
141
Rijden
6Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid om de
obstakels in de buurt van de auto te zien. Dit
beeld verdwijnt automatisch als de auto langere
tijd stilstaat.
Beeld van de camera achter
De op de achterklep gemonteerde camera is
actief als de achteruitversnelling is ingeschakeld
en de snelheid niet hoger is dan 10 km/h.De functie wordt uitgeschakeld:– Automatisch, bij snelheden hoger dan ongeveer 20 km/h.– Automatisch, als de achterklep wordt geopend.– Als er uit de achteruitversnelling wordt geschakeld.– Als op de witte pijl linksboven in de hoek van het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30 cm van de auto) wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave
van de omgeving achter de auto (standaard)
naar de weergave van het beeld van bovenaf
(ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2
geeft een afstand van 30 cm vanaf de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.

142
Rijden
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links
A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp: het
detecteert een parkeerplek en stuurt vervolgens
in de betreffende richting om op deze plek te
parkeren, terwijl de bestuurder de rijrichting
bepaalt, schakelt, accelereert en remt.
Het systeem zorgt dat Visiopark 1 automatisch
wordt weergegeven en dat de parkeerhulp wordt
ingeschakeld zodat de bestuurder de manoeuvre
in de gaten kan houden.
Het systeem meet beschikbare parkeerplekken
en berekent de afstand tot obstakels met
behulp van ultrasone sensoren in de voor- en
achterbumpers van de auto.
Het systeem biedt ondersteuning bij de volgende
manoeuvres:
A. Fileparkeren - inparkeren
B. Fileparkeren - uitparkeren
C. Parkeervakken - inparkeren
Werking
► Verminder de snelheid van de auto tot 30 km/h of lager als u een parkeerplek nadert.
Inschakelen van de functie
De functie kan in het menu Auto/
Rijverlichting van het touchscreen
worden ingeschakeld.
Selecteer "Park Assist ".
Wanneer de functie wordt ingeschakeld,
wordt de dodehoekbewaking
uitgeschakeld.
Tot de start van de parkeermanoeuvre of de manoeuvre om de parkeerplek te
verlaten kunt u op elk gewenst moment op de
pijl in de linkerbovenhoek van de
weergegeven pagina drukken om de functie uit te schakelen.
Selecteren van het type manoeuvre
Er wordt een selectiepagina voor de manoeuvre
op het touchscreen weergegeven: standaard
is dit de pagina “Inparkeren” als de auto na het
aanzetten van het contact heeft gereden, zo niet
dan wordt de pagina “Uitparkeren” weergegeven.
► Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek
in te schakelen.
De geselecteerde manoeuvre kan op elk
gewenst moment gewijzigd worden, ook
wanneer er naar een beschikbare parkeerplek
wordt gezocht.
Ter bevestiging van de selectie gaat dit
lampje branden.

145
Rijden
6Bij het inparkeren is het mogelijk dat de
bestuurder de manoeuvre moet voltooien.
Werkingslimieten
– Het systeem kan een ongeschikte parkeerplaats voorstellen (parkeerverbod,
wegwerkzaamheden met beschadigd wegdek,
parkeerplaats naast een greppel enz.).
– Het systeem kan aangeven dat er een plaats is gevonden, maar biedt deze niet aan vanwege
een vast obstakel aan de tegenoverliggende
zijde van de manoeuvre waardoor de auto de
voor het inparkeren benodigde baan niet kan
volgen.
– Het systeem kan aangeven dat er een plaats is gevonden, maar activeert de manoeuvre niet,
omdat de breedte van de rijstrook onvoldoende
is.
– Het systeem is niet ontworpen voor het uitvoeren van parkeermanoeuvres in scherpe
bochten.
– Het systeem detecteert geen parkeerplaatsen die veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
– Als de auto zwaar is beladen, kunnen de afstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
– Langs een zachte berm (bijvoorbeeld greppel), kade of een rand van een afgrond.– Bij een glad wegdek (bijvoorbeeld ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
– Als de bandenspanning van een band te laag is.– Als een van de bumpers is beschadigd.– Als een van de camera's defect is.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
– Wanneer voorwerpen worden vervoerd die langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
– Indien een niet-goedgekeurde trekhaak gemonteerd is.– Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.
– Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.– Als wielen met een andere diameter dan de oorspronkelijke zijn aangebracht.– Na aanpassing van een of beide bumpers (aanvullende bescherming).– Als de sensoren opnieuw gespoten zijn buiten het PEUGEOT-dealernetwerk,– Bij gebruik van sensoren die niet voor de auto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit lampje tijdelijk en klinkt er een
geluidssignaal om een storing in het systeem
aan te geven.
Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het lampje uit.
Als de storing in het parkeerhulpsysteem zich voordoet
tijdens het gebruik van het systeem (een van
deze waarschuwingslampjes gaat branden), dan
wordt de functie uitgeschakeld.
Laat het systeem bij een storing controleren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een waarschuwingsmelding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Full Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem biedt actieve parkeerhulp bij auto's
met de automatische transmissie EAT8 of de
selectiehendel (elektrisch); het detecteert een
vrije parkeerplek parallel aan of haaks op de
rijbaan en voert de parkeermanoeuvre uit. De
bestuurder hoeft niets te doen. Met dit systeem

