92Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................93
Stuurwielverstelling ...................93
Stuurbedieningsknoppen ...........93
Verwarmd stuurwiel ...................93
Claxon ....................................... 94
Wis- en wasinstallatie voorruit ...94
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 96
Buitentemperatuur .....................96
Klok ........................................... 97
Elektrische aansluitingen ...........97
Inductief opladen .......................98
Aansteker .................................. 99
Asbakken ................................... 99
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .....................100
Instrumentengroep ..................100
Snelheidsmeter .......................101
Kilometerteller ......................... 101
Dagteller .................................. 101
Toerenteller ............................. 102
Brandstofmeter ........................102
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ........................................... 103Peilsensor motorolie................103
Service-display ........................ 103
Controlelampen .......................104
Richtingaanwijzers ..................104
Gordelverklikker ......................105
Airbag en gordelspanners .......105
Airbag-deactivering .................106
Laadsysteem ........................... 106
Storingsindicatielamp ..............106
Service-indicatie ......................106
Schakel motor uit .....................106
Systeemcontrole ......................107
Rem- en koppelingssysteem ...107
Handrem .................................. 107
Elektrische handrem ................107
Elektrische handrem defect .....107
Antiblokkeersysteem (ABS) .....108
Schakelen ................................ 108
Overbelastingsindicator ...........108
Systeem voor gecontroleerde afdaling ................................... 108
Lane keep assist .....................108
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..108
Koelvloeistoftemperatuur .........109
Voorverwarming ......................109
Uitlaatfilter ............................... 109
AdBlue ..................................... 109
Drukverliesdetectiesysteem ....109
Motoroliedruk ........................... 110Te laag brandstofpeil ...............110
Autostop .................................. 110
Rijverlichting ............................ 110
Groot licht ................................ 110
Dimlicht .................................... 110
Grootlichtassistentie ................111
LED-koplampen .......................111
Mistlampen voor ......................111
Mistachterlicht ......................... 111
Regensensor ........................... 111
Cruise control .......................... 111
Adaptieve cruise control ..........111
Dodehoeksysteem ...................111
Actief noodstopsysteem ..........111
Snelheidsbegrenzer ................112
Portier open ............................. 112
Displays ..................................... 112
Driver Information Center ........112
Info-Display ............................. 115
Head-updisplay .......................116
Achteruitkijkscherm .................118
Boordinformatie ......................... 118
Geluidssignalen .......................119
Persoonlijke instellingen ............120
Telematicaservices ....................124
Opel Connect .......................... 124
100Instrumenten en bedieningsorganenEen verplaatsbare asbak kan in de
bekerhouders worden geplaatst.Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
Afhankelijk van de versie ziet het
Driver Information Center er anders
uit.
Overzicht
ORichtingaanwijzer 3 104XGordelverklikker 3 105vAirbags en gordelspanners
3 105VAirbag deactiveren 3 106pLaadsysteem 3 106ZStoringsindicatielamp 3 106CLaat auto spoedig nakijken
3 106YMotor afzetten 3 106JSysteemcontrole 3 107RRem- en koppelingssysteem
3 107m , oParkeerrem 3 107
Elektrische parkeerrem
3 107uAntiblokkeersysteem (ABS)
3 108RSchakelen 3 108LLane Keep Assist 3 108bElektronische stabiliteitsre‐
geling en Traction Control-
systeem 3 108!Voorverwarmen 3 109%Uitlaatfilter 3 109YAdBlue 3 109wSpanningsverliesdetectie
3 109IMotoroliedruk 3 110
Instrumenten en bedieningsorganen103Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
aangegeven tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐ meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
50:motor nog niet op bedrijfstem‐
peratuur90:normale bedrijfstemperatuur130:koelvloeistoftemperatuur te
hoogControlelampje o gaat branden als
de koelvloeistoftemperatuur te hoog
is. Zet de motor onmiddellijk uit.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Peilsensor motorolie
Na inschakeling van het contact en deweergave van de service-informatie
verschijnt enkele seconden lang het
motoroliepeil op het Driver Informa‐
tion Center.
Een juist motoroliepeil wordt aange‐
geven door het bericht Oliepeil juist.
Als het motoroliepeil te laag is, knip‐
pert I, verschijnt Oliepeil onjuist
vergezeld door C. Meet het moto‐
roliepeil met behulp van de oliepeil‐
staaf en vul zo nodig motorolie bij.
