8Kort en bondigLendensteun
Draai aan het kartelwieltje om de
persoonlijke voorkeur in te stellen.
Hoofdsteunverstelling
Zet de hoofdsteun omhoog of
omlaag. Als de hoofdsteun is vastge‐ klikt, op de pal drukken en de hoofd‐
steun verschuiven.
Hoofdsteunen 3 48.
Veiligheidsgordel
Veiligheidsgordel afrollen en in
gordelslot vastmaken. De veiligheids‐ gordel mag niet gedraaid zitten en
moet strak tegen het lichaam aanlig‐
gen. De rugleuningen mogen niet te
ver naar achteren hellen (maximaal
ca. 25°).
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Stoelpositie 3 49.
Veiligheidsgordels 3 59.
Airbagsysteem 3 63.
Kort en bondig111Elektrische ruitbediening .......43
2 Buitenspiegels ......................40
3 Zijdelingse luchtroosters .....152
4 Selective Ride Control ........176
5 Richtingaanwijzers ..............137
Lichtsignaal ......................... 135
Grootlicht ............................. 134
Uitstapverlichting ................. 140
6 Bedieningselementen
head-updisplay ...................124
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 96
8 Stuurwielpeddels ..................96
9 Instrumenten ....................... 107
Driver Information Center .... 119
10 Knop voor Driver
Information Center ..............119
Voorruitenwissers en -
sproeiers ............................... 97
Achterruitwisser en -
sproeier ................................. 99
11 Head-updisplay ...................124
12 Ventilatieopeningen ............15213Bedieningselementen
voor Info-Display .................123
14 Info-Display ......................... 123
15 Verwarming en ventilatie ....144
16 Opbergvak ............................ 81
17 Opbergvak ............................ 81
18 AUX-ingang
19 Stekkerdoos ........................ 100
20 Airbag deactiveren ................68
21 USB-poort ........................... 100
22 Stoelverwarming ...................54
23 Elektronische stabiliteits‐
regeling en Traction Control 175
Spanningsverliesdetectie‐
systeem ............................... 247
Stop-startsysteem ...............160
Verwarmde voorruit ............... 46
Elektrische kindersloten ........30
Centrale vergrendeling .........25
24 Alarmknipperlichten ............13625Handgeschakelde
versnellingsbak ...................173
Automatische
versnellingsbak ...................169
26 Aan/Uit-knop ....................... 157
27 Automatisch vergrendelen ....29
28 Contactslot .......................... 156
29 Bedieningselementen
voor Infotainmentsysteem
30 Stuurwiel instellen .................96
31 Zekeringenkast ...................239
32 Claxon ................................... 97
33 Cruisecontrol ....................... 178
Snelheidsbegrenzer ............182
Adaptieve cruise control .....185
34 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 221
35 Anti-diefstalalarmsysteem .....37
Lane Departure Warning ....207
Dodehoeksysteem ..............201
Park Pilot ............................. 198
Parkeerverwarming .............150
Sleutels, portieren en ruiten25
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
1. Verwijder het deksel.
2. Verwijder de lege batterij.
3. Vervang de batterij door een batterij van hetzelfde type. Let op
de installatiepositie.
4. Plaats het deksel.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet kan
worden vergrendeld of ontgrendeld of als de motor niet kan worden gestart,
kan dit de volgende oorzaken
hebben:
● Storing in elektronische sleutel.
● De elektronische sleutel is buiten
ontvangstbereik.
● De accuspanning is te laag.
● Overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken.
● Storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogen.
Om de storing te verhelpen, de positie van de elektronische sleutel verande‐
ren.
Handmatig ontgrendelen 3 25.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt deuren,
bagageklep en tankklep.Door aan de binnenste deurhand‐
greep te trekken wordt de desbetref‐
fende deur ontgrendeld en geopend.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags of gordelspanners in werking treden,
wordt het voertuig automatisch
ontgrendeld.
Let op
Wanneer na ontgrendeling met de
afstandsbediening geen van de
portieren word geopend, worden
deze na korte tijd automatisch
opnieuw vergrendeld. Een voor‐
waarde is dat de instelling is geacti‐
veerd in de persoonlijke instellingen
3 127.
Selectief ontgrendelen
Met selectief ontgrendelen kunt u de
voorportieren en de tankklep of de
schuifdeuren, de achterdeuren/de
achterklep ontgrendelen. Selectief
ontgrendelen moet worden geconfi‐
gureerd.
48Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 48
Voorstoelen .................................. 49
Stoelpositie ................................ 49
Handmatige stoelverstelling ......50
Elektrische stoelverstelling ........51
Rugleuning neerklappen ...........52
Armsteun ................................... 53
Verwarming ............................... 54
Massage .................................... 54
Achterbank ................................... 55
Zitplaatsen achterin ...................55
Veiligheidsgordels .......................59
Driepuntsgordel ......................... 60
Airbagsysteem ............................. 63
Frontaal airbagsysteem .............66
Zijdelings airbagsysteem ...........67
Gordijnairbagsysteem ...............67
Airbag deactiveren ....................68
Kinderveiligheidssystemen ..........69
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 72Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Instellen
Hoogteverstelling
Zet de hoofdsteun omhoog of
omlaag. Als de hoofdsteun is vastge‐ klikt, op de pal drukken en de hoofd‐
steun verschuiven.