146
Rijden
kunt u ook automatisch uit een parkeerplek
parallel aan de rijbaan rijden.
Het systeem regelt het sturen, de rijrichting,
het accelereren en het remmen. Het systeem
meet beschikbare parkeerplekken en berekent
de afstand tot obstakels met behulp van 12
ultrasoonsensoren in de voor- en achterbumpers
van de auto.
Het systeem zorgt dat de Visiopark 1
automatisch wordt weergegeven en dat de
parkeerhulp wordt ingeschakeld zodat de
bestuurder de manoeuvre in de gaten kan
houden.
Starten van de parkeerhulp bij het naderen
van een parkeergebied
► Verlaag de snelheid van de auto tot maximaal 30 km/h.
► Druk op de toets op de selectiehendel of selecteer Rijverlichting / Auto > Full Park
Assist op het touchscreen.
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, wordt de
dodehoekbewaking uitgeschakeld.
Volgorde
Zodra het systeem is ingeschakeld, worden de
volgende stappen achtereenvolgend uitgevoerd:
– Selecteren van het type manoeuvre op het touchscreen.– Zoeken naar een beschikbare plek.– Voorbereiden op de manoeuvre.– Uitvoeren van de manoeuvre.– Voltooien van de manoeuvre.
Het systeem kan op elk moment tot het
starten van de manoeuvre worden
uitgeschakeld door op de rode pijl linksboven
in de hoek van het scherm te drukken.
De Full Park Assist is vanwege de
limieten die inherent zijn aan het systeem
niet altijd in staat om automatisch op de juiste
wijze te reageren.
De manoeuvre blijft altijd de
verantwoordelijkheid van de bestuurder, die
de rijpositie niet mag verlaten en nooit mag
proberen de bedieningstoets van het systeem
te blokkeren.
De veiligheidsgordel van de bestuurder moet
tijdens de manoeuvre vastgemaakt blijven.
Het selecteren van het type
manoeuvre en het zoeken
naar een parkeerplek
Afhankelijk van of de auto na het aanzetten
van het contact in beweging is geweest of niet,
stelt de functie op het touchscreen het in- of
uitparkeren voor.
► Selecteer het type en de zijde van de manoeuvre om het zoeken naar een parkeerplek
in te schakelen.
Het branden van dit lampje bevestigt het
inschakelen.
U kunt het type manoeuvre op ieder gewenst
moment wijzigen, ook tijdens het zoeken naar
een parkeerplek.
► Rijd op een afstand van 0,50 tot 1,50 m van de geparkeerde voertuigen en rijd niet harder dan 30 km/h tot het systeem een beschikbare
parkeerplek heeft gevonden (aangegeven door OK op het scherm en een geluidssignaal).
Voor “fileparkeren” moet de parkeerplek
minimaal gelijk zijn aan de lengte van uw
auto plus 1 m.Bij haaks inparkeren moet de parkeerruimte
minimaal gelijk zijn aan de breedte van uw
auto plus 0,70 m.
Voorbereiden op de
manoeuvre
► Rijd heel langzaam totdat het verzoek om de auto tot stilstand te brengen en het STOP-bord
worden weergegeven, in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de auto is gestopt, wordt er een
instructiepagina op het scherm weergegeven.
► Volg alle instructies om de manoeuvre voor te bereiden.Dit symbool verschijnt automatisch als de instructie is gevolgd.
Als alle instructies zijn bevestigd, wordt er een
nieuw scherm weergegeven waarop wordt
aangegeven dat u de manoeuvre kunt uitvoeren.
► Druk op deze toets om de manoeuvre uit te voeren.► Houd de toets ingedrukt en laat het rempedaal geleidelijk los.
De toets moet ingedrukt blijven
tijdens de manoeuvre.

