
40
Toegang tot de auto
Opnieuw inschakelen van de 
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto met de afstandsbediening of het Keyless entry 
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
► Schakel het volledige alarmsysteem weer in door de auto te vergrendelen met de 
afstandsbediening of door op de portiergreep 
van het bestuurdersportier te drukken.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert 
weer één keer per seconde.
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de hoorbare alarm 
in werking en knipperen de richtingaanwijzers 
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop, blijven 
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld tot het 
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de 
afstandsbediening of met het Keyless entry 
and start-systeem, geeft snel knipperen van het 
rode verklikkerlampje in de toets aan dat het 
alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het 
lampje stopt met knipperen als het contact wordt 
ingeschakeld.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
► Open het portier; het alarm gaat af.► Zet het contact aan; het alarm stopt. Het lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto 
zonder het alarm in te 
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel 
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot 
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode 
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op 
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het 
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld 
2 minuten nadat het laatste portier of de 
bagageruimte is gesloten.
► Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen, 
moet u eerst op de ontgrendelknop van de 
afstandsbediening drukken of moet u de  auto ontgrendelen met het Keyless entry and 
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1.
Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter
4. Linksachter
5. Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van 
de uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor 
meer informatie over de  Elektrische 
kinderbeveiliging .
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek 
aan de schakelaar zonder het weerstandspunt 
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar 
wordt losgelaten.
Automatische werking
► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand: 
de ruit opent of sluit volledig wanneer de 
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 
seconden na het uitschakelen van het 
contact of na vergrendeling van de auto 
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. 
U kunt de bediening weer inschakelen door 
het contact in te schakelen of de auto te 
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel 
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat 
gedeeltelijk weer omlaag.
Resetten van de 
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een 
storing van de ruiten, moet de ruitbediening 
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de 
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
►  Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt bewogen, sluit 
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar 
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit 
volledig is gesloten.   

41
Toegang tot de auto
2Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of 
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45 
seconden na het uitschakelen van het 
contact of na vergrendeling van de auto 
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld. 
U kunt de bediening weer inschakelen door 
het contact in te schakelen of de auto te 
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel 
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat 
gedeeltelijk weer omlaag.
Resetten van de 
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een 
storing van de ruiten, moet de ruitbediening 
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de 
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
► Open de ruit volledig en sluit de ruit.  Telkens als de schakelaar omhoog wordt bewogen, sluit 
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar 
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit 
volledig is gesloten.
► houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde vast zodra de ruit volledig 
is gesloten.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit 
iets tussen de ruit en de sponning 
bekneld raakt, moet de ruit weer worden 
geopend. Druk daarvoor op de 
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan 
passagierszijde bedient, is het belangrijk om 
ervoor te zorgen dat niets het correct sluiten 
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat 
de passagiers op de juiste manier gebruik 
maken van de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze 
zich tijdens het bedienen van de ruiten niet 
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt 
van de auto tijdens het sluiten van de ruiten 
met de elektronische sleutel of het "Keyless 
entry and start"-systeem.
Zonnedak
Het zonnedak bestaat uit een beweegbaar 
glazen deel dat over het dak schuift en een 
zonnescherm dat onafhankelijk kan worden 
geopend. Als het zonnedak wordt geopend, 
opent automatisch het zonnescherm.
► Gebruik de knop in de dakconsole om het panoramische zonnedak te bedienen.  
  
 
Het zonnedak kan worden bediend wanneer het 
contact is aangezet (als de accu voldoende is 
geladen), bij een draaiende motor, in de STOP-
stand van Stop & Start en 45 seconden na het 
afzetten van het contact of na het vergrendelen 
van de auto.
Voorzorgsmaatregelen
Steek uw hoofd of armen niet door het 
zonnedak wanneer de auto rijdt - kans 
op ernstig letsel! 
Controleer of de op de allesdragers 
gemonteerde accessoires of vervoerde 
lading de beweging van het dak niet kunnen 
hinderen.
Leg geen zware voorwerpen op het 
beweegbare glazen deel van het zonnedak.   

