Page 129 of 272

129
Rijden
6
NOTIC E
Bij het UIT zetten van het contact worden alle geprogrammeerde snelheden gewist.
Schakelaar aan de
stuurkolom
1.AAN (stand CRUISE)/UIT (stand 0)
2.Inschakelen van de cruise control waarbij de actuele snelheid de ingestelde snelheid wordt / verlagen van de ingestelde snelheid
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te houden snelheid / verhogen van de ingestelde snelheid
4.Onderbreken/hervatten van de cruise control met de eerder ingestelde snelheid
5.Afhankelijk van de uitvoering:Weergeven van de met de functie “Snelheden opslaan” opgeslagen snelhedenofGebruiken van de door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid (weergave MEM)
Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over het opslaan van snelheden of over de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem.
Informatie op het
instrumentenpaneel
Head-up display
6.Cruise control geselecteerd
7.Werking cruise control onderbroken/hervat
8.Ingestelde snelheid
9.Door de snelheidslimietherkennings- en snelheidsadviessysteem voorgestelde snelheid
Inschakelen/onderbreken
► Draai knop 1 in de stand “CRUISE” om de cruise control-functie te selecteren; de functie is gepauzeerd.
Page 135 of 272

135
Rijden
6
Storing
Bij een storing in het cruise control-systeem worden streepjes weergegeven in plaats van de ingestelde snelheid.In het geval van een storing wordt u gewaarschuwd door het branden van het waarschuwingslampje in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.Laat het systeem controleren door een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
NOTIC E
De adaptieve snelheidsregelaar wordt automatisch uitgeschakeld nadat het gebruik van het noodreservewiel of een storing van de buitenste remlichten of de remlichten van de aanhangwagen (bij gebruik van een goedgekeurde trekhaak) is gedetecteerd.
Opslaan van snelheden
Met deze functie, die alleen wordt gebruikt voor de snelheidsbegrenzer en de programmeerbare cruise control, kunt u snelheden opslaan die vervolgens kunnen worden gebruikt voor het instellen van deze twee systemen.U kunt voor beide systemen meerdere snelheden opslaan.Er zijn standaard al enkele snelheden opgeslagen.
WARNI NG
Om veiligheidsredenen mogen de opgeslagen snelheden alleen worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Selecteer in het menu Rijverlichting/Auto van het touchscreen “Snelkoppelingen” en vervolgens “Opgeslagen snelheden”.
Toets “MEM”
Met deze toets kunt u een opgeslagen snelheid selecteren om deze te gebruiken voor de snelheidsbegrenzer of programmeerbare cruise control.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer informatie over de snelheidsbegrenzer of de programmeerbare cruise control.
Active Safety Brake met
Distance Alert en Intelligent
Emergency Braking
Assistance
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem:– waarschuwt de bestuurder dat de auto risico loopt op een aanrijding met de voorligger,– voorkomt een aanrijding of beperkt de gevolgen hiervan door de snelheid van de auto te verminderen.Dit systeem heeft drie functies:– Distance Alert,– Intelligent Emergency Braking Assistance,– Active Safety Brake (automatisch noodremsysteem).
De auto is voorzien van een camera bovenaan de voorruit.
Page 258 of 272