149
Rijden
6auto de voor de parkeermanoeuvre vereiste
koers niet kan volgen.
–Het systeem kan aangeven dat een plaats isgevonden, maar activeert de manoeuvre niet,
omdat de breedte van de rijbaan onvoldoende is.
–Het systeem is niet ontworpen voor hetuitvoeren van parkeermanoeuvres op een steile
helling of in een scherpe bocht.
–Het systeem detecteert geen parkeerplaatsendie veel groter zijn dan de auto zelf of die
begrensd worden door obstakels die te laag
(trottoirbanden, drempels enz.) of te dun
(bomen, palen, draadhekken enz.) zijn.
–De werking van het systeem kan negatiefworden beïnvloed door een onjuiste
bandenspanning.
–Als de auto zwaar beladen is, kunnen deafstandsmetingen worden verstoord door het
achteroverhellen van de auto.
Gebruik de functie niet onder de
volgende omgevingsomstandigheden:
–Langs een zachte berm (greppel), kade of
een rand van een afgrond.–Bij een glad wegdek (ijzel).
Gebruik de functie niet als een van de
volgende situaties zich voordoet:
–Als de bandenspanning van een band telaag is.–Als een van de bumpers is beschadigd.–Als een van de camera's defect is.–Als de remlichten niet werken.
Gebruik de functie niet wanneer de auto
is blootgesteld aan een van de volgende
aanpassingen:
–Wanneer voorwerpen worden vervoerddie langer zijn dan de auto (ladder op de
allesdragers, fietsendrager op de achterklep
enz.).
–Indien een niet-goedgekeurde trekhaakgemonteerd is.–Indien sneeuwkettingen gemonteerd zijn.–Indien een noodreservewiel wordt gebruikt.–Als wielen met een andere diameter dan deoorspronkelijke zijn aangebracht.–Na aanpassing van een of beide bumpers(aanvullende bescherming).–Als de sensoren opnieuw gespoten zijnbuiten het PEUGEOT-dealernetwerk,–Bij gebruik van sensoren die niet voor deauto zijn goedgekeurd.
Storingen
Als de functie niet is ingeschakeld, knippert dit waarschuwingslampje tijdelijk
en klinkt er een geluidssignaal om een storing in
de Full Park Assist aan te geven.Als de storing zich voordoet terwijl het systeem
wordt gebruikt, gaat het waarschuwingslampje
uit.
Als er zich tijdens het gebruik van de Full Park Assist een storing in een van de parkeersensoren voordoet (een van deze waarschuwingslampjes gaat branden), dan
wordt de functie uitgeschakeld.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een storing in de stuurbekrachtiging
wordt dit waarschuwingslampje
weergegeven op het instrumentenpaneel in
combinatie met een melding.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.

175
Praktische informatie
7Wanneer u de auto in een autowasstraat
wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone.
Wanneer u een hogedrukspuit gebruikt, houd
de spuitmond dan op minimaal 30 cm van
de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken met
chemicaliën die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder (in natte of koude gebieden) te
verwijderen. moet u dDeze materialen kunnen
zeer corrosief zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats voor advies
over het verwijderen van hardnekkige vlekken
waarvoor speciale producten nodig zijn (zoals
verwijdermiddelen voor teer en insecten).
Laat lakschade bij voorkeur repareren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.Binnenkant
Wanneer u de auto wast, gebruik dan
nooit een waterslang of hogedrukreiniger
om de binnenkant te reinigen.
Uit bekers of andere open houders kan
vloeistof lopen die schade kan veroorzaken
aan bedieningselementen op het dashboard
en de middenconsole. Wees altijd voorzichtig!
Carrosserie
Glanzende lak
Gebruik nooit schurende producten of
oplosmiddelen, benzine of olie om de
carrosserie te reinigen.
Gebruik nooit een schuursponsje om lastige
vlekken te verwijderen - kans op krassen in
de lak!
Breng geen poetsmiddel aan als de zon fel
schijnt, of op kunststof of rubber onderdelen.
Gebruik een zachte spons met
zeepwater of een pH-neutraal product.
Neem de carrosserie met een schone
microvezeldoek af zonder er hard op te
wrijven.
Breng poetsmiddel aan op een schone en
droge auto.
Neem de instructies die op het product
worden vermeld in acht.
Stickers
(Afhankelijk van de uitvoering)
Gebruik geen hogedrukreiniger om de
auto te wassen. Dan bestaat de kans dat
u de stickers beschadigt of dat ze loskomen.
Reinig de auto met een waterstraal met
water met een temperatuur van 25 °C tot
40 °C.
Beweeg de waterstraal loodrecht over het
oppervlak dat moet worden gereinigd.
Spoel de auto af met gedemineraliseerd
water.
Leder
Leder is een natuurproduct. Verzorg het op de
juiste manier zodat het lang meegaat.
Het moet worden beschermd en onderhouden
met een speciaal product voor leder, zodat
het soepel blijft en zijn oorspronkelijke uiterlijk
behoudt.
Reinig leder niet met ongeschikte
reinigingsmiddelen, zoals oplosmiddelen,
schoonmaakmiddelen, benzine of pure
alcohol.
Wanneer u onderdelen reinigt die gedeeltelijk
van leder zijn, zorg dan dat u de andere
materialen niet beschadigt met het speciale
product voor leder.