Demonteren
Zet de hoofdsteun omhoog en verwij‐
der deze. Als de hoofdsteun is vast‐
geklikt, op de pal drukken en de
hoofdsteun verschuiven.
Stoelen, veiligheidssystemen49Monteren
Plaats de hoofdsteunstangen in de
openingen en duw deze omlaag.Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
● Met zitvlak zo ver mogelijk tegen de rugleuning zitten. De afstand
tot de pedalen zo instellen dat de
benen bij het intrappen van de
pedalen licht gebogen zijn. De
passagiersstoel voor zo ver
mogelijk naar achteren schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐ zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreed
tussenruimte zitten. Uw dijen
dienen licht op de zitting rusten,
zonder druk uit te oefenen.
Stoelen, veiligheidssystemen53Trek aan de hendel, klap de rugleu‐
ning geheel naar voren en laat de
hendel los.9 Waarschuwing
Wanneer de passagiersstoel voor
in de opgeklapte stand is, moet het airbagsysteem voor de passagier
voor worden gedeactiveerd.
Airbag deactiveren 3 68.
Opklappen
Om de stoel weer rechtop te zetten,
aan de hendel trekken en de rugleu‐
ning geheel omhoog zetten. Laat dan
de hendel los.
Bijrijdersbank passagierszijde
voorin
Inklappen
Trek om de zitting omhoog te brengen aan de lus en breng de zitting omhoog
tegen de rugleuning.
FlexOrganizer 3 84.
9 Waarschuwing
Bij het inklappen van de stoel nooit
de hand onder de stoel houden.
Kans op letsel.
Opklappen
Zet de zitting weer in de oorspronke‐
lijke stand door de zitting neer te laten totdat deze vastklikt.
Armsteun De armsteun heeft diverse afstelop‐
ties.
1. Klap deze geheel omhoog.
2. Klap deze geheel omlaag.
3. Breng de armsteun langzaam omhoog en klik deze in de gewen‐
ste stand vast.
60Stoelen, veiligheidssystemenLet op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelwaarschuwing
Elke stoel is voorzien van een gordel‐
verklikker, aangeduid met een contro‐
lelamp a voor de betreffende stoel op
de instrumentengroep en in de
dakconsole.
Gordelverklikker 3 112.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐
rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden ontspannen.
Gordelspanners De veiligheidsgordels van de voor- en
achterstoelen worden bij een
voldoende zware frontale botsing, of
een aanrijding van achteren of tegen
de zijkant strakgetrokken. De gordels
van de voorstoelen worden bij iedere
stoel met twee voorspanners strakgetrokken. De gordels van de buiten‐
ste zitplaatsen worden met één
gordel per stoel strak getrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp d.
Airbags en gordelspanners 3 113.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Geen aanpassin‐
gen aan onderdelen van de gordel‐ spanners aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Stoelen, veiligheidssystemen63Airbagsysteem
Het airbagsysteem bestaat uit meer‐
dere afzonderlijke systemen afhanke‐
lijk van de omvang van de uitrusting.
Bij het afgaan worden de airbags
binnen enkele milliseconden gevuld.
Ook het leeglopen van de airbags
verloopt zo snel, dat dit tijdens een
aanrijding vaak niet eens wordt opge‐
merkt.9 Waarschuwing
Het airbagsysteem ontplooit
explosief, laat reparaties alleen
door deskundig personeel verrich‐ ten.
9 Waarschuwing
Bij het aanbouwen van accessoi‐
res die het frame van de auto, het
bumpersysteem, de hoogte, de
voorkant of de zijbeplating veran‐ deren werkt het airbagsysteem
mogelijk niet goed. De werking
van het airbagsysteem kan ook
nadelig worden beïnvloed door het wijzigen van onderdelen van de
voorstoelen, de veiligheidsgor‐
dels, de airbagsensor- en diagno‐
semodule, het stuurwiel, het
instrumentenpaneel, de portier‐
rubbers aan de binnenkant, waar‐
onder de luidsprekers, een van de
airbagmodules, de hemel- of stijl‐
bekleding, de frontsensoren, de
zij-impactsensoren of de airbag‐
bedrading.
Let op
Ter hoogte van de middenconsole
zitten de regelelektronica van het
airbagsysteem en de gordelspan‐
ners. In dit gebied geen magneti‐
sche voorwerpen plaatsen.
Bevestig geen voorwerpen op de
afdekkingen van de airbags en
bedek ze niet met andere materia‐
len. Laat beschadigde afdekkingen
vervangen door een werkplaats.
Elke airbag treedt slechts eenmaal
in werking. Geactiveerde airbags
onmiddellijk laten vervangen door
een werkplaats. Ook moeten even‐
tueel het stuurwiel, het instrumen‐
tenbord, plaatwerk, de portierafdich‐ tingen, handgrepen en de stoelen
worden vervangen.
Geen aanpassingen in het airbag‐
systeem aanbrengen, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Controlelamp d voor airbagsyste‐
men 3 113.
Kinderveiligheidssystemen op de
passagiersstoel met
airbagsystemen
Waarschuwing conform ECE R94.02 :