62
Ergonomie en comfort
Deze functie kan waar nodig ook tijdelijk
worden gebruikt om de lucht in het
interieur sneller te verwarmen of af te koelen.
►
Druk op toets
4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Gebruik de luchtrecirculatiefunctie in de
auto niet te lang, omdat de ruiten kunnen
beslaan en de luchtkwaliteit afneemt.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of
handbediende
airconditioning
► Zet de knoppen van de luchtstroom, de
temperatuur en de luchtverdeling in de juiste
stand.
► Airconditioning inschakelen: druk op
deze toets, het controlelampje in de toets
gaat branden.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
► Druk op deze toets om de voorruit en
de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
► Druk nogmaals op deze toets of
op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Voorruit- en ruitensproeierverwarming
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ruitenwissers
en in het bijzonder de voorruit- en
ruitensproeierverwarming.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Voorruitverwarming
Afhankelijk van het verkoopland.
Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit.
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit
en zorgt het ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als de
ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
72
Verlichting en zicht
Deze functie is standaard ingeschakeld.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of vervangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij
u:
– er voorzichtig mee om te gaan,
– ze regelmatig te reinigen met zeepsop,
– ze niet te gebruiken om een stuk karton
tegen de voorruit te houden,
– ze te vervangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk
van de rijsnelheid)
Uit
of
Automatisch wissen (omlaag duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even naar u toe
trekken).
Ruitensproeiers voorruit
► Trek de hendel van de ruitenwisserschakelaar
naar u toe.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang er aan de hendel wordt getrokken.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen de
ruitenwissers nog één keer.
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten om
een onaangename geur in het interieur te
voorkomen.
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden
van elke ruitenwisserarm geïntegreerd.
De ruitensproeiervloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad
op de voorruit gesproeid. Dit zorgt voor
beter zicht en een lager verbruik van
ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en
het omgevingslicht is het sproeien van de
vloeistof nauwelijks merkbaar.
Bedien de ruitensproeiers niet zolang het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van de
ruitenwisserbladen.
Bedien de ruitensproeiers alleen als er geen
risico is van bevriezing van de vloeistof op
de voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik 's winters altijd
producten die voldoende tegen vorst
beschermd zijn.
Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter
Ring voor de selectie van de ruitenwisser achter:Uit.
Intervalstand (wissnelheid afhankelijk van
de rijsnelheid).
Wissen en sproeien (gedurende enige
tijd).
Bij achteruitrijden
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld
op het moment dat u de achteruitversnelling
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser
achter ingeschakeld.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden
in- en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
97
Rijden
6Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor start.
►
Zet bij een automatische transmissie de
keuzehendel in stand P
en druk het rempedaal
in.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop.
2. Stand Contact AAN.
3. Stand Starten.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het
systeem herkent de code van de startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen moet u flink aan het
stuurwiel draaien om de wielen vrij te
krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het
trottoir zijn gestuurd).
►
Draai de sleutel in stand 2
(contact aan) om
de motor te laten voorgloeien.
► Wacht totdat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel uit gaat en
draai dan de sleutel in stand 3 zonder het
gaspedaal in te drukken om de startmotor in te
schakelen totdat de motor start. Laat de sleutel
los zodra de motor start.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Onder sommige
weersomstandigheden moeten de volgende
aanbevelingen worden gevolgd:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, dan
kan het stationaire motortoerental oplopen
tot 1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).
– Bij winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje voor voorgloeien
langer branden na het inschakelen van het
contact. W
acht met starten totdat het lampje
uit is.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto
(motor en versnellingsbak) goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij een benzinemotor kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental). Dat komt door
het voorverwarmen van de katalysator.
Als de motor niet onmiddellijk start, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u opnieuw
probeert te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet start, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor kunnen dan beschadigd raken.
98
Rijden
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
► Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
► Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in de detectiezone.
► Druk op de toets “ START/STOP”.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
het stuurslot ontgrendeld en start de motor
vrijwel direct.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie start de motor vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, kan
het stationaire motortoerental oplopen tot
1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. W
acht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden , bij temperaturen lager dan
-23 °C , gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u weg rijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij benzinemotoren kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (verhoogd
stationair toerental). Dat komt door het
voorverwarmen van de katalysator.
