152Rijden en bediening1. Rijd gelijkmatig gedurende10 min. en zorg daarbij dat de
rijsnelheid hoger is dan 20 km/h.
2. Als het systeem detecteert dat er
AdBlue bijgetankt is, verdwijnen
de actieradiuswaarschuwingen
of -beperkingen i.v.m. AdBlue.
Roep de hulp van een werkplaats in
als het systeem nog steeds niet
detecteert dat er AdBlue bijgetankt
is.
Bij het bijtanken van AdBlue bij
temperaturen van minder dan
-11 °C wordt dit wellicht niet door het systeem gedetecteerd. Parkeer de
auto in dat geval op een locatie met
een hogere buitentemperatuur
totdat de AdBlue weer vloeibaar wordt.
Let op
Bij het losschroeven van de tankdop
van de vulpijp kunnen er ammoniak‐
dampen vrijkomen. Adem deze
dampen niet in, omdat ze scherp
geuren. Eventueel ingeademde
dampen zijn onschadelijk.Tank de AdBlue-tank helemaal vol.
Doe dit als het waarschuwingsbericht over het voorkomen van opnieuw
starten van de motor al is versche‐
nen.
Zet de auto op een vlakke onder‐
grond.
De vulopening voor AdBlue zit achter
de tankvulklep, rechtsachter op de
auto.
De tankvulklep kan alleen bij een
ontgrendelde auto worden geopend.
1. Sleutel uit contactslot verwijde‐ ren.
2. Sluit alle portieren om ammonia‐ dampen in het interieur te voorko‐
men.
3. Ontgrendel de tankvulklep door tegen de klep te duwen 3 214.
4. Schroef de beschermdop los van
de vulpijphals.
5. Open de AdBlue-jerrycan.
6. Sluit een uiteinde van de slang aan op de jerrycan en schroef het
andere uiteinde op de vulpijp.
7. Til de jerrycan op tot deze leeg is of totdat er niets meer uit de jerry‐can stroomt. Dit kan zo'n
5 minuten duren.
8. Zet de jerrycan op de grond om de
slang te laten leeglopen, wacht
15 seconden.
9. Schroef de slang van de vulpijp.
10. Breng de tankdop aan en schroef deze rechtsom vast.
Rijden en bediening153Let op
Voer de AdBlue-jerrycan volgens de
lokale milieuregels af. De slang kan
worden hergebruikt na doorspoelen met water voordat de AdBlue
opdroogt.Automatische
versnellingsbak
geëlektrificeerd
Deze auto is een extern oplaadbarehybride auto. De auto heeft een
verbrandingsmotor en een automati‐
sche versnellingsbak met geïnte‐
greerde elektromotor voor elektrisch
rijden en opladen van de accu bij
decelereren en remmen van de auto.
Ook kan de accu worden opgeladen
met behulp van een kabel, bijv. via
een huishoudstopcontact of open‐
bare oplaadstations. De versie met aandrijving op alle wielen heeft een
tweede elektromotor voor de
achteras.SchakelenP:parkeerstand, de voorwielen
zijn geblokkeerd, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaat en de parkeerrem is
aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN/P:neutrale standD/B:automatische modus / auto‐
matische modus met eenpe‐
daalbediening
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
Rijden en bediening155Automatische
versnellingsbak
Met de automatische versnellingsbak
kunt u zowel automatisch (automati‐
sche modus) als handmatig schake‐
len (handmatige modus).
Met de hand schakelen is mogelijk in
de handmatige modus door de
keuzehendel naar + of - 3 156 te
tikken.
VersnellingsbakdisplayDe modus of ingeschakelde versnel‐
ling verschijnt op het Driver Informa‐
tion Center.
In de automatische modus wordt het
rijprogramma aangegeven door D.
In de handgeschakelde modus
worden M en het nummer van de
geselecteerde versnelling aange‐
duid.
R geeft de achteruitversnelling aan.
N duidt de neutrale stand aan.
P duidt de parkeerstand aan.
SchakelenZet de keuzehendel in de stand zoals hierboven afgebeeld.P:parkeerstand, de voorwielen zijn
geblokkeerd, alleen inschakelen wanneer de auto stilstaat en de
parkeerrem is aangetrokkenR:achteruitversnelling, alleen
inschakelen wanneer de auto
stilstaatN:neutrale standD:automatische modusM:handgeschakelde modus+:opschakelen in handgescha‐
kelde modus-:terugschakelen in handgescha‐
kelde modus
De keuzehendel is vergrendeld in P
en kan alleen worden verzet wanneer u het contact inschakelt en het
rempedaal intrapt.
De motor start alleen wanneer de
keuzehendel in stand P of N staat.
Wanneer de stand N is geselecteerd,
trapt u de rem in of schakelt u de
parkeerrem in alvorens te starten.
Tijdens het schakelen geen gas
geven. Gas- en rempedaal nooit
gelijktijdig bedienen.
156Rijden en bedieningWanneer een versnelling is ingescha‐keld en de rem wordt losgelaten, rijdt
de auto langzaam weg.
