Page 27 of 93

Telefoon274. Tik op Telefoon toevoegen .
5. Selecteer het Infotainmentsys‐ teem uit de lijst met Bluetooth-
apparaten op de mobiele tele‐
foon.
6. Vergelijk en bevestig de getoonde
code op de mobiele telefoon en op
het Info-Display. Tik op Koppelen
op het Info-Display.
Bij sommige mobiele telefoons
moet u toegang hebben tot
bepaalde telefoonfuncties, volg
de instructies op.
Zodra de mobiele telefoon is gekop‐
peld, wordt deze automatisch verbon‐ den en getoond als verbonden.Verbinden
Als er diverse gekoppelde mobiele
telefoons tegelijkertijd binnen het
bereik van het systeem komen:
● wordt alleen de eerste door het systeem gedetecteerde telefoon
automatisch verbonden of
● wordt de mobiele telefoon die is ingesteld als Als eerste
verbinden automatisch verbon‐
den of
● wordt Tweede telefoon geacti‐
veerd en kunnen er twee tele‐ foons tegelijkertijd worden
verbonden
Als eerste verbinden
Telefoon als primaire telefoon instel‐
len:
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Telefoons.
2. Tik op / naast de gekoppelde
mobiele telefoon om het instellin‐
genmenu te openen.
3. Als eerste verbinden activeren.Let op
Er kan slechts één telefoon tegelijk
zijn ingesteld als primaire telefoon.
Tweede telefoon
U kunt een tweede mobiele telefoon
naast de primaire telefoon met het
systeem verbinden.
Twee telefoons tegelijkertijd met
Bluetooth laten verbinden:
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Telefoons.
2. Tik op / naast de gekoppelde
mobiele telefoon om het instellin‐
genmenu te openen.
3. Tweede telefoon activeren.
De telefoon die het eerst is verbonden wordt automatisch als eerste telefoon toegewezen. Met de primaire telefoon
kunt u uitgaande oproepen plegen en
inkomende oproepen ontvangen. U
hebt ook toegang tot de contacten.
Met de secundaire telefoon kunt u
alleen via het Infotainmentsysteem
inkomende oproepen ontvangen. U
kunt echter via de secundaire tele‐
foon zelf een uitgaande oproepen
plegen, maar dan met behulp van de
microfoon in de auto.
Page 28 of 93

28TelefoonInstelling mobiele telefoons
wijzigen
U kunt de instelling van de mobiele
telefoons wijzigen van primaire naar
secundaire telefoon of vice versa.
Voorwaarde is dat Tweede telefoon
voor beide mobiele telefoons is geac‐
tiveerd.
Instelling mobiele telefoons wijzigen: 1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Telefoons.
2. Tik op de huidige secundaire tele‐
foon om deze in te stellen als
primaire telefoon.
3. De instelling van de mobiele tele‐ foon verandert van primaire in
secundaire telefoon of vice versa.
Wanneer Als eerste verbinden voor
een mobiele telefoon is geactiveerd, wordt deze telefoon automatisch
verbonden als primaire telefoon.Verbonden mobiele telefoon
ontkoppelen
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Telefoons.
2. Tik op / naast de gekoppelde
mobiele telefoon om het instellin‐
genmenu te openen.
3. Tik op Verbinding verbreken .
Gekoppelde mobiele telefoon
verwijderen
1. Selecteer in het telefoonmenu op het Info-Display Telefoons.
2. Tik op / naast de gekoppelde
mobiele telefoon om het instellin‐
genmenu te openen.
3. Tik op Telefoon verwijderen .
Smartphone-applicaties
gebruiken
De smartphone-applicaties Apple
CarPlay en Android Auto geven de
geselecteerde apps van een smart‐
phone weer op het Info-Display. Ukunt ze bedienen met de bedienings‐ elementen van het Infotainmentsys‐
teem.
Controleer bij de fabrikant van het apparaat of deze functie op de smart‐
phone te gebruiken is en of de appli‐
catie beschikbaar is in het land waar
u zich bevindt.
Smartphone voorbereiden Android-telefoon: Download de
Android Auto-app naar de smart‐
phone vanaf de Google Play Store.
iPhone ®
: Controleer of Siri ®
op de
smartphone geactiveerd is.
Telefoonweergave activeren
Als u de telefoonweergave wilt acti‐
veren of deactiveren, gaat u naar het
startscherm en selecteert u
Instellingen I Apps .
Blader door de lijst en selecteer Apple
CarPlay of Android Auto .
Zorg ervoor dat de desbetreffende applicatie is geactiveerd.
Page 29 of 93
Telefoon29Mobiele telefoon verbinden
Verbind de smartphone met de USB- poort via een originele kabel die doorde fabrikant van de smartphone is
geleverd.
Teruggaan naar het
infotainmentscherm
Druk op !.
Page 34 of 93

