Page 42 of 293
40Sleutels, portieren en ruitenBinnenspiegel
Handmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Stickers op de voorruit
Breng geen stickers, zoals tolvignet‐
ten of soortgelijke stickers, rondom
de achteruitkijkspiegel op de voorruit aan. Sensor vrijhouden van stof, vuil
en ijs. Anders kunnen de detectie‐
zone van de regensensor / lichtsen‐
sor en het zichtveld van de camera in
de spiegelbehuizing kleiner worden.
Sensoren 3 82, 3 117
Page 44 of 293

42Sleutels, portieren en ruitenKindersloten op
achterportierruiten
Druk V in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; het
led-lampje licht op. Druk voor active‐
ring nogmaals op V.
Ruiten van de buitenzijde
bedienen
U kunt de ruiten op afstand van
buitenaf bedienen.
Houd e ingedrukt om de ruiten te slui‐
ten.
Laat de toets los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig gesloten zijn,
lichten de alarmknipperlichten twee‐
maal op.
Overbelasting
Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 109.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Sluit de portieren.
2. Schakel het contact in.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit gesloten is en blijf nog
2 seconden eraan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar totdat de ruit helemaal is geopend en
blijf nog 2 seconden duwen.
5. Doe dit voor alle ruiten.
Achterruitverwarming
Samen met de buitenspiegelverwar‐
ming in te schakelen door het indruk‐
ken van b.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Page 46 of 293
44Sleutels, portieren en ruitenZonnekleppenOm verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de
zonnekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
RolschermenOm het zonlicht op de tweede zitrij te
verminderen, trekt u het scherm aan
de handgreep omhoog en haakt u het
vast aan de bovenkant van de portier‐ opening.Dak
Panoramadak
Zonnescherm
Druk N voorzichtig tot aan de eerste
aanslag: het zonnescherm wordt geopend zolang u de schakelaar
bedient.
Druk N stevig tot aan de tweede
aanslag en laat los: het zonnescherm
wordt geopend zolang u de schake‐
laar bedient.
Page 115 of 293

Instrumenten en bedieningsorganen113Alleen ontgrendeling achterklep:
Activeert of deactiveert de
ontgrendeling van alleen de
achterklep bij het indrukken van
T op de afstandsbediening.
Elektrisch bedienbare
achterklep : Activeert of deacti‐
veert het openen of sluiten van
de elektrische achterklep.
Handsfree elektrisch openen van achterklep : Activeert of deacti‐
veert de functie.
● Beveiliging
Weergave adviessnelheid : Acti‐
veert of deactiveert de snelheids‐ limietinformatie middels
verkeersbordherkenning.
Active safety brake : Activeert of
deactiveert de actieve noodrem
en de frontaanrijdingswaarschu‐
wing; de gevoeligheid van het
waarschuwingssysteem is aan te
passen.
Buitensp. afstellen bij
inschakelen achteruit : Past de
buitenspiegels aan bij inschake‐ ling van de achteruitversnellingvoor een beter zicht op het trot‐
toir.
Driver Alert : Activeert of deacti‐
veert de vermoeidheidsdetectie.
Ruitenwisser achter bij
inschakelen achteruit : activeert
of deactiveert automatische
inschakeling achterruitwisser bij
inschakelen achteruitversnelling.
● Rijverlichting
Bochtverlichting : Activeert of
deactiveert de functie.
● Comfortverlichting
Follow me home-verlichting : Acti‐
veert of deactiveert de functie en
past de duur aan.
Instapverlichting : Activeert of
deactiveert de functie en past de
duur aan.
Sfeerverlichting : Past de helder‐
heid van de sfeerverlichting aan.Rijfuncties
Í indrukken.
Kies Besturingsfuncties .
In de bijbehorende submenu's kunt u
de volgende instellingen veranderen:
● Park Assist : Activeert geavan‐
ceerde parkeerhulp, waarna een
parkeermanoeuvre te selecteren
is.
● Dodehoekbewaking : Activeert of
deactiveert de dodehoekdetec‐ tie.
● Panoramazichtsysteem : Active‐
ring / deactivering van de functie.
Page 129 of 293