Afremmen op de motor Om bij het afdalen van een helling op
de motor af te remmen, tijdig een
lagere versnelling selecteren; zie
handmatige modus.
Auto heen en weer schommelen Het is alleen toegestaan de auto heen
en weer te schommelen als de auto is vastgereden in zand, modder of
sneeuw. Beweeg de schakelhendel
meermaals tussen stand D en R heen
en weer. Motor niet te hoge toeren
laten maken en snel optrekken voor‐
komen.
Parkeren Schakel de parkeerrem in en schakel
P in.Handmatige modus
Haal de keuzehendel uit de stand D
naar links, naar de stand M.
Duw de keuzehendel naar voren + om
op te schakelen.
Duw de keuzehendel naar achteren- om terug te schakelen.
Wordt bij een te lage snelheid een
hogere versnelling geselecteerd of
een lagere versnelling bij een te hoge
snelheid, dan schakelt de auto niet.
Hierdoor kan er een bericht verschij‐
nen op het Driver Information Center.
In de handmatige modus wordt er bij
hoge toerentallen niet automatisch
naar een hogere versnelling opge‐
schakeld.
Aanduiding versnelling
Het symbool R of S met een cijfer
ernaast verschijnt wanneer schake‐ len omwille van het brandstofverbruik wordt geadviseerd.
Aanduiding om te schakelen
verschijnt alleen in de handgescha‐
kelde modus.
Elektronischerijprogramma's
● Het bedrijfstemperatuurpro‐ gramma brengt de katalysator na
een koude start snel op tempera‐
tuur door het motortoerental te
verhogen.
● Speciale programma's passen bij
klimmen en dalen de schakelmo‐
menten automatisch aan.
● Bij sneeuw of ijs of een ander glad oppervlak, kan de bestuur‐
der handmatig de eerste, tweede
Rijden en bediening157of derde versnelling van de elek‐
tronische transmissieregeling
kiezen alvorens weg te trekken.
Kickdown Bij intrappen van het gaspedaal voor‐
bij het kick-downpunt accelereert de auto ongeacht de geselecteerde
rijmodus maximaal. De versnellings‐
bak schakelt afhankelijk van het
motortoerental naar een lagere
versnelling.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 109.
De elektronische versnellingsbakre‐ geling staat alleen de derde versnel‐
ling toe. De versnellingsbak schakelt
niet langer automatisch.
Niet sneller rijden dan 100 km/h.
Oorzaak van de storing onmiddellijk
door een werkplaats laten verhelpen.Stroomonderbreking
Bij een stroomonderbreking kan de
keuzehendel niet uit stand P worden
gehaald.
Gebruik hulpstartkabels bij een lege
accu 3 254.
Is de accu niet de oorzaak van de
storing, ontgrendel dan de keuzehen‐
del.
1. Schakel de parkeerrem in.
2. Maak de bekleding van de keuze‐
hendel los van de middenconsole. Steek een vinger in de leren mof
onder de keuzehendel en duw de
bekleding naar boven.3. Duw de knop omlaag en haal de keuzehendel uit P. Oorzaak van
de stroomonderbreking door een werkplaats laten verhelpen.
4. Breng de kap van de keuzehendel
weer op de middenconsole aan.
Rijden en bediening161Elektrische parkeerrem
Aantrekken tijdens stilstand
9Waarschuwing
Trek minimaal 1 seconde aan
schakelaar m tot het waarschu‐
wingslampje m constant brandt
en de elektrische handrem is
aangetrokken 3 97 . De elektrische
handrem wordt bij voldoende
kracht automatisch ingeschakeld.
Controleer de status van de elek‐
trische handrem, voordat u uit de
auto stapt.
Waarschuwingslampje m 3 97.
U kunt de elektrische parkeerrem
altijd activeren, zelfs wanneer het
contact is uitgeschakeld.
Gebruik de elektrische parkeerrem
niet te vaak met een stilstaande
motor, om te voorkomen dat de accu
leegraakt.
Loszetten
Schakel het contact in. Houd het
rempedaal ingetrapt en druk daarna
op de schakelaar j.
Wegrijfunctie
Auto's met handgeschakelde
versnellingsbak: Door het koppe‐
lingspedaal in te trappen en iets te
laten opkomen en het gaspedaal iets in te trappen zet u de elektrische
parkeerrem automatisch los. Dit is
alleen mogelijk als gekozen is voor
automatische activering van de elek‐
trische parkeerrem. Het is niet moge‐
lijk wanneer u tegelijkertijd aan scha‐
kelaar m trekt.
Auto’s met een automatische versnel‐
lingsbak: Door D in te schakelen en
het gaspedaal in te trappen zet u de
elektrische parkeerrem automatisch
los. Dit is alleen mogelijk als gekozen is voor automatische activering van
de elektrische parkeerrem. Het is niet mogelijk wanneer u tegelijkertijd aan
schakelaar m trekt.