56
Ergonomie en comfort
Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten 
om deze op te laden.
De USB-aansluiting 
rechtsvoor kan ook worden 
gebruikt om een smartphone via MirrorLink
TM, 
Android Auto® of CarPlay® te verbinden, zodat u 
bepaalde apps van uw smartphone via het 
touchscreen kunt gebruiken.
Gebruik voor de beste resultaten een kabel die is 
gemaakt of goedgekeurd door de fabrikant van 
het apparaat.
Deze apps kunnen met de 
stuurkolomschakelaars of de 
bedieningselementen van het audiosysteem 
worden beheerd.
Tijdens het gebruik van de USB- aansluiting wordt het draagbare apparaat 
automatisch opgeladen.
Er wordt een melding weergegeven als het 
stroomverbruik van de draagbare apparatuur 
hoger is dan de door de auto geleverde 
stroomsterkte.
Raadpleeg voor meer informatie over het 
gebruik van deze voorziening de rubriek 
Audio en telematica.
12 V-aansluiting 
  
 
► Steek een accessoire van 12 V (met een maximaal nominaal vermogen van 120 W) met 
een geschikte adapter in de aansluiting.
Overschrijd dit vermogen niet om te 
voorkomen dat het accessoire 
beschadigd raakt.
Het aansluiten van elektrische 
apparatuur die niet door PEUGEOT is 
goedgekeurd, zoals een lader met USB-
aansluitingen, kan leiden tot storingen in de 
werking van de elektrische systemen van de 
auto, zoals een slechte radio-ontvangst of 
storingen in de weergave van de displays.
FOCAL® Premium 
hifi-systeem
De auto is voorzien van een hifi-geluidsinstallatie 
van het Franse merk FOCAL®.
Dankzij de 10 luidsprekers met exclusieve 
technologieën van FOCAL® kunt u genieten van 
een puur en verfijnd geluid in de auto:
– Centrale luidspreker/satellietluidsprekers: Polyglass-technologie voor een optimale 
omhulling en verdeling van het geluid.
– Hifi-woofers/middentonenluidsprekers: Polyglass-technologie voor een optimale balans 
en precisie van het geluid.
– TNF-tweeters: technologie met omgekeerde aluminium conussen voor een optimale spreiding 
van het geluid en uiterst verfijnde hoge tonen.
– Actieve 12-kanaalsversterker - 515 W : hybridetechnologie klasse AB/klasse D voor volle 
en verfijnde hoge tonen en krachtige bassen.
– Subwoofer: technologie met drievoudige spoel Power FlowerTM 200 mm voor een perfecte, dynamische weergave van de lage tonen.
Voor optimaal geluid raden wij u aan om 
de vloer van de bagageruimte in de 
hoogste stand te zetten (afhankelijk van de 
uitvoering).
Draadloze smartphonelader 
  
 
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone 
draadloos opladen volgens het principe van 
magnetische inductie, in overeenstemming met 
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel 
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van 
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het 
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop 
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de 
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van 
de lader kort worden onderbroken als er een 
deur wordt geopend of als het contact wordt 
uitgeschakeld.
Opladen
►  Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.► Leg het apparaat in het midden van het lege laadgedeelte.  

57
Ergonomie en comfort
3Draadloze smartphonelader 
  
 
Hiermee kunt u apparaten zoals een smartphone 
draadloos opladen volgens het principe van 
magnetische inductie, in overeenstemming met 
de norm Qi 1.1.
Het op te laden apparaat moet zelf compatibel 
zijn met de Qi-norm of moet zijn voorzien van 
een compatibele hoes of houder.
Het laadgedeelte is te herkennen aan het 
symbool Qi.
De lader werkt terwijl de motor draait en het Stop 
& Start-systeem in de STOP-stand staat.
Het opladen wordt aangestuurd door de 
smartphone.
Bij Keyless entry and start kan de werking van 
de lader kort worden onderbroken als er een 
deur wordt geopend of als het contact wordt 
uitgeschakeld.
Opladen
► Open het deksel voor toegang tot het laadgedeelte.► Leg het apparaat in het midden van het lege laadgedeelte.
Het systeem is niet bedoeld om 
meerdere apparaten tegelijkertijd op te 
laden.
 