Als de temperatuur bij auto's met
dieselmotor onder nul is, start de
motor alleen wanneer het
waarschuwingslampje voor voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
De afstandsbediening van het “Keyless
entry and start”-systeem moet aanwezig
zijn in het detectiegebied.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
149
Praktische informatie
7Storing
Weergave van een storing van het
systeem in de laadruimte
Wanneer de lading is berekend, gaan de
lampjes van de 3 toetsen ongeveer 3 seconden
tegelijkertijd knipperen en gaan daarna uit.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Informatie op het instrumentenpaneel
Deze waarschuwingslampjes gaan branden in
combinatie met een melding.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale gebruiksduur
van een aantal functies om te voorkomen dat de
accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een aantal
elektrische functies zoals het audio- en
telematicasysteem, de ruitenwissers, het dimlicht
en de plafonniers nog in totaal maximaal 40
minuten gebruiken.
Inschakelen van deze
modus
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden in
de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt ingeschakeld aan het telefoneren
bent, kan het gesprek nog gedurende
ongeveer 10 minuten worden voortgezet via
het Bluetooth-systeem van het audiosysteem
in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
–
minder dan 10 minuten om de functies
ongeveer 5 minuten te kunnen gebruiken,
–
meer dan 10 minuten om de functies ongeveer
30 minuten te kunnen gebruiken.
Laat de motor de aangegeven tijd draaien om
er zeker van te zijn dat de accu voldoende is
opgeladen.
V
ermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu.
Spaarfase
De spaarfase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies, zoals
de airconditioning en achterruitverwarming,
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch weer
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de accu
dit toelaat.
Allesdragers / Imperiaal
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht mogelijk
bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op een
grotere zijwindgevoeligheid en de stabiliteit
van de auto kan door de belading worden
beïnvloed.
154
Praktische informatie
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat
betrekking heeft op de motoruitvoering van
uw auto voor het controleren van bepaalde
onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert
en biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen goed
vastzitten (bij uitvoeringen zonder snelsluiting
voor de accupoolklemmen) en of de
aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de
desbetreffende rubriek voor meer informatie
en de te nemen voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12
V-loodaccu.
Deze accu mag uitsluitend worden vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Interieurfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieurfilter kan de
prestaties van de airconditioning
verstoren en onaangename geuren
veroorzaken.
Luchtfilter
Als de omgeving en het gebruik (veel stof, veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moet het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Wanneer het roetfilter verzadigd
raakt, gaat dit
waarschuwingslampje tijdelijk branden, in
combinatie met een melding waarin wordt
gewaarschuwd voor een verstopt filter.
Regenereer het roetfilter zodra de
verkeersomstandigheden het toelaten door met
een snelheid van minimaal 60
km/h te rijden tot
het lampje uit gaat.
Als het lampje blijft branden, is het minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de
niveaus.
Als er langere tijd met een zeer lage snelheid wordt gereden of de motor
langdurig stationair draait, kan er soms
waterdamp uit de uitlaat komen als u gas
geeft. Dit heeft geen gevolgen voor het
rijgedrag van de auto of het milieu.
Nieuwe auto
Bij een nieuwe auto kunt u de eerste
paar keer dat het roetfilter geregenereerd
wordt een brandlucht ruiken. Dit is volkomen
normaal.
Handgeschakelde
versnellingsbak
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De transmissie is onderhoudsvrij (olie
verversen niet noodzakelijk).
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken vaker,
tussen twee onderhoudscontroles door, te laten
controleren.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en remblokken:
de remwerking kan daardoor afnemen. Rem
een paar keer lichtjes om de remmen
vocht- en ijsvrij te maken.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van de slijtage
van de remschijven.
Handbediende parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote slag heeft of als het systeem minder goed werkt,
201
PEUGEOT Connect Radio
11PEUGEOT Connect
Radio
Multimedia-audiosysteem -
Apps - Bluetooth
®-telefoon
De functies en de instellingen die worden
beschreven, verschillen afhankelijk van
de uitvoering van de auto en de configuratie.
Om veiligheidsredenen en omdat deze
handelingen de aandacht van de
bestuurder vereisen, moeten deze
handelingen worden uitgevoerd wanneer de
auto stilstaat en het contact is ingeschakeld:
–
De smartphone in de Bluetooth-modus
koppelen met het systeem.
–
De smartphone gebruiken.
–
V
erbinding maken met de CarPlay
®-,
MirrorLinkTM- of Android Auto apps (de
weergave van bepaalde apps wordt
onderbroken wanneer met de auto wordt
gereden).
–
De systeeminstellingen en de configuratie
wijzigen.
Het systeem is zodanig beveiligd dat het
uitsluitend in de auto functioneert.
De melding Eco-modus wordt weergegeven
wanneer het systeem in de betreffende
modus wordt gezet.
