8
te zorgen dat de stikstofoxide-uitstoot van uw auto weer aan de voorschriften voldoet.Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3.000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
ECO-modus
Met deze modus kunt u de instellingen van de verwarming en airconditioning optimaliseren om het brandstofverbruik te beperken.
Inschakelen/uitschakelen
► U kunt deze modus in- of uitschakelen door op deze toets te drukken.Het lampje brandt als de modus is ingeschakeld.
Eco-coaching
Deze functie voorziet de bestuurder van advies en informatie om hem te helpen zuiniger en milieuvriendelijker te rijden.
De functie houdt hierbij rekening met parameters zoals het optimaliseren van het remmen, gas geven en schakelen, de bandenspanning, het gebruik van verwarmings-/airconditioningfuncties, enz.
Informatie op het instrumentenpaneel
Door het tabblad “Eco-coaching” van het centrale matrixdisplay van het instrumentenpaneel te selecteren, kunt u uw rijstijl in realtime in de gaten houden met de rem- en acceleratie-indicator.
Informatie op het touchscreen
De vier tabbladen “Traject”, “Airconditioning”, “Onderhoud” en “Rijden” voorzien u van advies om uw rijstijl te optimaliseren.Informatie met betrekking tot uw rijstijl kan ook in realtime worden weergegeven.Het tabblad “Rapport” toont een beoordeling van uw rijstijl per dag en geeft een totaalscore over de gehele week.U kunt dit rapport op elk willekeurig moment resetten door op “Reset” te drukken.Met TOYOTA Connect Radio
► Selecteer in het menu “Connect-App” de optie “Eco-coaching”.Met TOYOTA Connect Nav► Selecteer het menu “Connect-App”, vervolgens het tabblad “Voertuigapps” en dan “Eco-coaching”.
10
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
1.Instellingen van cruise control of snelheidsbe-grenzer.
2.Schakeladviesindicator.Ingeschakelde versnelling bij automatische transmissie.
3.Digitale snelheidsmeter (km/h of mph) met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay.Weergavezone bij instrumentenpaneel met matrixdisplay: waarschuwingsmeldingen of mel-ding over de status van functies, boordcompu-
ter, digitale snelheidsmeter (km/h of mph), enz.
4.Onderhoudsindicator, vervolgens kilometerteller (km of mijl) en dagteller (km of mijl).Weergavezone bij instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay: waarschuwingsmelding of melding over de status van de functies, boord-computer, enz.
5.Koelvloeistoftemperatuurmeter.
6.Controlelampje motoroliepeil.
7.Brandstofmeter.
Bedieningstoetsen
Met instrumentenpaneel met LCD-pictogrammendisplay
A.Dimmer verlichting.Lang indrukken van SET: wijzigen van de inge-stelde tijden en eenheden.
B.Herinnering aan onderhoudsinformatie of de actieradius met het SCR-systeem en AdBlue®.Resetten van de geselecteerde functie (onder-houdsindicator en dagteller).Lang indrukken: wijzigen van de ingestelde tij-den en eenheden.
Met instrumentenpaneel met LCD-tekstdisplay
Met instrumentenpaneel met matrixdisplay
A.Tijdelijke herinnering aan onderhoudsinforma-
tie of herinnering aan de actieradius met het SCR-systeem en AdBlue®.Afhankelijk van de uitvoering: terugkeren naar het bovenliggende niveau of annuleren van de actuele werking.
B.Dimmer verlichting.Afhankelijk van de uitvoering: bladeren door een menu of lijst of wijzigen van een waarde.
C.Resetten van de dagteller (lang indrukken).Resetten van de onderhoudsindicator.Afhankelijk van de uitvoering: openen van het configuratiemenu en bevestigen van een keuze (kort indrukken).
17
Instrumenten
1
– geeft de kilometerteller de resterende afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan of de afgelegde afstand sinds het verstrijken van het onderhoudsinterval, voorafgegaan door het teken “-”.– verschijnt een waarschuwingsmelding, hetzij om de resterende afstand en tijd tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt aan te geven, hetzij om aan te geven met hoeveel kilometers of tijd het onderhoudsinterval verstreken is.