 
Laat geen metalen voorwerpen zoals 
munten, sleutels of de afstandsbediening 
op het laadgedeelte liggen, omdat er dan 
kans op oververhitting of onderbreking van 
het laadproces bestaat. 
Matten
Aanbrengen 
 
Wanneer u een nieuwe mat aan bestuurderszijde 
bevestigt, gebruik dan uitsluitend de 
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de 
vloerbedekking gelegd.
Verwijderen/terugplaatsen
► Om deze aan de bestuurderszijde te verwijderen: schuif de bestuurdersstoel naar 
achteren en maak de bevestigingen los.
► Om de mat terug te plaatsen: plaats de mat en druk deze vast.► Controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven 
hangen:
– Gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het 
gebruik van deze bevestigingen is verplicht.
– Leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT 
goedgekeurde matten kunnen de bediening 
van de pedalen en de werking van de 
snelheidsregelaar/-begrenzer worden 
gehinderd.
De goedgekeurde matten zijn voorzien van 
twee bevestigingen onder de stoel.  

95
Rijden
6Onder winterse omstandigheden blijft het 
waarschuwingslampje langer branden. 
Als de motor warm is, gaat het 
waarschuwingslampje niet branden.
Als de motor niet onmiddellijk aanslaat,  zet dan het contact uit. Wacht een paar 
seconden voordat u de motor opnieuw start. 
Als de motor ook na een aantal pogingen niet 
aanslaat, probeer dan niet langer de motor te 
starten: de startmotor en de motor zouden 
beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer 
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde 
temperaturen niet stationair 
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg 
zonder de motor veel toeren te laten draaien.
Afzetten van de motor
► Zet de auto stil.
► Draai bij een stationair draaiende motor de sleutel naar stand  1.► Verwijder de sleutel uit het contactslot.► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand 
alvorens de motor af te zetten. Dit 
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het 
stuurslot.
Zet nooit het contact af voordat de auto 
volledig tot stilstand is gekomen. Als de 
motor wordt afgezet, worden ook de 
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging 
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de 
auto kunnen verliezen!
Controleer of de parkeerrem goed is 
aangetrokken, met name als de auto op 
een helling staat.
Houd de sleutel bij u en vergrendel de auto 
wanneer u de auto verlaat.
Eco-mode
Nadat de motor is gestopt (stand  1. Stop), 
gedurende een maximale, totale duur van 
ongeveer dertig minuten, kunt u nog altijd 
functies gebruiken, zoals het audio- en 
telematicasysteem, de interieurverlichting, de 
ruitenwissers en het dimlicht.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer 
informatie over de  eco-mode.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit 
en in de stand  1 (Stop) staat, wordt er bij 
het openen van het bestuurdersportier een 
waarschuwingsmelding weergegeven in 
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand  2 
(Contact) van het contactslot blijft staan, 
wordt het contact na een uur automatisch 
afgezet.
Draai de sleutel in de stand  1 (Stop) en 
vervolgens opnieuw in de stand  2 (Contact) 
om het contact weer aan te zetten.
Starten / afzetten van de 
motor metKeyless entry 
and start
De elektronische sleutel moet zich in het 
interieur bevinden.
Voor uitvoeringen voorzien van Proximity 
Keyless Entry and Starting, wordt de 
elektronische sleutel ook in de bagageruimte 
gedetecteerd.
Als de elektronische sleutel niet wordt 
gedetecteerd, wordt een melding 
weergegeven.
Verplaats de elektronische sleutel zodat de 
motor kan worden gestart of gestopt.
Als dit niet lukt, raadpleeg dan het gedeelte 
"Sleutel niet gedetecteerd - Noodprocedure 
voor starten/afzetten".   

