Page 64 of 293

62Stoelen, veiligheidssystemen9Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
De haken aan de handgrepen van het dakframe zijn alleen geschikt
om lichte kledingstukken, zonder
kleerhangers, aan op te hangen.
Geen voorwerpen in de kleding‐
stukken bewaren.
Airbag deactiveren
Het passagiersairbagsysteem vóór moet voor een kinderveiligheidssys‐
teem op de passagiersstoel worden
gedeactiveerd volgens de instructies
in de tabel 3 66. Het zijairbag- en
het gordijnairbagsysteem, de gordel‐
voorspanners en alle airbagsystemen van de bestuurder blijven actief.Het airbagsysteem van de passagiervoorin kan worden gedeactiveerd met een sleutel in de schakelaar in het
handschoenenkastje.
Gebruik de contactsleutel om de posi‐
tie te kiezen:
OFF *:airbag voor de voorpassa‐
gier is gedeactiveerd en
wordt niet opgeblazen bij
een botsing, controlelampje
* brandt continu op de
middenconsoleON Ó:airbag van voorpassagier is
actief9 Gevaar
Deactiveer de passagiersairbag
uitsluitend bij gebruik van een
kinderveiligheidssystemen,
volgens de instructies en beper‐
kingen in de tabel 3 66.
Anders is er kans op dodelijk letsel voor een persoon op de passa‐
giersstoel met een gedeacti‐
veerde airbag.
Page 98 of 293

96Instrumenten en bedieningsorganenGeactiveerde gordelspanners of
airbags worden aangeduid door
aanhoudend branden van v.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen.
Gordelspanners 3 53.
Airbagsysteem 3 57.
Airbag-deactivering
Ó ON brandt geel.
Airbag voorpassagier is geactiveerd.
* OFF brandt geel.
Airbag voorpassagier is gedeacti‐
veerd.
Airbag deactiveren 3 62.
Laadsysteem p brandt rood.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.
Brandt bij een draaiende motor Stoppen, motor afzetten. Accu wordt
niet opgeladen. Motorkoeling wordt
mogelijk onderbroken. De rembekr‐
achtiger werkt eventueel niet meer.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Storingsindicatielamp Z brandt of knippert geel.
Brandt na het inschakelen van het
contact en dooft vlak na het starten
van de motor.Brandt bij een draaiende motor
Storing in het uitlaatgasreinigingssys‐
teem. De toegestane emissiewaar‐
den worden mogelijk overschreden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Knippert bij een draaiende motor
Storing die schade aan de katalysator kan veroorzaken. Gas terugnemen
totdat de lamp niet meer knippert.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Service-indicatie
C brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.
Kan samen met andere controlelamp‐
jes en een bijbehorend bericht op het Driver Information Center branden.
Roep onmiddellijk de hulp in van een
werkplaats.
Schakel motor uit
Y brandt rood.
Page 288 of 293

286TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 142
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............265, 269
Aanduidingen op banden ..........242
Aanhangerkoppeling ..................216
Aanhangerstabilisatie ................220
Aanhanger trekken ....................217
Aansteker .................................... 89
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 222
Accu ........................................... 228
Accumeter .................................... 92
Achterklep..................................... 30
Achterlichten .............................. 233
Achterruitverwarming ................... 42
Achteruitkijkcamera ...................199
Achteruitrijlichten .......................123
Actieve noodrem ................102, 181
Adaptieve cruise control .....102, 172
AdBlue ................................ 100, 149
Afmetingen auto ........................275
Afslagverlichting ......................... 118
Airbag deactiveren ....................... 62 Airbag-deactivering ...................... 96
Airbag en gordelspanners ...........95
Airbaglabel.................................... 57
Airbagsysteem ............................. 57
Airconditioning ........................... 128Airconditioning regelmatig
aanzetten ............................... 139
Alarmknipperlichten ...................121
Algemene informatie .................. 216
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 141
All-wheel drive ........................... 159
Andere auto slepen ...................257
Antiblokkeersysteem .................160
Antiblokkeersysteem (ABS) .........98
Armsteun ................................ 52, 53
Asbakken ..................................... 89
Autogegevens ............................ 269
Autokrik....................................... 240
Automatische bediening van elektrische parkeerrem uit .........98
Automatische botsingsmelding (ACN) ...................................... 114
Automatische dimfunctie .............40
Automatische verlichting ............ 117
Automatische versnellingsbak ...155
Automatische versnellingsbak geëlektrificeerd ........................ 153
Automatisch vergrendelen ...........29
Auto ontgrendelen .........................6
Auto slepen ................................ 256
Auto stallen ................................. 223
Autostop ............................. 101, 145