OnderhoudssleutelGaat tijdelijk branden als het contact AAN wordt gezet.De afstand tot de eerstvolgende onderhoudsbeurt is tussen de 3000 en 1000 km.Blijft branden wanneer het contact AAN wordt gezet.De onderhoudsbeurt moet binnen 1000 km worden uitgevoerd.Laat zo spoedig mogelijk een onderhoudsbeurt aan uw auto uitvoeren.
Onderhoudssleutel knippert
Knippert en blijft vervolgens branden, als het contact AAN wordt gezet.(Bij dieselmotoren, in combinatie met het onderhoudswaarschuwingslampje.)Het onderhoudsinterval is overschreden.Laat uw auto zo snel mogelijk onderhouden.
NOTIC E
De weergegeven afstand (in kilometers of mijlen) wordt berekend op basis van de afgelegde afstand en de verstreken tijd sinds de laatste onderhoudsbeurt.De waarschuwing kan ook worden weergegeven als het einde van het onderhoudsinterval in tijd nadert.
Resetten van de onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke onderhoudsbeurt worden gereset.► Zet het contact UIT.
► Houd deze toets ingedrukt.► Zet het contact AAN; het display van de kilometerteller begint met aftellen.► Laat de toets los wanneer =0 wordt weergegeven; de moersleutel verdwijnt.
NOTIC E
Als u na deze handeling de accu wilt loskoppelen, vergrendel dan de auto en wacht ten minste 5 minuten totdat de reset is voltooid.
Opvragen van onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie weergeven.► Druk op deze toets.De onderhoudsinformatie wordt enkele seconden weergegeven en verdwijnt vervolgens weer.
Display instrumentenpaneel
18
Gebruik, als de auto stilstaat, de linker draaiknop op het stuur of de toets “SET” op het instrumentenpaneel om door de menu's te navigeren voor het configureren van bepaalde voertuiginstellingen.Bediening draaiknop:– Indrukken: openen van het hoofdmenu; bevestigen van uw keuze.– Draaien (buiten menu om): scrollen door de lijst van beschikbare actieve functies.– Draaien (in het menu): omhoog of omlaag gaan in het menu.
Kilometerteller en dagteller
De kilometerteller en dagteller worden gedurende 30 seconden weergegeven bij het uitzetten van het contact, bij het openen van het bestuurdersportier en bij het vergrendelen en ontgrendelen van de auto.
Kilometerteller
Deze teller geeft de totale kilometerstand van de
auto aan sinds de eerste registratie.
Dagteller
Deze teller geeft de afgelegde afstand aan sinds de laatste keer dat de bestuurder de teller heeft gereset.Resetten van de dagteller
► Druk, wanneer het contact AAN staat, op de toets totdat er nullen worden weergegeven.
Koelvloeistoftemperatuur
Als bij draaiende motor de wijzer of het staafdiagram (afhankelijk van de uitvoering) zich:
– in zone A bevindt, is de koelvloeistoftemperatuur in orde;– in zone B bevindt, is de koelvloeistoftemperatuur te hoog. Het waarschuwingslampje hoge koelvloeistoftemperatuur en het waarschuwingslampje STOP gaan branden, in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding.Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.Wacht enkele minuten voordat u de motor uitzet.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Controle
De temperatuur en de druk in het koelsysteem beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.Bijvullen van koelvloeistof:► laat de motor ten minste een uur afkoelen;► draai de dop twee slagen los om de druk te laten dalen;► verwijder de dop zodra de druk is gedaald;► vul bij tot aan het merkteken “MAX”.Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
WARNI NG
Wees voorzichtig bij het bijvullen van de koelvloeistof: kans op brandwonden. Vul niet bij tot boven het maximumniveau (aangegeven op het reservoir).
22
Dagteller resetten
De reset wordt uitgevoerd wanneer de dagteller wordt weergegeven.► Druk ten minste twee seconden op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar.► Druk ten minste twee seconden op de knop op het stuurwiel.
► Druk ten minste 2 seconden op deze toets.
Enkele definities...