173
Praktische informatie
7Als AdBlue wordt ingeslikt, spoel de mond dan 
met schoon water en drink vervolgens een ruime 
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld 
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het 
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen 
niet worden uitgesloten: adem deze niet in. 
Dampen met ammoniak werken irriterend op de 
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van 
kinderen, in de originele flacon.
Procedure
Controleer voordat u gaat  bijvullen of de auto op 
een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de 
omgevingstemperatuur van de auto hoger is dan 
-11°C. Als het kouder is, bevriest de AdBlue
® 
waardoor u het niet in het reservoir kunt gieten. 
Laat de auto enkele uren op een warmere plaats 
staan en vul vervolgens het reservoir bij.
Giet  nooit AdBlue® in de brandstoftank. 
Als  er AdBlue® op de carrosserie of op 
een andere plaats is gemorst, spoel het 
dan onmiddellijk weg met koud water of veeg 
het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden 
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld 
nadat het reservoir leeg is geraakt, 
moet u ongeveer 5 minuten wachten voordat 
u het contact weer inschakelt,  zonder de 
deur aan bestuurderszijde te openen, de 
auto te vergrendelen, de sleutel in het 
contactslot te steken of de sleutel van het 
Keyless entry and start-systeem in het 
interieur te brengen.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10 
seconden de motor.
► Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het contactslot om de motor af te zetten.
of
► Druk bij uitvoeringen met Keyless entry and start op de knop "START/STOP" om de motor af 
te zetten.
 
 
► Draai de blauwe dop van het  AdBlue®-
reservoir een 6e slag linksom en verwijder de 
dop.
► Bij een verpakking  AdBlue®: wanneer 
u de uiterste houdbaarheidsdatum hebt 
gecontroleerd, moet u de instructies op het etiket 
zorgvuldig lezen voordat u de inhoud van de 
verpakking in het AdBlue-reservoir van de auto 
giet.
► Bij een  AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in 
het reservoir en blijf tanken totdat het vulpistool 
afslaat.
Giet  het AdBlue® reservoir niet te vol:– Vul 10 tot 13 liter bij met behulp van AdBlue®-verpakkingen.– Stop met bijvullen als het vulpistool voor het eerst afslaat als u bij een tankstation 
tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 
liter AdBlue
® of meer registreren.
Als  het AdBlue®-reservoir helemaal leeg 
is, wat wordt bevestigd met de melding 
“Bijvullen AdBlue: Starten niet mogelijk”, dan moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Activeren van de vrijloop
In bepaalde situaties moet de vrijloop van de 
auto worden geactiveerd (bijvoorbeeld bij het 
slepen, op een rollenbank, in een automatische 
wasstraat of bij vervoer over het spoor of op een 
veerboot).
De procedure hiervoor is afhankelijk van het type 
transmissie en parkeerrem.   