258
H
Halogeenlampen 178Handgeschakelde versnellingsbak ~ Versnellingsbak, handgeschakeld 11 0–111, 11 6, 164Handrem 106, 164Handsfree set 208, 222–223, 247–248Head-up display 11 9–120Helderheid 224Het opslaan van de snelheid 135Hill Assist Descent Control (HADC) 86–87Hill Descent Control 86–87Hill-Holder ~ Hill Start Assist 109–11 0Hoofdsteunen achter 49–50Hoofdsteunen verstellen 50Hoofdsteunen vóór 50Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~ Stuurverstelling 46Hulpoproep 79–81
I
Identificatiegegevens 199Identificatieplaatjes constructeur 199Identificatie (stickers) 199Indeling interieur ~ Interieurindeling 50Inductielader 52Infraroodcamera 121Inhoud brandstoftank ~ Brandstoftank (inhoud) 152–153
Instapverlichting 73Instellingen van het systeem 224, 251Instrumentenpaneel 9, 122Interieurbeveiliging 39Interieurfilter 60, 164Interieurfilter (vervangen) 164
J
Jack-aansluiting 206
K
Kentekenplaatverlichting 182Keyless entry and start 24, 26–30, 103, 105Kinderbeveiliging 98Kinderen 88, 97Kinderen (veiligheid) 98Kinderzitjes 88, 92–94, 96–97Kinderzitjes (conventioneel) 96
Kleurcode lak 199Klimaatregeling 63Klokje (instellen) 225, 252Koelvloeistof 162Koelvloeistoftemperatuur 16Koelvloeistoftemperatuurmeter 16Koplampverstelling 74Krik 174
L
Laadschot 53Laadzone 26–27, 35, 54Laden accu ~ Accu laden 186–187Lak 169, 199Lampen 178Lampen (vervangen) 177–178Lampen vervangen 177–178Lampen (vervangen, referenties) 178Lane Departure Warning System 138, 144LED-verlichting 72, 178Lekke band 171–172, 174Lendensteun 44Lendensteun, verstelling 44Lichtschakelaar 70, 72Lokaliseren van de auto 25Luchtfilter 164Luchtfilter (vervangen) 164Luchtrecirculatie 62
M
Matten 50–51, 121Mat verwijderen 50–51Meldingen 249Menu 221Menu's (audio) 215–216, 230–231Menustructuren display 221Milieu 7, 33, 68Mistachterlicht 70, 181
Page 259 of 272

259
Alfabetische index
Mistlampen 180Mistlampen vóór 70, 178Monteren allesdragers ~ Allesdragers monteren 159Motoren 196–198Motorkap 159–160Motorkapsteun 160Motorolie 161MP3 (CD) 206Multiflex bank ~ Cabine Extenso 55Multifunctioneel display (met autoradio) 202
N
Navigatiesysteem 235–237Neerklappen stoelen achter 49–50Niveau AdBlue® 163Niveau brandstofadditief diesel ~ Brandstofaddititiefniveau 163–164Niveau koelvloeistof ~ Koelvloeistofniveau 16, 162
Niveau remvloeistof ~ Remvloeistofniveau 162Niveau ruitensproeiervloeistof ~ Ruitensproeiervloeistofniveau 75, 163Niveaus controleren 161–163Niveaus en controles 160–163Noodbediening achterklep 33Noodbediening portieren 24, 31–32Noodoproep ~ Urgence-oproep 79–81Noodprocedure starten 185
Noodremassistentie ~ Brake Assist System (BAS) 83, 137Noodremassistentie (AFU) ~ Brake Assist System (BAS) 83
O
Oliefilter 164Oliefilter (vervangen) 164Olieniveau 161Oliepeilstok 161Olieverbruik 161Onder de motorkap ~ Motorruimte 160–161Onderhoud (adviezen) 168Onderhoudsadviezen 168Onderhoudscontroles 16, 163Onderhoudsindicator ~ Onderhoudsintervalindicator 16Ontdooien 47, 64Ontgrendelen 24, 27–29Ontgrendelen van binnenuit ~ Interieur
ontgrendelen 34–35Ontluchten brandstofsysteem ~ Brandstofsysteem ontluchten 170Ontwasemen 64Ontwasemen achter ~ Achterruitverwarming 46, 65Opbergvak boven voorruit 51Opbergvakken 51Openen bagageruimte ~ Bagageruimte openen 24
Openen motorkap ~ Motorkap, openen 159–160Openen portieren ~ Portieren openen 24Opschakelindicator 11 5Overzicht zekeringen ~ Zekeringentabel 182–184
P
Parkeerhulp achter 146Parkeerhulp achter met grafische weergave en geluidssignalen 145Parkeerhulpsystemen (algemene adviezen) 120Parkeerhulp vóór 146Parkeerhulp zijkant 147Parkeerlichten 70, 72, 178–179Plafonnier 68–69Plafonnier achter 69Plafonniers 69Plafonnier voor 69Portieren sluiten 25, 30Profielen 224, 251
Programmeerbare snelheidsregelaar 128Programmeerbare verwarming 39, 66–67Pyrotechnische gordelspanners 88
R
Radar (waarschuwingen) 120Radio 202–203, 217, 219, 244Radiozender 202, 217, 244–245
Page:
< prev 1-8 9-16 17-24