Actieradius
(km of mile)De actieradius geeft aan hoeveel kilometer u nog met de resterende hoeveelheid brandstof kunt rijden (berekend op basis van het gemiddelde verbruik over de laatste afgelegde kilometers).
NOTIC E
Deze waarde kan fluctueren door een wijziging in rijstijl of het rijden op een helling, waardoor het actuele brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Als de actieradius kleiner wordt dan 30 km, verschijnen streepjes op het scherm.Na het tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de actieradius opnieuw berekend en weergegeven als deze meer dan 100 km bedraagt.
WARNI NG
Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als tijdens het rijden de streepjes continu worden weergegeven.
Actueel brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)Berekend over de laatste seconden.
NOTIC E
Deze functie wordt alleen weergegeven bij snelheden vanaf 30 km/h.
Gemiddeld brandstofverbruik
(l/100 km, km/l of mpg)Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of mile)Berekend sinds de laatste keer resetten van de trajectgegevens.
Tijdteller Stop & Start
(minuten/seconden of uren/minuten)
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start houdt een teller bij hoelang de STOP-stand tijdens een rit is geactiveerd.De tijdteller wordt telkens wanneer u het contact opnieuw AAN zet gereset.
26
Advies
WARNI NG
AfstandsbedieningDe afstandsbediening is een sensitief, hoogfrequent apparaat. Bedien de afstandsbediening niet terwijl deze in uw zak zit, om per ongeluk ontgrendelen van de auto te voorkomen.
Druk niet op de toetsen van de afstandsbediening als deze zich buiten het bereik van de auto bevindt, anders loopt u het risico dat de afstandsbediening niet meer werkt. In dat geval moet deze gereset worden.De afstandsbediening werkt niet als de sleutel in het contactslot zit, zelfs niet als het contact UIT staat.
WARNI NG
InbraakbeveiligingBreng geen wijzigingen aan de elektronische startblokkering aan, omdat dit kan leiden tot storingen.Vergeet bij auto's met een contactslot niet de sleutel te verwijderen en het stuurwiel te draaien om het stuurslot te activeren.
WARNI NG
Vergrendelen van de autoAls u met vergrendelde portieren rijdt, kan het voor de hulpdiensten in een noodgeval moeilijker zijn om zich toegang tot de auto te verschaffen.Verwijder om veiligheidsredenen de sleutel altijd of neem de elektronische sleutel altijd mee als u de auto verlaat, zelfs voor een korte tijd.
NOTIC E
Aanschaf van een tweedehandsautoLaat de sleutelcodes door een TOYOTA-dealer in het geheugen opslaan om er zeker van te zijn dat de sleutels die u in uw bezit hebt de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
WARNI NG
Vuil (vocht, stof, modder, zout, enz.) aan de binnenzijde van de portiergreep kan het signaleren van de sleutel negatief beïnvloeden.Als na het reinigen van de binnenzijde van de portiergreep met een doek het signaleren niet verbetert, neem dan contact op met
een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.Plotseling contact met water (waterstraal, hogedrukreiniger, enz.) kan door het systeem worden beschouwd als een verzoek om de auto te ontgrendelen.
Volledige of selectieve
ontgrendeling
Bij volledig ontgrendelen worden alle portieren/deuren ontgrendeld (voorzijde, zijkant en achterzijde).
Bij selectief ontgrendelen worden ofwel de cabineportieren of de deuren van de laadruimte (zijkant en achterzijde) ontgrendeld.
144
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op dat de sensoren niet bedekt zijn met modder, ijs of sneeuw.Plak geen stickers of andere zaken op het gedeelte van de buitenspiegels waar de lampjes zitten of op de detectiezones op de voor- en achterbumper. Dit kan de werking van het systeem verstoren.
actieve dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden van het waarschuwingslampje in de buitenspiegel aan de desbetreffende zijde voert het systeem bij het overschrijden van een rijstrookmarkering met ingeschakelde richtingaanwijzers een koerscorrectie uit om u te helpen een aanrijding te voorkomen.Dit systeem is een combinatie van de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.Deze twee functies moeten ingeschakeld en storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65 km/h en 140 km/h.Deze functies zijn met name geschikt voor het rijden op autowegen en snelwegen.Zie de desbetreffende hoofdstukken voor meer informatie over de Lane Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
WARNI NG
Dit is een hulpsysteem. De bestuurder moet dan ook altijd alert blijven.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en parkeerhulpsystemen.Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.Afhankelijk van de uitvoering bevat de functie alleen het systeem “Coffee Break Alert” of daarnaast ook het systeem “Driver Attention Warning”.
