Page 217 of 287
Rijden en bediening215Kogelstang bevestigen
1.Sleutel in het slot steken en kogel‐
stang ontgrendelen. Duw de
hendel naar achteren.
2. Reinig de contactpunten met een zachte schone doek.
3. Steek de kogelstang in de opening en duw deze stevig tot
aan de aanslag naar binnen.
Zet de kogelstang goed vast door
de hendel in de vergrendelde
stand te zetten, zie afbeelding.
4. Vergrendel de kogelstang door de
sleutel te draaien. Sleutel verwij‐ deren en beschermkapje dicht‐
drukken.
5. Koppel de aanhanger aan.
6. Klap de aansluiting naar voren.
7. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting.
8. Haak de losbreekkabel in het oog
op de drager.
Page 218 of 287
216Rijden en bediening9Waarschuwing
Rijden met een aanhanger is
alleen toegestaan bij een correct
gemonteerde kogelstang. Als u de kogelstang niet correct gemon‐
teerd krijgt, de hulp van een werk‐ plaats inroepen.
Kogelstang demonteren
1. Ontkoppel de stekker van de aanhanger.
2. Maak de losbreekkabel los.
3. Rijd de aanhanger weg.
4. Open de beschermklep en ontgrendel de kogelstang met de
sleutel.
5. Zet de hendel van de kogelstang in de achterste stand. Verwijder
de kogelstang door eraan te trek‐
ken.
6. Zet de hendel van de kogelstang in de voorste stand.
Type B
1. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en haak de
losbreekkabel in het oog op de
drager.
2. Koppel de aanhanger aan.
Page 219 of 287
Rijden en bediening217Type C
1. Verwijder de veiligheidssplitpen.
2. Trek aan de hendel en open detrekring.
3.Koppel de aanhanger aan, sluit de
trekring en breng de splitpen aan.
4. Sluit de stekker van de aanhanger
aan op de aansluiting en bevestig de losbreekkabel aan het oog op
de drager.
Aanhangerstabilisatie Als het systeem een sterke slinger‐
beweging registreert, dan wordt het
motorvermogen verlaagd en de auto /
aanhangercombinatie afgeremd
totdat de slingerbeweging stopt.
Wanneer het systeem actief is, moet
u het stuurwiel zo stil mogelijk
houden.
Aanhangerstabilisatie maakt deel uit
van de elektronische stabiliteitsrege‐
ling 3 168.
Page 220 of 287

218Verzorging van de autoVerzorging van de
autoAlgemene informatie ..................219
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 219
Auto stallen .............................. 219
Verwerking van sloopauto .......220
Controle van de auto .................220
Werkzaamheden uitvoeren .....220
Motorkap ................................. 221
Motorolie .................................. 221
Koelvloeistof ............................ 222
Sproeiervloeistof ......................223
Remmen .................................. 224
Remvloeistof ............................ 224
Accu ........................................ 224
Dieselbrandstofsysteem ontluchten ............................... 226
Wisserblad vervangen .............226
Gloeilamp vervangen .................227
Halogeenkoplampen ...............227
LED-koplampen .......................229
Mistlampen voor ......................229
Richtingaanwijzers voor ..........230
Achterlichten ............................ 231
Zijrichtingaanwijzers ................233Kentekenverlichting .................234
Binnenverlichting .....................234
Elektrisch systeem .....................234
Zekeringen .............................. 234
Zekeringenkast in motorruimte 235
Zekeringenkast instrumentenpaneel ................236
Boordgereedschap ....................237
Gereedschap ........................... 237
Velgen en banden .....................238
Winterbanden .......................... 238
Aanduidingen op banden ........238
Bandenspanning .....................239
Drukverliesdetectiesysteem ....240
Profieldiepte ............................ 241
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 242
Wieldoppen ............................. 242
Sneeuwkettingen .....................242
Bandenreparatieset .................243
Wiel verwisselen ......................246
Reservewiel ............................. 247
Starthulp gebruiken ...................251
Trekken ...................................... 252
Auto slepen ............................. 252
Andere auto slepen .................254
Verzorging van uiterlijk ..............255
Verzorging exterieur ................255Verzorging interieur .................257
Vloermatten ............................. 257
Page 221 of 287

