manoeuvre worden gesignaleerd, worden mogelijk per ongeluk gesignaleerd, terwijl bewegende obstakels die aan de zijkant van de auto verschijnen en die niet eerder zijn geregistreerd, niet worden gesignaleerd.
WARNI NG
De tijdens het manoeuvreren opgeslagen objecten worden uit het geheugen gewist na het UIT zetten van het contact.
Uitschakelen/inschakelen
Zonder audiosysteem
► U kunt het systeem uit- of inschakelen door op deze toets te drukken.Het controlelampje brandt als het systeem is uitgeschakeld.
Met audiosysteem of touchscreen
De functie kan worden in- en uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
NOTIC E
De parkeersensoren achter worden automatisch uitgeschakeld wanneer een aanhangwagen of fietsendrager wordt aangekoppeld aan een trekhaak die conform de voorschriften van de fabrikant is gemonteerd.In dat geval wordt de omtrek van een aanhangwagen weergeven aan de achterzijde van het beeld van de auto.
Beperkingen van het systeem
Als de bagageruimte zwaar is beladen, gaat de auto mogelijk wat hellen, wat de afstandsmetingen negatief kan beïnvloeden.
Storing
Als er een storing optreedt bij het inschakelen van de achteruitversnelling, gaat op het instrumentenpaneel dit waarschuwingslampje branden, in combinatie met de weergave van een melding en een
geluidssignaal (kort piepsignaal).Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren.
Achteruitrijcamera
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
148
Als het contact AAN is, geeft dit systeem beelden van de omgeving achter de auto weer op het scherm (bij een gesloten bestelwagen of een bestelwagen met volledige scheidingswand). Deze beelden worden gemaakt door een camera die ter hoogte van het derde remlicht is gemonteerd.De achteruitrijcamera wordt automatisch geactiveerd wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld. De beelden worden weergegeven op het scherm. Het scherm wordt zwart wanneer de versnellingsbak in de neutraalstand of in een vooruitversnelling wordt gezet.
De blauwe lijnen 1 geven de globale rijrichting van de auto weer (de afstand tussen de lijnen komt
overeen met de breedte van uw auto inclusief de buitenspiegels).De rode lijn 2 geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer.
De groene lijnen 3 geven een afstand van circa 1 en 2 m vanaf de achterbumper weer.De turquoise gebogen lijnen 4 geven de maximale draaicirkels weer.
WARNI NG
Sommige objecten zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Er is een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering) geplaatst.– Er is een aanhangwagen aangekoppeld.– Er wordt gereden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera mag niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera is afhankelijk van de belading van de auto.
150
WARNI NG
Sommige voorwerpen zijn wellicht niet zichtbaar voor de camera achter.
WARNI NG
Sommige voertuigen kunnen moeilijk zichtbaar zijn (donkere kleuren, uitgeschakelde
verlichting) als de helderheid van het scherm is verminderd met de dimfunctie van de auto.
WARNI NG
De beeldkwaliteit kan worden beïnvloed door de omgeving, de omstandigheden buiten (regen, vuil, stof), de manier van rijden en de lichtomstandigheden (bijv. duisternis, laagstaande zon).Bij schaduw, fel zonlicht of onvoldoende licht kan het beeld donkerder en minder contrastrijk zijn.
WARNI NG
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn.Tijdens parkeermanoeuvres en het wisselen van rijstrook is het belangrijk om met behulp van de buitenspiegels de zijkanten van de auto in de gaten te houden.Daarnaast geven de parkeersensoren achter extra informatie over de omgeving van de auto.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het contact AAN wordt gezet.
► Druk als het contact AAN staat op toets 2 om
het scherm in of uit te schakelen.Er wordt een melding weergegeven.► Lees deze melding en bevestig deze door 1 (“Accepteren”) te selecteren.
Het scherm van de functie wordt ingeschakeld.► Druk bij draaiende motor op toets 2 om het scherm van de functie uit te schakelen.
