
144Rijden en bedieningBestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder houdt de volledige controle over de auto en
aanvaardt de volledige verant‐
woordelijkheid bij het rijden.
Houd bij gebruik van bestuurders‐ ondersteuningssystemen altijd
rekening met de huidige verkeers‐
situatie en volg de geldende
verkeersregels op.
Cruise control
De cruise control kan snelheden van
meer dan 40 km/u opslaan en hand‐ haven.
Daarbij moet bij een handgescha‐
kelde versnellingsbak minstens de derde versnelling ingeschakeld zijn.
Daarbij moet bij een automatische
versnellingsbak de stand D of de
tweede of een hogere versnelling in de stand M zijn ingeschakeld.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.
Het systeem hanteert de ingestelde
snelheid als rijsnelheid, zonder acht
te geven op de stand van het gaspe‐
daal.
U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De status en de ingestelde snelheid
staan op het Driver Information
Center.
De cruisecontrol niet inschakelen
wanneer het aanhouden van een constante snelheid onverstandig is.
Controlelampje m 3 90.Systeem inschakelen
Druk op m op het stuurwiel: het
symbool m en een bericht verschij‐
nen op het Driver Information Center.
Het systeem is nog steeds niet actief.

Rijden en bediening145
Functie activeren
Zelf een snelheid instellen
Trek op tot de gewenste snelheid en
duw het stelwiel kort naar SET/-. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd. U kunt het gaspe‐
daal loslaten.
De snelheid is vervolgens te wijzigen
door het stelwiel naar RES/+ te
duwen om de snelheid te verhogen of
naar SET/- om de snelheid te verla‐
gen. Duw het stelwiel herhaalde
malen kort in een bepaalde stand om
de snelheid in kleine stapjes te wijzi‐
gen of houd het stelwiel in een
bepaalde stand vast om de snelheid
in grote stappen te wijzigen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde snelheidslimiet kan worden
gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruisecontrol.
Met behulp van de camera boven aan
de voorruit detecteert en leest dit
systeem de snelheidslimiet en de
borden einde maximumsnelheid.
Als de cruise control actief is: ● verschijnt op het uplevel Driver Information Center de gedetec‐
teerde maximumsnelheid weer‐
gegeven en licht MEM op.
● verschijnt op het midlevel Driver Information Center de gedetec‐
teerde maximumsnelheid op de
pagina digitale snelheidsaandui‐
ding samen met een instructie‐
bericht.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.

146Rijden en bedieningDruk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Deze functie is te deactiveren of acti‐
veren in het menu Persoonlijke instel‐
lingen 3 99.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren Druk op Ñ: de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐
secontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het
geheugen.De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐
len:
● Het rempedaal wordt bediend.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/u.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● De handgeschakelde versnel‐ lingsbak staat in de stand N,
eerste of tweede versnelling.
● De automatische versnellings‐ bak staat in de stand M en die
voor de eerste versnelling.
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het stelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/u. De
opgeslagen snelheid wordt hervat.
Systeem uitschakelen
Druk op m: de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐ trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol
wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De snelheidslimietdetectie werkt
mogelijk niet goed, als de verkeers‐
borden niet voldoen aan het Verdrag
van Wenen inzake verkeersborden
en verkeerstekens.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/u.

Rijden en bediening149Systeem uitschakelenDruk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het geheugen liggen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.
De snelheidslimietdetectie werkt
mogelijk niet goed, als de verkeers‐
borden niet voldoen aan het Verdrag
van Wenen inzake verkeersborden
en verkeerstekens.Frontaanrijdingswaarschu‐
wing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken.
De frontaanrijdingswaarschuwing
gebruikt de frontcamera in de voorruit om een voetganger direct vóór u tedetecteren.
Als een voorligger te snel nadert,
klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een waarschuwing in het
Driver Information Centre.9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het
bewaren van een veilige onder‐
linge afstand bij de betreffende
verkeers-, weers- en zichtomstan‐
digheden.
De bestuurder moet onder het
rijden altijd zijn of haar onver‐
deelde aandacht aan het verkeer
geven. De bestuurder moet altijd
gereed zijn om actie te onderne‐
men en te remmen.
Inschakelen
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch en detecteert voer‐ tuigen bij alle snelheden tussen 5 en
85 km/u. Het systeem detecteert stil‐
staande voertuigen bij een rijsnelheid
onder 80 km/u.