Verzorging van de auto219Algemene informatie
Accessoires en modificaties van auto
Het wordt geadviseerd alleen gebruik te maken van originele onderdelen,
accessoires en andere uitdrukkelijk
door de fabriek voor uw autotype
goedgekeurde onderdelen. Voor
andere onderdelen kunnen wij – ook
als deze door autoriteiten of anders‐
zins zijn goedgekeurd – niet beoorde‐ len of deze betrouwbaar zijn en er
evenmin garant voor staan.
Bij eventuele aanpassingen, omzet‐
tingen of andere wijzigingen in de
standaard voertuigspecificaties
(waaronder, zonder beperkingen,
softwarematige aanpassingen,
aanpassingen in de elektronische
regeleenheden) wordt de door Opel
geboden garantie mogelijk ongeldig.
Bovendien kunnen dergelijke wijzi‐
gingen bestuurdersondersteunings‐ systemen, het brandstofverbruik, de
CO 2-uitstoot en andere uitstoot van
de auto nadelig beïnvloeden waar‐
door deze mogelijk niet meer voldoetaan de typegoedkeuring en de geldig‐
heid van uw kentekenbewijs in het
geding kan komen.Voorzichtig
Wanneer het voertuig getranspor‐
teerd wordt op een trein of een
takelwagen kunnen de spatlappen beschadigd worden.
Sneeuwkappen
Om ophopen van sneeuw bij de koel‐
ventilator radiateur te voorkomen,
adviseren we om sneeuwkappen aan te brengen.
De afdekkingen moeten op professi‐
onele wijze worden aangebracht,
roep de hulp in van een werkplaats.
Voorzichtig
Verwijder de beschermkappen als er sprake is van een van de
volgende situaties:
● De omgevingstemperatuur is
hoger dan 10 °C.
● Wanneer de auto wordt gesleept.
● De auto rijdt sneller dan 120 km/h.
Auto stallen
Langdurig stallen Wanneer u de auto meerdere maan‐
den moet stallen:
● Auto wassen en conserveren.● Conservering van motorruimte en bodemplaat laten controleren.
● Afdichtrubbers reinigen en conserveren.
● Brandstoftank volledig vullen.
● Motorolie verversen.
● Sproeiervloeistofreservoir leeg‐ maken.
● Vorst- en corrosiebestendigheid koelvloeistof controleren.
● Bandenspanning instellen op de waarde voor maximale belading.
Page 222 of 287

220Verzorging van de auto● Auto in een droge en goedgeventileerde ruimte parkeren.
Eerste versnelling of achteruit‐
versnelling inschakelen of scha‐
kelhendel in stand P zetten.
Voorkomen dat auto kan wegrol‐
len.
● Parkeerrem niet inschakelen. ● Motorkap openen, alle portieren sluiten en auto vergrendelen.
● Poolklem van de minpool van de accu loskoppelen. Erop letten datgeen van de systemen werkt,
waaronder het diefstalalarmsys‐
teem.
Weer in gebruik nemen
Wanneer u de auto weer in gebruik
neemt:
● Poolklem op de minpool van de accu aansluiten. Elektrisch
bediende ruiten initialiseren
3 43.
● Bandenspanning controleren. ● Sproeiervloeistofreservoir vullen.
● Motoroliepeil controleren.● Koelvloeistofpeil controleren.
● Zo nodig kentekenplaat monte‐ ren.
Verwerking van sloopauto
Eventueel wettelijk verplichte infor‐
matie over autodemontagebedrijven
en de recycling van sloopauto's vindt
u op onze website. Laat dit werk
uitsluitend over aan een erkend auto‐
demontagebedrijf.Controle van de auto
Werkzaamheden uitvoeren9 Waarschuwing
Controles in de motorruimte alleen
met uitgeschakelde ontsteking
uitvoeren.
De koelventilator kan ook bij uitge‐ schakelde ontsteking gaan
draaien.
Page 223 of 287
Verzorging van de auto2219Gevaar
Het ontstekingssysteem werkt met
een extreem hoge spanning. Nietaanraken.
Motorkap
Openen
Open het bestuurdersportier.
Aan de ontgrendelingshendel trekken en in de uitgangspositie terugduwen.
Druk de veiligheidspal omhoog en
open de motorkap.
Zet de motorkapsteun vast.
Sluiten
Druk alvorens de motorkap te sluiten
de steun in de houder.
Laat de motorkap zakken en laat het
vanaf een lage hoogte (20-25 cm) in het slot vallen. Controleer of de
motorkap vergrendeld is.Voorzichtig
Druk de motorkap niet in het slot
om deuken te voorkomen.
Motorolie
Het motoroliepeil op gezette tijden
handmatig controleren om schade
aan de motor te voorkomen. Verge‐
wis u ervan dat de gebruikte motorolie
de juiste specificatie heeft.
Aanbevolen olie en smeermiddelen
3 262.
Het maximale motorolieverbruik is
0,6 l per 1000 km.
Alleen op een vlakke ondergrond
controleren. De motor moet op
bedrijfstemperatuur zijn en minstens
5 min. uitgeschakeld zijn geweest.
Page 224 of 287
222Verzorging van de auto
Trek de peilstok tevoorschijn, veeg
hem schoon, plaats hem helemaal
terug en trek hem opnieuw tevoor‐ schijn om het motoroliepeil af te
lezen.
Afhankelijk van de motor worden er
verschillende oliepeilstokken
gebruikt.
Wanneer het motoroliepeil tot het
merkteken MIN is gedaald, dan de
motorolie bijvullen.
Het wordt geadviseerd dezelfde soort
olie te nemen als voor de laatste olie‐
verversing is gebruikt.
Het motoroliepeil mag niet hoger staan dan het bovenste merkteken
MAX op de peilstok.
Voorzichtig
Tap of zuig overmatig bijgevulde
olie af. Start als het motoroliepeil
boven maximaal is de auto niet en neem contact op met een werk‐
plaats.
Inhouden 3 271.
Dop recht terugplaatsen en vast‐
draaien.
Koelvloeistof
De fabrieksmatig bijgevulde koel‐
vloeistof biedt vorstbescherming tot
ca. –37 °C.
Voorzichtig
Alleen goedgekeurde antivries
gebruiken.
Koelvloeistof en antivries 3 262.