Motorolie 3 221.
Bij een meetfout verschijnt het bericht
Oliepeilmeting ongeldig . Meet het
motoroliepeil handmatig met behulp
van de peilstaaf.
Service-display
Het servicesysteem geeft aan
wanneer verversing/vervanging van
de motorolie en het oliefilter vereist is of als de auto toe is aan een service‐
beurt. Afhankelijk van de rijomstan‐
digheden, kan het vereiste verver‐
sings-/vervangingsinterval van de
motorolie en het oliefilter aanzienlijk
variëren.
Service-informatie 3 259.
Het bericht voor geplande service
blijft bij inschakeling van het contact
zeven seconden op het Driver Infor‐
mation Center staan.
Als de komende 3000 km of meer
geen service vereist is verschijnt er
geen service-informatie op het
display.
148Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 152.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en motorolie op het
uitlaatsysteem. Na de eerste rit de
auto enige tijd buiten parkeren en
inademen van de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 156.
Contactslotstanden Draai de sleutel op:
Technische gegevens271Inhouden
MotorolieMotorDV5RC
DV5RD
DV5REEB2ADT
EB2ADTSDV6D
DV6FE
DV6FDEC5Finclusief filter [l]3,95 3)
5,3 4)3,53,753,25tussen
MIN en MAX [l]111,53)
Combo Life
4) Combo
Brandstoftank
Benzine / diesel, tankinhoud [I]60 / 50
AdBlue-tank
AdBlue, tankinhoud [I]17
283PPanne ......................................... 252
Panoramadak .............................. 46
Panoramazichtsysteem ..............200
Parkeerhulp ............................... 190
Parkeerlichten ............................ 130
Parkeerrem ................................. 165
Parkeerverwarming ....................142
Parkeren .............................. 19, 155
Park pilot met ultrasoonsensoren 190
Partikelfilter ................................. 156
Passagiersstoel voor Tafelstand ................................. 50
Pechhulp..................................... 124
Peilsensor motorolie ...................103
Persoonlijke instellingen ............120
Portieren ........................... 30, 31, 33
Portier open ............................... 112
Profieldiepte ............................... 241
R
Radiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 279
REACH ....................................... 275
Regelbare instrumentenverlichting ...........131
Regensensor .............................. 111
Registratie van voertuigdata en privacy ..................................... 276
Remassistentie .......................... 168Rem- en koppelingssysteem .....107
Remmen ............................ 164, 224
Remvloeistof ...................... 224, 262
Reservewiel ............................... 247
Richtingaanwijzers ............104, 129
Richtingaanwijzers voor ............. 230
Rolschermen ............................... 46
Rugleuning neerklappen .............50
Rugleuning passagiersstoel voor neerklappen ......................50
Ruiten ........................................... 42
Rijgedrag en aanhangertips ......213
Rijregelsystemen ........................168
Rijverlichting ........................ 12, 110
S Schakelen ........................... 108, 161
Schakelhendel ............................ 161
Schakel motor uit ........................106
Scheidingsrooster bagageruimte ..85
Schuifdeur ................................... 30
Selectieve katalysatorreductie ....157
Selective Ride Control ................171
Service ............................... 146, 259
Service-display .......................... 103
Service-indicatie ........................106
Service-informatie ...................... 259
Sjorogen ...................................... 82
Sleutels ........................................ 21
Sleutels, sloten ............................. 21Sneeuwkettingen .......................242
Snelheidsbegrenzer ...........112, 175
Snelheidsmeter .......................... 101
SOS ............................................ 124
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................223
Startbeveiliging ............................ 38
Starten en bedienen ...................148
Starthulp gebruiken ...................251
Stoelen aanbrengen .....................55
Stoelen verwijderen ......................55
Stoelpositie .................................. 48
Stoelverstelling ........................7, 49
Stoelverwarming ........................... 53
Stop/Start-systeem .....................152
Storing ....................................... 163
Storingsindicatielamp ................106
Sturen ......................................... 148
Stuurbedieningsknoppen .............93
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 93
Symbolen ....................................... 4 Systeemcontrole .........................107
Systeem voor gecontroleerde afdaling .......................... 108, 169
T
Tanken ....................................... 212
Te laag brandstofpeil .................110
Toerenteller ............................... 102