Remmen tijdens het rijden
Wanneer u tijdens het rijden aan de
schakelaar j blijft trekken, zal de
elektrische parkeerrem de auto
afremmen. Zodra u de schakelaar
j loslaat, stopt het remmen.
Het antiblokkeersysteem en de elek‐
tronische stabiliteitsregeling stabilise‐
ren de auto wanneer u aan de scha‐ kelaar j blijft trekken. Als een
storing in de elektrische parkeerrem
optreedt, verschijnt er een waarschu‐ wingsmelding op het Driver Informa‐
tion Center. Als het antiblokkeersys‐
teem en de elektronische stabiliteits‐
regeling defect raken, gaat een van
162Rijden en bedieningde controlelampjes i of J branden
op de instrumentengroep of gaan
beide lampjes branden. In het gege‐
ven geval is stabiliteit alleen mogelijk
door aan de schakelaar j te blijven
trekken en erop te drukken totdat de auto is geïmmobiliseerd.
Automatische bediening
Automatische bediening houdt ook in automatisch aantrekken en loszettenvan de elektrische parkeerrem.
De elektrische parkeerrem kan ook
handmatig worden aangetrokken of
losgezet met de schakelaar j.
Automatisch aantrekken: ● De elektrische parkeerrem wordt automatisch aangetrokken
wanneer het voertuig stilstaat en
het contact wordt uitgeschakeld.
● j brandt op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
aantrekken te bevestigen.Automatisch loszetten:
● Na vertrek wordt de parkeerrem automatisch uitgeschakeld.
● j dooft op de instrumenten‐
groep en er verschijnt een
melding op het display om het
loszetten te bevestigen.
Als het voertuig uitgerust is met een
automatische versnellingsbak en de
rem niet automatisch wordt losgezet,
controleer dan of de voorportieren
goed dicht zijn.Automatische bediening deactiveren 1. Start de motor.
2. Als de parkeerrem losgezet is, trek de parkeerrem dan aan door
aan de schakelaar j te trekken.
3. Haal uw voet van het rempedaal.
4. Druk minimaal 10 seconden en maximaal 15 seconden op de
schakelaar j.
5. Laat de schakelaar m los.
6. Houd het rempedaal ingetrapt.
7. Trek gedurende 2 seconden aan de schakelaar j.Het uitschakelen van de automati‐
sche bediening van de elektrische
parkeerrem wordt bevestigd door o
dat brandt op de instrumentengroep
3 97. De elektrische parkeerrem kan
alleen handmatig worden aangetrok‐ ken en losgezet.
Om de automatische bediening weer
in te schakelen moet u bovenstaande stappen herhalen.
Werkingstest
Wanneer de auto niet beweegt, kan
de elektrische parkeerrem automa‐
tisch worden ingeschakeld. Dit wordt
gedaan om het systeem te testen.
Storing
De storingsmodus van de elektrische
parkeerrem wordt aangeduid door
controlelampje j en een bericht op
het Driver Information Center.
Boordinformatie 3 109.
Controlelampje j knippert: elektri‐
sche parkeerrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Knippert
de lamp continu, zet de elektrische
parkeerrem dan los en probeer deze
weer aan te trekken.
Rijden en bediening165Selective Ride ControlVoorzichtig
De auto is voornamelijk bestemd
voor ritten over verharde wegen,
met af en toe een terreinrit.
Rijd echter niet in terrein waar de
auto beschadigd kan raken door obstakels, zoals stenen, en in
terrein met steile hellingen en een slechte grip.
Doorwaad geen waterpartijen met
de auto.
Voorzichtig
Bij ritten in het terrein kunnen plot‐ selinge bewegingen en manoeu‐
vres ertoe leiden dat er een
botsing ontstaat of dat u de
controle verliest.
Selective Ride Control biedt meer
tractie in situaties met weinig grip
(sneeuw, modder en zand).
Het systeem past zich aan het terrein aan door aansturen van de voorwie‐
len en bespaart daarbij het gewicht dat normaal bij een conventionele
vierwielaandrijving hoort.
Met Selective Ride Control kunt u
kiezen tussen vijf rijmodi:
● modus ESC uit 9
● standaardmodus 2
● sneeuwmodus 3
● moddermodus 4
● zandmodus 1
U schakelt de diverse modi in door
aan de knop te draaien.
Er licht een led op en er verschijnt een statusbericht op het Driver Informa‐
tion Center om de gekozen modus te
bevestigen.
Modus ESC uit 9
In deze modus werken de ESC en
Traction Control niet.
In de toets a brandt een led.
De ESC en Traction Control worden vanaf 50 km/h automatisch of elke
keer dat u het contact inschakelt
opnieuw geactiveerd.
Standaardmodus 2
Deze modus is gekalibreerd voor
weinig wielspin, op basis van de
verschillende soorten grip die bij
dagelijkse ritten aan de orde zijn.
Elke keer bij uitschakelen van het
contact, wordt het systeem automa‐
tisch teruggezet naar deze modus.
Sneeuwmodus 3
Deze modus past zich aan op de grip van elk wiel tijdens het starten.