WARNI NG
Deze systemen zijn niet bedoeld om de bestuurder wakker te houden of om te voorkomen dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de bestuurder om een pauze in te lassen als hij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie kan worden in- of uitgeschakeld via het configuratiemenu van de auto.De status van de functie wordt opgeslagen in het geheugen als het contact UIT wordt gezet.
Coffee Break Alert
Dit systeem geeft een waarschuwing zodra het detecteert dat de bestuurder langer dan twee uur heeft gereden met een snelheid van meer dan 65 km/h zonder dat hij de rit met een pauze heeft onderbroken.Deze waarschuwing bestaat uit een melding die de bestuurder adviseert een pauze te nemen, in combinatie met een geluidssignaal.Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt de waarschuwing elk uur herhaald tot de auto wordt stilgezet.Het systeem wordt gereset als aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:– de auto staat gedurende meer dan 15 minuten
stil met draaiende motor,– het contact is enkele minuten UIT geweest,– de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt en het portier is geopend.
NOTIC E
Zodra de rijsnelheid lager is dan 65 km/h, gaat het systeem over op stand-by.De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra de snelheid hoger is dan 65 km/h.
188
► Druk de accupoolklem B volledig omlaag.► Beweeg hendel A omlaag om accupoolklem B te vergrendelen.
WARNI NG
Forceer de hendel niet door erop te duwen, aangezien de accupoolklem niet kan worden vergrendeld als deze niet correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Nadat de accu weer is aangesloten
Na het aansluiten van de accu moet u het contact AAN zetten en vervolgens 1 minuut wachten alvorens de motor te starten, om de elektronische systemen te initialiseren.Neem contact op met een TOYOTA-dealer of een gekwalificeerde werkplaats als zich hierna nog problemen blijven voordoen.Raadpleeg het desbetreffende hoofdstuk voor het resetten van bepaalde systemen, zoals:– de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel (afhankelijk van de uitvoering),– de elektrisch bedienbare ruiten,– de elektrisch bedienbare deuren,– de datum en tijd,– de voorkeuzezenders.
NOTIC E
Tijdens de rit die volgt op de eerste keer dat de motor weer is gestart, werkt het Stop & Start-systeem mogelijk niet.In dat geval werkt het systeem pas weer als de auto gedurende een bepaalde periode, die afhankelijk is van de omgevingstemperatuur en de ladingstoestand van de accu (maximaal 8 uur), niet is gebruikt.
Slepen/trekken
Procedure voor het laten slepen van uw auto of het slepen van een andere auto met behulp van het sleepoog.
NOTIC E
Algemene adviezenNeem de geldende wetgeving in het land waar u zich bevindt in acht.
Controleer of het gewicht van de trekkende auto hoger is dan van de auto die wordt gesleept.Er moet iemand achter het stuurwiel van de gesleepte auto blijven zitten. Deze persoon moet beschikken over een geldig rijbewijs.Gebruik bij het slepen met vier wielen op de grond altijd een goedgekeurde sleepstang; touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de trekkende auto moet voorzichtig wegrijden.Als de auto wordt gesleept met uitgezette motor, werken ook de rem- en stuurbekrachtiging niet.
WARNI NG
Schakel in de volgende gevallen een professioneel bergingsbedrijf in:– als de auto is gestrand op de autosnelweg of
autoweg;– als het niet mogelijk is de transmissie in de neutraalstand te zetten, het stuurslot te ontgrendelen of de parkeerrem te deactiveren;– bij een auto met een automatische transmissie: het is niet mogelijk de auto met draaiende motor te slepen;– bij het slepen met slechts twee wielen op de grond;– bij een auto met vierwielaandrijving;– als er geen goedgekeurde sleepstang beschikbaar is.