NOTIC E
De functie wordt automatisch onderbroken (het scherm wordt grijs) als de achteruitversnelling wordt ingeschakeld en de snelheid hoger wordt dan 15 km/h.
De functie wordt weer ingeschakeld wanneer de auto met een snelheid rijdt die lager is dan deze drempelwaarde.
Werking
► In de neutraalstand wordt het bewakingsbeeld achter standaard weergegeven.► Wanneer de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de visuele hulp bij achteruitrijden op het scherm weergegeven (zelfs als het systeem is uitgeschakeld).
151
Rijden
6
► Druk om een andere weergave te selecteren op het uiteinde van de lichtschakelaar of op de desbetreffende toets onder het scherm.
NOTIC E
De omgeving van de auto wordt alleen weergegeven door het bewakingsbeeld achter en het beeld van de zijkant aan passagierszijde.
Beperkingen van het systeem
In de volgende situaties wordt het systeem mogelijk verstoord (of raakt het zelfs beschadigd):– Plaatsen van een fietsendrager op de achterklep of achterdeur (afhankelijk van de uitvoering).– Koppelen van een aanhangwagen aan de trekhaakkogel.– Rijden met geopend portier of geopende deur.
WARNI NG
Let op: de camera's mogen niet afgedekt zijn (door een sticker, fietsendrager, enz.).
NOTIC E
Het gezichtsveld van de camera achter (bewakingsbeeld achter en visuele hulp bij
achteruitrijden) is afhankelijk van de belading van de auto.
NOTIC E
Als de achterdeur wordt geopend tijdens de weergave van het bewakingsbeeld achter of de visuele hulp bij achteruitrijden terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.Als het voorpassagiersportier wordt geopend tijdens de weergave van het beeld van de zijkant aan passagierszijde terwijl een versnelling vooruit of de achteruitversnelling is ingeschakeld, wordt het scherm grijs.
NOTIC E
Wanneer een aanhangwagen is aangekoppeld en de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, dan werkt de visuele hulp bij achteruitrijden niet meer totdat de aanhangwagen wordt
losgekoppeld. Het bewakingsbeeld achter wordt dan de standaardweergave.
NOTIC E
Neem bij een storing in het systeem contact op met een TOYOTA-dealer om veiligheidsproblemen te voorkomen.
Onderhoudsadviezen
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren en camera's niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Controleer regelmatig of de lenzen van de camera's schoon zijn.Reinig de camera's indien nodig met een zachte en droge doek.
169
Praktische informatie
7
NOTIC E
Wanneer uw auto wordt gewassen in een wasstraat met rolborstels, sluit dan alle portieren en, afhankelijk van de uitvoering, verwijder de elektronische sleutel.Houd bij gebruik van een hogedrukreiniger de lans op een afstand van ten minste 30 cm van de auto (vooral bij het reinigen van delen met schilferende lak, sensoren of afdichtrubbers).Verwijder vlekken die chemische stoffen bevatten meteen van de auto, omdat die de lak kunnen beschadigen (dit geldt ook voor hars van bomen, vogelpoep, insectenuitwerpselen, pollen en teer).Was de auto vaker als de situatie hiertoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld om zoutresten (in kustgebieden), roet (in industriegebieden) of modder (in natte of koude gebieden) te verwijderen. Deze resten kunnen leiden tot corrosie.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als u
advies nodig hebt over het verwijderen van hardnekkige vlekken waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals teer of insectenverwijderaars).Laat lakbeschadigingen bij voorkeur bijwerken door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Interieur
WARNI NG
Reinig tijdens het wassen van uw auto nooit het interieur met een waterstraal.Vloeistof die in de bekerhouder wordt vervoerd (bijvoorbeeld in een mok) en wordt gemorst, kan bij contact met schakelaars op het dashboard en de middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig!