Klimaatregeling127KlimaatregelingKlimaatregelsystemen...............127
Verwarmings- en ventilatiesysteem ....................127
Airconditioning ......................... 128
Elektronisch klimaatregelsysteem ............... 131
Hulpverwarming ......................136
Parkeerverwarming .................136
Luchtroosters ............................. 137
Verstelbare luchtroosters ........137
Vaste luchtroosters ..................138
Koeling handschoenenkastje ..138
Onderhoud ................................. 138
Luchtinlaat ............................... 138
Airconditioning regelmatig aanzetten ............................... 139
Service .................................... 139Klimaatregelsystemen
Verwarmings- en
ventilatiesysteem
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.rode zone:warmerblauwe zone:kouder
De verwarming werkt pas optimaal
als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐ bare luchtroostersK:naar de voetenruimte en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Ventilatorsnelheid Pas de luchtopbrengst aan door Z op
de gewenste snelheid te draaien.
rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Page 130 of 293

128KlimaatregelingOntwasemen en ontdooien
● Druk op à: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur £ in hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid Z op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit b inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming b 3 42.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur £
● luchtverdeling l, M en K
● luchtdebiet Z
● ontwasemen en ontdooien à
● koeling A/C
● luchtrecirculatie 4
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
Verwarmbare achterruit b 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels b 3 39.
Voorruitverwarming , 3 43.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Sommige aanpassingen van de
instellingen verschijnen korte tijd op
het Info-Display. Het led-lampje in de
desbetreffende knop geeft de geacti‐
veerde functie aan.
Temperatuur
Temperatuur aanpassen door £ op
de gewenste temperatuur te draaien.
rode zone:warmerblauwe zone:kouder
Page 133 of 293

Klimaatregeling131● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 145.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.
Bedieningsorganen voor:
● temperatuur bestuurderszijde £
● met MENU gaat u naar het menu
Klimaatinstelling op het Info- Display
● luchtdebiet Z
● automatische modus AUTO
● temperatuur passagierszijde voorin £
● koeling A/C
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie 4
● ontwasemen en ontdooien à
● achterruit- en buitenspiegelver‐
warming b
● voorruitverwarming ,
● stoelverwarming ß
● stoelventilatie A
Achterruitverwarming Ü 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 39.
Verwarmde stoelen ß 3 52.
Geventileerde stoelen A 3 52.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Ga na of de zonnesensor van het
elektronisch klimaatregelsysteem
niet afgedekt 3 10 is.
Page 196 of 293

194Rijden en bedieningHet systeem detecteert geen onre‐
gelmatigheden in het wegdek, bijv.
op bouwterreinen. De bestuurder
neemt de verantwoordelijkheid op
zich.
Blindehoeksysteem
De dodehoekdetectie detecteert en
meldt objecten die zich, binnen een
bepaalde dode hoek, aan weerszij‐
den van de auto bevinden. Het
systeem geeft een visueel alarm visu‐ eel in elke buitenspiegel bij het detec‐
teren die in de binnen- en buitenspie‐ gels mogelijk niet zichtbaar zijn.
Het dodehoeksysteem maakt gebruik van sommige sensoren van de
geavanceerde parkeerhulp in de
voor- en achterbumper aan beide
zijden van de auto.9 Waarschuwing
Het dodehoeksysteem ontslaat de
bestuurder niet van zijn/haar plichtom zelf te kijken.
Het systeem detecteert geen:
● auto's die zich buiten de dode hoeken bevinden, en die moge‐lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de richtingaanwijzer.
Inschakelen
7'' Colour-Info-Display: kies Dode‐
hoekbewaking op het Info-Display en
activeer de functie.
8'' Colour-Info-Display: druk op Í.
Kies Besturingsfuncties op het Info-
Display gevolgd door Dodehoekbe‐
waking . Activeer de functie.
B brandt continu groen op de instru‐
mentengroep om aan te geven dat
het systeem geactiveerd is.
Werking
Wanneer het systeem tijdens het
vooruitrijden een voertuig in een dode hoek detecteert, gaat een led-lampje
in de desbetreffende buitenspiegel
branden.
Het led-lampje gaat bij detectie van
het voertuig onmiddellijk branden.
Wanneer u zelf langzaam inhaalt,
gaat het led-lampje met vertraging branden.