De broncodes van Open Source
Software (OSS) van het systeem, zijn op
de volgende sites verkrijgbaar:
https://www.groupe-psa.com/fr/oss/
https://www.groupe-psa.com/en/oss/
De eerste stappen
Als u bij draaiende motor op de toets drukt, wordt het geluid onderbroken.
Als u bij afgezet contact op de toets drukt, wordt
het systeem ingeschakeld.
Verhoog of verlaag het volume met het wieltje
of de toetsen "plus" of "min" (afhankelijk van de
uitvoering).
Gebruik de toetsen aan weerszijden van of
onder het touchscreen om de menu's te openen
en druk vervolgens op de virtuele toetsen op het
touchscreen.
Gebruik al naar gelang het model de toetsen
"Bron" of "Menu" aan de linkerkant van het
touchscreen om de menu's te openen en
druk vervolgens op de virtuele toetsen op het
touchscreen.
U kunt op elk gewenst moment de menu's
oproepen door het scherm kort met drie vingers
aan te raken.
Alle aanraakfuncties op het touchscreen zijn wit.
Voor pagina's met meerdere tabbladen onder
aan het scherm, kan tussen de pagina's
gewisseld worden door op de gewenste pagina
te tikken of door een vinger te gebruiken en de
pagina's naar links of rechts te verschuiven.
Druk op het gearceerde gedeelte om één niveau
terug te gaan of om uw keuze te bevestigen.
Druk op de zwarte pijl om een niveau lager te
gaan of om uw keuze te bevestigen.
Het touchscreen is een capacitief
scherm.
Voor het schoonmaken van het scherm is
het raadzaam gebruik te maken van een niet
schurende zachte doek (bijvoorbeeld een
brillendoekje), zonder schoonmaakmiddel.
Raak het scherm niet aan met scherpe
voorwerpen.
Raak het scherm niet aan met natte handen.
Bepaalde informatie wordt permanent
weergegeven in de bovenste balk van het
touchscreen:
–
Statusinformatie van de airconditioning
(afhankelijk van de uitvoering) en rechtstreeks
toegang tot het desbetreffende menu.
204
PEUGEOT Connect Radio
Druk op deze toets om de bestaande
tekst te bewerken en aan te passen.
Druk op deze toets om een nieuw bericht
te schrijven.
Druk op de prullenbak om het bericht te
verwijderen.
Radio
Een radiozender selecteren
Druk op RAD MEDIA om het
beginscherm weer te geven.
Druk op een van de toetsen om
automatisch naar radiozenders te zoeken.
Of
Verplaats de schuifbalk om handmatig
naar andere frequenties te zoeken.
Of
Druk op de frequentie.
Voer de waarden van de FM- en
AM-frequentieband in via het virtuele
toetsenbord.
Druk op "OK" om te bevestigen.
De radio-ontvangst kan worden verstoord
door het gebruik van elektrische
apparatuur die niet door het merk is
en de weergave (taal, eenheden, datum, tijd,
enz.).
Rijden
Schakel bepaalde voertuigfuncties in of
uit, of configureer deze.
Navigatie
Stel de navigatie in en selecteer uw
bestemming via MirrorLinkTM, CarPlay® of
Android Auto.
Airconditioning
21,518,5
Stel de instellingen voor temperatuur en
de luchtstroom in.
Applicaties
Foto's bekijken
Steek een USB-geheugenstick in de USB-poort.
Gebruik geen USB-verdeelstekker, om
beschadiging van het systeem te
voorkomen.
Het systeem kan mappen en beeldbestanden in
de volgende indelingen lezen: .tiff; .gif; .jpg/jpeg;
.bmp; .png.
Druk op Connect-App om het
beginscherm weer te geven.
Druk op "Beheer foto's".
Selecteer een map.
Selecteer een afbeelding om deze te
bekijken.
Druk op deze toets voor informatie over
de foto.
Druk op de pijl Terug om één niveau terug
te gaan.
Berichten beheren
Druk op Connect-App om het
beginscherm weer te geven.
Druk op "SMS".
Selecteer het tabblad "SMS".
Druk op deze toets om de
scherminstellingen voor berichten te
selecteren.
Druk op deze toets om een ontvanger te
zoeken en te selecteren.
Selecteer het tabblad "SMS-berichten".
Druk op deze toets om de
scherminstellingen voor berichten te
selecteren.
Druk op deze toets om een nieuw bericht
te schrijven.
Druk op de prullenbak naast het
geselecteerde bericht om het bericht te
verwijderen.
Druk op de toets naast het geselecteerde
bericht om het vervolgscherm weer te
geven.