Page 220 of 400
Infotainmentsysteem
De afspeellijs en
leggen enkel een bepaal-
de afspeelvolgorde vast. De bestanden wor-
den er niet in bewaard. De afspeellijs en kun-
nen niet worden afgespeeld indien de be-
standen van de informatiedrager niet zij op-
geslagen in de route waarnaar de afspeellijs
verwijst
Een hoes wordt enkel getoond wanneer de
naam begint met "Cover", "Folder" of "Al-
bum". Let op
Page 223 of 400
Werkingsmodi
Bediening via het hoofdmenu MEDIA Betekenis
Functie
Druk eenmaal kort op
de functiet oets < .
Indien de titel gedurende
minder dan 3 seconden
w
er
d afgespeeld, keert
het systeem terug naar
het begin van de vorige ti-
tel.
Indien de titel gedurende
minst ens 3 seconden
w
erd afgespeeld, keert
het systeem terug naar
het begin van de titel.
Druk eenmaal kort op
de functiet oets > .
Naar de volgende titel.
V
an de l
aatste titel gaat
het systeem naar de eer-
ste titel van de afgespeel-
de informatiedrager.
Bl
Page 226 of 400

Infotainmentsysteem
Het infotainmentsysteem gaat naar de laatst
gek o
zen bron. Let op
De SD-kaart met de navigatiegegevens
k an niet w
orden gebruikt als geheugen
voor andere bestanden, het infotainment-
systeem zal de daarop bewaarde bestan-
den niet herkennen. Externe gegevensdrager aangeslo-
t
en op de USB-poor
t Afhankelij v
an de uitrusting en het l
and kan
de wagen beschikken over één of twee USB-
aansluitingen ››› pag. 254.
De locatie van de USB-poorten hangt af van de wagen.
Met externe gegevensdragers (of informatie-
dragers) worden in dit instructieboekje USB-
opslagmedia bedoeld die afspeelbare be-
standen bevatten, zoals bij oorbeeld, mp3-
spelers, iPods™ en USB-sticks.
Er worden alleen afspeelbare audiobestan-
den weergegeven en afgespeeld. Andere be-
standen worden genegeerd.
De geluidsweergave begint automatisch als
er leesbare audiobestanden zij opgeslagen
op de informatiedrager. Verdere aansturing van de externe informa-
tiedrager (wissel
en van titels, titelkeuze en
weergavemodi oproepen) geschiedt zoals
staat beschreven in de betreffende hoofd-
stukken ››› pag. 215.
Aanwijzinge en beperkingen
De compatibiliteit met de toestellen van Ap-
ple™ en andere media-spelers hangt af van
de uitrusting.
Via de USB-poort wordt een voor USB ge- bruikelij e spanning van 5 volt beschikbaar
gesteld.
Vanwege het grote aantal verschillende infor-
matiedragers en verschillende iPod™-,
iPad™- en iPhone™-generaties kan niet wor-
den gegarandeerd, dat alle beschreven
functies st oringvr
Page 243 of 400
Werkingsmodi
VOORZICHTIG
Hoge snelheden, slecht weer, een slecht
w egdek en de signaal
sterkte van het net-
werk kunnen de audiokwaliteit van de tele-
foongesprekken in de wagen negatief beïn-
vloeden. Let op
Page 246 of 400
Infotainmentsysteem
Indien de sleutel in het slot blijf zitt en na uit
-
schakelen van het contact, gaat het systeem
voor telefoonbediening niet uit. Na ongeveer
15 minuten uitschakelvertraging (fabrieksin-
stelling) wordt het systeem voor telefoonbe-
diening uitgezet. Let op
Indien een mobiele telefoon was aangeslo-
t en op het syst
eem voor telefoonbediening,
blijf de zendeenheid van de mobiele tele-
foon ingeschakeld nadat het systeem voor
telefoonbediening werd uitgezet. Het kan
zij dat u de mobiele telefoon moet uit-
schakelen. Hoofdmenu Telefoon
Afb. 220
Hoofdmenu PHONE. Afb. 221
Binnenkomend telefoongesprek. Gebruikersprofiel
Een aangesl
ot
en mobiele telefoon wordt in
het systeem van telefoonbediening opgesla-
gen als gebruikersprofiel.
In het systeem van telefoonbediening kunnen
maximaal 4 gebruikersprofielen voor mobi-
ele telefoons worden opgeslagen. B
Page 274 of 400
Rijde
Let op
Als de dynamische onderstelregeling niet
w erkt z
oals in dit hoofdstuk beschreven
wordt, laat het systeem dan in een gespe-
cialiseerde werkplaats nakij en. Let op
Als er een storing in de dynamische onder-
st elr
egeling optreedt, knipperen op de
toets C en S . Het rijcom ort van de wagen
kan door de storing worden beïnvloed. Laat
het systeem door een gespecialiseerde
werkplaats controleren. Aanw
Page 276 of 400

Rijde
spoorwegovergangen en verkeerslichten die
l ang dicht r
esp. rood blij en. Zodra een motor
op bedrijfs emperatuur is, bespaart u, afhan-
kelij van de cilinderinhoud van de motor, al
vanaf zo'n 5 seconden meer brandstof dan
vereist is om de motor weer te starten.
Tijden het stationair draaien duurt het heel
lang voordat de motor op bedrijfs empera-
tuur is. Tijden het warmdraaien zij de slij a-
ge en de uitstoot van schadelij e stoffen bij
zonder hoog. Daarom na het starten direct
wegrijden Hoge toerentallen vermijden
Regelmatig onderhoud
De onderhoudswerkzaamheden die regel-
matig moeten worden uitgevoerd, zij essen-
tieel voor brandstofbesparing tijden het rij
den. Regelmatig onderhoud van uw wagen
heeft niet alleen een positieve invloed op de
verkeersveiligheid en de waardevastheid van
uw wagen, maar ook op het brandstofver-
bruik. Een slecht afgestelde motor kan tot
een brandstofverbruik leiden dat tot 10 % ho-
ger is dan normaal!
Korte ritten mijde
Motor en katalysator moeten hun optimale
bedrijfs emperatuur hebben bereikt om ver-
bruik en brandstofemissie doeltreffend te re-
duceren.
Een koude motor verbruikt onevenredig veel
brandstof. Pas na ongeveer vier kilometer is de motor op bedrijfs emper
atuur en heeft het
verbruik zich genormaliseerd.
Bandenspanning corrigeren
Zorg ervoor dat de banden de juiste spanning
hebben ››› pag. 352 om brandstof te bespa-
ren. Als de bandenspanning te laag is, neemt
het brandstofverbruik met zo'n 5% toe. Te la-
ge bandenspanning leidt bovendien door de
verhoogde rolweerstand tot een sterkere slij
tage van de banden en heeft een negatieve
invloed op het rijged ag.
Niet het hele jaar met winterbanden rijden
want dat kost 10% meer brandstof.
Onnodige ballast vermijde
Omdat elke kilogram meer gewicht het
brandstofverbruik verhoogt, is het lonend om
onnodige ballast te vermijden
Aangezien de imperiaal de luchtweerstand
van de wagen verhoogt, dient u deze te ver-
wijde en als u deze niet gebruikt. Daarmee
bespaart u b
Page 296 of 400
Rijde
Let op
Als de dodehoekhulp met uitparkeerhulp
niet w erkt z
oals beschreven in dit hoofd-
stuk, gebruik het dan niet en ga naar een
gespecialiseerde werkplaats. Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Springt aan
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is ge-
activ eer
d en klaar om te functioneren.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een
v oert
uig in de dode hoek.
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting
v an dat v
oertuig