34InleidingInleidingAlgemene aanwijzingen...............34
Antidiefstalfunctie ......................... 35
Overzicht bedieningselementen ..36
Gebruik ........................................ 39Algemene aanwijzingen
Let op
Deze handleiding beschrijft alle voor
de diverse Infotainmentsystemen beschikbare opties en functies.
Bepaalde beschrijvingen, zoals die
voor display- en menufuncties,
gelden vanwege de modelvariant,
landspecifieke uitvoeringen, speci‐
ale uitrusting en accessoires moge‐
lijk niet voor deze auto.
Belangrijke informatie over de
bediening en de
verkeersveiligheid9 Waarschuwing
Het Infotainmentsysteem moet
worden gebruikt zodat er te allen
tijde veilig met de auto kan worden gereden. Zet bij twijfel de auto aan de kant en bedien het Infotain‐
mentsysteem terwijl u stilstaat.
9 Waarschuwing
In sommige gebieden staan
eenrichtingsstraten en andere
wegen en inritten (bijv. voetgan‐
gersgebieden) met een inrijverbod zijn niet op de kaart gemarkeerd.
In dergelijke gebieden geeft het
Infotainmentsysteem mogelijk een waarschuwing die geaccepteerd
moet worden. In dergelijke gebie‐
den is het zaak om goed op
eenrichtingsstraten en andere
wegen en inritten met een inrijver‐ bod zijn te letten.
Radio-ontvangst
Tijdens de radio-ontvangst kan gesis,
geruis, signaalvervorming of signaal‐
uitval optreden door:
● wijzigingen in de afstand tot de zender
● ontvangst van meerdere signa‐ len tegelijk door reflecties
● obstakels
Page 35 of 93
Inleiding35AntidiefstalfunctieHet Infotainmentsysteem is voorzien
van een elektronisch beveiligingssys‐
teem dat het systeem tegen diefstal
beveiligt.
De beveiliging houdt in dat het Info‐
tainmentsysteem alleen in de auto
werkt en daarom voor een eventuele dief waardeloos is.
Page 39 of 93

Inleiding39GebruikBedieningselementen
Het Infotainmentsysteem wordt
bediend met behulp van functietoet‐
sen, een aanraakscherm en op het
display weergegeven menu's.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
● het bedieningspaneel op het Info‐
tainmentsysteem 3 36
● het aanraakscherm 3 42
● de stuurbedieningsknoppen 3 36
● de spraakherkenning 3 80
Het Infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk kort op ) om het systeem in te
schakelen. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐ bron actief.
Druk lang op ) om het systeem uit te
schakelen.Automatisch uitschakelen
Als u het Infotainmentsysteem
inschakelt met een druk op ) terwijl
het contact uitstaat, dan schakelt het
systeem na 10 minuten automatisch
weer uit.
Volume instellen
Draai ). De actuele instelling wordt
weergegeven op het display.
Bij het inschakelen van het Infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld, mits dit het maximale inscha‐
kelvolume niet overschrijdt. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 45.
Automatische volumeregeling
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 45 wordt
het volume automatisch zodanig
aangepast dat u onderweg geen
geluid van het wegdek of van de
rijwind hoort.
Mute
Druk op ) om het geluid van het Info‐
tainmentsysteem te onderdrukken.Druk nogmaals op ) om de stilte‐
functie te annuleren. Het laatst gese‐
lecteerde volume wordt weer inge‐
steld.
Bedieningsmodi Druk op ! om het startscherm weer
te geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 42.
Audio
Selecteer Audio op het scherm om
het hoofdmenu van de laatst geselec‐ teerde audiomodus te openen.
Selecteer Bron op het scherm om de
interactieve selectiebalk weer te
geven.
Page 40 of 93

40Inleiding
Om naar een andere audiomodus te
gaan, drukt u op een van de opties van de interactieve selectiebalk.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● radiofuncties 3 49
● externe apparaten 3 58
Gallery
Selecteer Gallery om het afbeeldin‐
gen- en filmmenu te openen voor de
opgeslagen bestanden van een
extern apparaat, zoals een USB-
apparaat of smartphone.
Selecteer - of m om het afbeeldin‐
gen- of filmmenu weer te geven. Selecteer de gewenste afbeelding of
het filmbestand voor weergave op het display.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van:
● afbeeldingsfuncties 3 59
● filmfuncties 3 61
Telefoon
Voordat u de telefoonfunctie kunt
gebruiken moet er een verbinding zijn gemaakt tussen het Infotainmentsys‐
teem en de mobiele telefoon.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van het opzetten en het tot stand
brengen van een Bluetooth-verbin‐
ding tussen het Infotainmentsysteem
en een mobiele telefoon 3 81.
Als de mobiele telefoon is verbonden,
selecteer dan Telefoon om het hoofd‐
menu weer te geven.
Voor een gedetailleerde beschrijving
van de werking van de mobiele tele‐
foon via het Infotainmentsysteem
3 84.
Page 42 of 93
42BasisbedieningBasisbedieningBasisbediening............................ 42
Geluidsinstellingen ......................44
Volume-instellingen .....................45
Systeeminstellingen .....................46Basisbediening
Het display van het Infotainmentsys‐
teem heeft een aanraakgevoelig
oppervlak voor rechtstreekse interac‐ tie met de getoonde menubedie‐
ningselementen.Voorzichtig
Gebruik geen puntige of harde
voorwerpen zoals balpennen,
potloden of iets soortgelijks voor
het aanraakscherm.
ß schermtoets
Druk bij het navigeren door de menu's
in het desbetreffende submenu op
ß om terug te gaan naar het boven‐
liggende menu.
Druk op ! om het startscherm weer
te geven.
Een schermtoets of menuoptie
selecteren of activeren
Druk op een schermtoets of menu‐
optie.
De desbetreffende systeemfunctie
wordt geactiveerd, er verschijnt een
bericht of een submenu met verdere
opties.