154Rijden en bedieningHet systeem gebruikt de frontcamera
in de voorruit om een voetganger
direct vóór u te detecteren.
Voetgangersbescherming vóór kan in een vooruitversnelling bij snelheden
tussen 5 en 60 km/u voetgangers
detecteren en ervoor waarschuwen.
Bij rijden in het donker werkt het
systeem beperkt.9 Gevaar
Het remsysteem voor voetgan‐
gers vóór geeft geen waarschu‐
wing en remt de auto niet automa‐ tisch af, tenzij het een voetganger
detecteert.
Het systeem beschermt mogelijk
niet voetgangers, waaronder
kinderen, wanneer de voetganger
zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is,
niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Voetgangersbescherming vóór
omvat onder meer:
● voetganger vóór de auto detec‐ teren
● waarschuwing voetganger vóór
Voetgangersbescherming vóór wordt
samen met de frontaanrijdingswaar‐
schuwing geactiveerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 149.
Voetganger vóór de auto
detecteren
Een voetganger vóór de auto tot op
een afstand van ongeveer 40 m wordt aangegeven door een symbool op de
instrumentengroep.
Waarschuwing voetganger vóórBij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het Driver Information Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór
werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.Systeembeperkingen
In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar
beperkt:
● de rijsnelheid is buiten het bereik
van 5 km/u tot 60 km/u in eenvooruitversnelling
● de afstand tot een voetganger vóór de auto is meer dan 40 m
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit wordt afgedekt door (natte) sneeuw, ijs,modder, vuil etc.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers

245Bestuurdersondersteuningssys‐temen ...................................... 144
Beveiliging van de auto ................30
Binnenspiegels ............................. 35
Blindehoeksysteem ....................162
BlueInjection ............................... 134
Bochtverlichting .......................... 107
Bolle vorm .................................... 33
Boordgereedschap .....................200
Boordinformatie ........................... 97
Brandstof .................................... 171
Brandstofmeter ............................ 82
Brandstoftank ............................. 234
Brandstof voor benzinemotoren 171
Brandstof voor dieselmotoren ...171
Buitenspiegels .............................. 33
Buitenspiegelverwarming ............34
Buitentemperatuur .......................75
Buitenverlichting .........................104
C Centrale vergrendeling ................23
Claxon ................................... 13, 73
Conformiteitsverklaring ...............236
Contactslotstanden ....................126
Controlelampen ............................ 84
Controlelampjes............................ 81
Controle over de auto ................125
Controles .................................... 181
Cruisecontrol ....................... 90, 144D
Dagrijlicht ................................... 107
Dagteller ...................................... 81
Dak ............................................... 39
Dakbelasting ................................. 70
Dakdrager .................................... 69
DEF ............................................ 134
Diefstalalarmsysteem ..................31
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 186
Dieseluitlaatvloeistof ...................134
Dimlicht ......................................... 90
Dimlicht of groot licht ..................104
Dodehoeksysteem ........................90
Doorlaadluik.................................. 64
Driepuntsgordel ........................... 47
Driver Information Center .............91
Drukverliesdetectiesysteem ....... 202
E Eerste hulp ................................... 68
Elektrisch bediende ruiten ...........36
Elektrische aansluitingen .............76
Elektrische verstelling ..................33
Elektrisch systeem...................... 196
Elektronische hulpsystemen bij het rijden ................................. 142
Elektronische rijprogramma's ....138Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem ..
.......................................... 87, 142
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem uit 88
Elektronisch klimaatregelsysteem ..............117
Elektronisch sleutelsysteem .........22
Event Data Recorders (EDR) .....239
F
Frontaal airbagsysteem ...............53
Frontaanrijdingswaarschuwing ...149
G Geavanceerde parkeerhulp ........158
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..238
Geluidssignalen ........................... 98
Gereedschap ............................. 200
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gevarendriehoek .........................68
Gloeilamp vervangen ................187
Gordels ......................................... 46
Gordelverklikker ........................... 85
Gordijnairbagsysteem .................. 54
Groot licht ............................ 90, 105
Grootlichtassistentie .............90, 106