174
Praktische informatie
Met handbediende 
versnellingsbak of 
automatische transmissie 
EAT6 en elektrische 
parkeerrem
  /  
Procedure voor het activeren van de 
vrijloop
► Zet met draaiende motor en ingetrapt rempedaal de versnellingspook/selectiehendel in 
de neutraalstand.
► Houd het rempedaal ingetrapt en zet het contact uit.► Laat het rempedaal los en zet het contact weer aan.► Trap het rempedaal in en duw tegen de hendel om de parkeerrem vrij te zetten.► Laat het rempedaal los en zet het contact uit.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
Met automatische 
transmissie EAT8 en 
handbediende parkeerrem
  /  
Procedure voor het activeren van de 
vrijloop
► Selecteer stand N terwijl de auto stilstaat en 
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
► Zet het contact weer aan.► Houd het rempedaal ingetrapt en duw de selectiehendel naar voren of naar achteren om 
stand N te bevestigen.
► Zet het contact af.Als de limiet van 5 seconden wordt 
overschreden, schakelt de transmissie stand  P 
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Druk op toets P op de selectiehendel.
Met automatische 
transmissie EAT8 of 
selectiehendel (elektrisch) 
en elektrische parkeerrem
  /  
Procedure voor het activeren van de 
vrijloop
► Selecteer stand  N terwijl de auto stilstaat en 
de motor draait, en zet het contact uit.
Binnen 5 seconden:
► Zet het contact weer aan.
► Houd het rempedaal ingetrapt en beweeg de selectiehendel naar voren of naar achteren om 
stand N te bevestigen.
► Houd het rempedaal ingetrapt en druk op de hendel om de parkeerrem vrij te zetten.► Laat het rempedaal los en zet het contact uit.Als de limiet van 5 seconden wordt 
overschreden, schakelt de transmissie stand  P 
in; u moet de procedure dan opnieuw volgen.
Terug naar de normale werking
► Houd het rempedaal ingetrapt en start de motor.
Keyless entry and start
U mag het rempedaal niet intrappen 
wanneer u het contact aan of uit zet. Als u 
dat wel doet, start de motor waardoor u de 
procedure opnieuw moet volgen.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de  volgende aanbevelingen om 
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de 
motorruimte - kans op schade aan 
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer 
lage temperaturen.   

248
Trefwoordenregister
Grootlichtassistent   65
H
Halogeenlampen   63, 185–186Handgeschakelde versnellingsbak ~ 
Versnellingsbak,  
handgeschakeld   101, 108, 110–111, 170
Handrem   98, 170Handsfree set   213–214, 237–238Helderheid   215Hifisysteem   56Hill Assist Descent Control (HADC)   76Hill-Holder ~ Hill Start Assist   108–109Hoek van de stoel   45Hoek van de stoel verstellen   45Hoofdsteunen achter   48–49Hoofdsteunen verstellen   44Hoofdsteunen vóór   44Hoogspanning   153Hoogte- en diepteverstelling stuurwiel ~ Stuurverstelling   46Hulpoproep   71–72
I
Identificatiegegevens   203Identificatieplaatjes constructeur   203Identificatie (stickers)   203
Indeling bagageruimte ~ Bagageruimte,   indeling   59Indeling interieur ~ Interieurindeling   55Indicator laadniveau   23Inductielader   57Infraroodcamera   11 3Inhoud brandstoftank ~  Brandstoftank (inhoud)   151Instapverlichting   64
Instellen van de uitrustingen   27Instellingen van het systeem   215, 241Instrumentenpaneel   9–10, 24, 24–25, 114Instrumentenpanelen   9–10Interieurfilter   50, 170Interieurfilter (vervangen)   170Interieurverlichting   58–59ISOFIX (bevestigingen)   85, 88ISOFIX bevestigingen   85, 88ISOFIX kinderzitjes   85–88
J
Jack   236Jack-aansluiting   236Jack-kabel   236
K
Kaartleeslampjes   58Keyless entry and start   32–34, 95–96
Kilometerteller   24Kinderbeveiliging   90Kinderen   79, 85, 87Kinderen (veiligheid)   90Kinderzitjes   79, 82–83, 85Kinderzitjes (conventioneel)   85, 88Kinderzitjes i-Size   87–88Klep van de laadaansluiting   28, 154, 157–159Kleurcode lak   203
Klokje (instellen)   216, 242Koelvloeistof   169Koelvloeistoftemperatuur   21Koelvloeistoftemperatuurmeter   21Kofferdeksel sluiten   34, 38Koplampverstelling   63Krik   178–179, 181
L
Laadkabel   154, 156Laadstekker   154, 157–159Laadtoestand van de tractiebatterij   28Laden accu ~ Accu laden   193–194Laden tractiebatterij   153, 156–159Laden via een  normaal stopcontact   156–159, 202Lader voor versneld laden (wallbox)   154Lak   175, 203Lampen   186Lampen (vervangen)   184–186Lampen vervangen   184–186