Carrosserie
Hoogglanslak
WARNI NG
Gebruik voor het reinigen van de carrosserie geen schurende producten of oplosmiddelen, benzine of olie.Gebruik nooit een schuurspons om hardnekkige vlekken weg te krijgen. Kans op krassen op het lakwerk!Gebruik geen autowas in fel zonlicht of op onderdelen van kunststof of rubber.
NOTIC E
Gebruik een zachte spons en zeepsop of een pH-neutraal product.Veeg de auto af met een schone microvezeldoek.Breng autowas aan op een schone en droge auto.Houd u aan de op het product vermelde gebruiksaanwijzing.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
WARNI NG
Gebruik geen hogedrukreiniger voor het wassen van de auto. De kans bestaat dan dat de stickers beschadigd raken of losraken.
NOTIC E
Gebruik een sterk stromende waterstraal met een temperatuur tussen 25 en 40°C.Beweeg de waterstraal over het te reinigen oppervlak en houd de straal daarbij loodrecht op het oppervlak.Spoel de auto af met gedemineraliseerd water.
260
RDS 217, 244Regeling luchtopbrengst ~ Aanjager, regeling 62Regeling luchtverdeling ~ Luchtverdeling 62Regelmatige controles ~ Controles 163–164Regelmatig onderhoud 121, 163Regeneratie roetfilter 164Reinigen (adviezen) 168–169Rembekrachtigingsysteem 82–83Remblokken 164Remlichten 181Remmen 164Remschijven 164Remvloeistof 162Reservewiel 11 8, 165, 170–171, 174, 177Reservoir ruitensproeiers ~ Ruitensproeierreservoir 163Resetten bandenspanningscontrolesysteem 11 8Richtingaanwijzers 71, 71–72, 71–72, 178, 180–181, 181Rijadviezen 7, 100–101Rijden 100–101Rijhulpcamera (waarschuwingen) 121
Rijhulpsystemen (algemene adviezen) 120Rijstrookcontrolesystemen 82–83Rijverlichting 70Roetfilter 163–164Ruitensproeier achter 76Ruitensproeiers vóór 75Ruitenwisser achter 76Ruitenwisserbladen (vervangen) 76–77Ruitenwisserbladen vervangen 76–77Ruitenwissers 74, 77–78
Ruitenwisserschakelaar 74, 76–78Ruitenwissers vóór 75
S
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming, schakelaars 45–46Schakel sneeuwketting 154Schuifdeuren 37SCR (Selective Catalytic Reduction) 165SCR-systeem 165Selectiehendel automatische transmissie ~ Schakelen automatische versnellingsbak 111–11 4Selectiehendel handgeschakelde versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch bediende versnellingsbak 11 0–111Selectieve ontgrendeling 26–28Sensoren (waarschuwingen) 121Serienummer auto 199Set voor tijdelijke bandenreparatie ~
Bandreparatieset 170–174Sierdeel 177Signalering onoplettendheid 144–145Sjorogen 54Sleepoog 189Slepen 188Slepen van een auto 188–190Sleutel 24, 26–28, 30–32Sleutel met afstandsbediening 30SMS 250
Sneeuwkettingen 11 8, 154Snelheidsbegrenzer 124–128, 135Snelheidslimietherkenning 122, 124Snelheidsregelaar 124–125, 128–131, 135Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning 124–125Soort lamp 178Spaarfase 158Sproeiers, verwarmd 64Starten 185Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 152Starten van de auto 103, 105, 111–11 4Starten van de motor 102Steunstang voor lange voorwerpen 38Stickers 169Stickerset 169Stilzetten van de auto 105, 111–11 4Stoelen achter ~ Achterbank 43, 47, 49–50, 94Stoelen verstellen 44Stoelverwarming 45–46Stop & Start 22, 61, 65, 11 5–11 7, 152, 159, 164, 185, 188
Streaming audio Bluetooth 207, 219, 246Stuurwiel (verstellen) 46Supervergrendeling 31Surround Rear Vision 149Synchroniseren afstandsbediening 33Synchroniseren van de afstandsbediening ~ Afstandsbediening synchroniseren 33