251
Trefwoordenregister
SCR (Selective Catalytic Reduction) 22, 171SCR-systeem 22, 171Selectiehendel 103–106Selectiehendel handgeschakelde
versnellingsbak ~ Schakelen elektronisch
bediende versnellingsbak 101Sensoren (waarschuwingen) 11 3Selectiehendel 106Serienummer auto 203Set voor tijdelijke bandenreparatie ~ Bandreparatieset 177–179, 181Sfeerverlichting 59Signalering onoplettendheid 137–138Slepen 195–196Slepen van een auto 195–196Sleutel 30, 32, 35–36Sleutel met afstandsbediening 30, 94Sleutel niet herkend 97Smartphone 28–29, 54SMS 240Sneeuwkettingen 111, 163–164Sneeuwscherm 164Sneeuwschermen 164Snelheidsbegrenzer 116–119Snelheidslimietherkenning 114, 116Snelheidsregelaar 116–117, 119–121Snelheidsregeling met snelheidslimietherkenning 116–117Snelladen 158–159, 202Snelmenu's 27Spaarfase 166Sport-stand 108Starten 192
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten 151Starten van de auto 94–96, 103–106Starten van de motor 94, 96Stickers 175Stickerset 175Stilzetten van de auto 94–96, 103–106Stoelen achter ~ Achterbank 48–49, 83Stoelen verstellen 44–45Stoelverwarming 46Stop & Start 26, 50, 54, 109–111,
151, 166, 169, 195
Streaming audio Bluetooth 210, 236Stuurkolomschakelaars 103–106Stuurwiel (verstellen) 46Supervergrendeling 31, 34Synchroniseren afstandsbediening 37Synchroniseren van de afstandsbediening ~ Afstandsbediening synchroniseren 37
T
Tankbeveiliging 152Technische gegevens 199, 201–202Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau 151Telefoon 57, 213–215, 237–240Teller 9–10, 114Temperatuurregeling 51–52Terugwinnen van energie 22, 107Thermische comfortfuncties 23
Tijdelijke bandenspanning (met set) ~ Banden, noodreparatie 179, 181Tijd instellen 216, 242TMC (verkeersinformatie) 228Toerenteller 10Toevoer van buitenlucht ~ Luchttoevoer (bediening) 53Top Tether (bevestiging) 85, 88Touchscreen 26, 28, 54Tractiebatterij 23, 153–154, 202Tractiebatterij bijna leeg 23Trailer Stability Management (TSM) 75Trekhaak 75, 159Trekhaak met afneembare kogel 160–162
U
Uitgebreide verkeersbordherkenning 117Uitschakelen airbag passagier ~ Passagiersairbag uitschakelen 80, 84–85USB 210, 231, 236USB-aansluiting 55, 210, 231, 236USB-poort 210, 236
V
Veiligheidsgordels 77–79, 85Veiligheidsgordels achter 78Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen 80, 82–83, 85, 87

252
Trefwoordenregister
Veiligheidsvoorzieningen voor
kinderen ~ Kinderen
(veiligheidsvoorzieningen) 80, 82–83, 85, 87Ventilatie 49–50Ventilatieroosters 49Verbonden apps 233Verbruikscijfers 28Verbruiksmeter thermische comfortfuncties 23Vergrendelen 31–33Vergrendeling portieren ~ Portieren vergrendelen 35Vergrendeling van binnenuit 34Verkeersinformatie (TMC) 228Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes 12Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes 12, 24Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder niet vastgemaakt ~ Gordellampje 78Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel (lampje) 78Verlichting bagageruimte ~ Bagageruimteverlichting 60Verlichting met "Full LED"-technologie 63, 66Verlichting overdag ~ Dagrijverlichting 62, 185Vermogen 22Vermogensindicator 22Verversen 168Vervuiling van het roetfilter (diesel) 170Verwarming 49Verwijderbare koffervloer 59Video 236
Visiopark 1 140Voorruitverwarming 54Voorstoelen 44–45Voorverwarming van het interieur 28, 54
W
Waarschuwing kans op aanrijding 134–135Waarschuwing oplettendheid bestuurder 137–138Waarschuwingssignaal sleutel in contact 95Waarschuwingssignaal stille auto 71, 92Waarschuwing vergeten verlichting 62Wallbox 154Wassen 11 3Wassen (adviezen) 153, 174–175Webbrowser 228, 233Wiel demonteren 182–183Wiel monteren 182–183Wielophanging 171Wiel verwisselen 178, 181WiFi-netwerkverbinding 233–234Window-airbags 81–82
Z
Zekeringen 187–188, 190Zekeringen vervangen 187, 187–188Zekeringkast dashboard 187Zekeringkast motorruimte 187, 190Zicht 53
Zij-airbags 81–82Zijspots 64Zonder gereedschap afneembare kogel 160–162Zonneklep 55Zonnescherm 41–42Zonnesensor 50Zuinig rijden 7