172Rijden en bedieningBij het vooruitrijden optimaliseert het
systeem de wielspin om de beste
acceleratie op basis van de beschik‐
bare tractie te waarborgen. Aanbevo‐ len bij een dikke laag sneeuw en
steile hellingen.
Deze modus is actief bij snelheden tot 50 km/h.
Moddermodus 4
Deze modus staat veel wielspin toe voor het wiel met de minste grip bij het
starten. Dit verwijdert de modder en
herstelt de tractie.
Tegelijkertijd wordt aan het wiel met
de meeste grip het meest mogelijke
koppel geleverd.
Deze modus is actief bij snelheden tot 80 km/h.
Zandmodus 1
In deze modus wordt er iets gelijktij‐ dige wielspin op de twee aandrijfwie‐
len toegestaan, waardoor de auto
vooruitkomt en minder snel zal
wegzakken.
Deze modus is actief bij snelheden tot
120 km/h.Voorzichtig
Gebruik de andere modi niet op
zand, omdat de auto vast zou
kunnen komen te zitten.
Bestuurdersondersteu‐
ningssystemen9 Waarschuwing
Bestuurdersondersteuningssyste‐
men zijn ontwikkeld om de
bestuurder te ondersteunen en
niet om zijn aandacht te vervan‐
gen.
De bestuurder aanvaardt de volle‐
dige verantwoordelijkheid
wanneer hij de auto bestuurt.
Wanneer bestuurdersondersteu‐
ningssystemen worden gebruikt,
altijd op de huidige verkeerssitua‐
tie letten.
Cruise control
De cruisecontrol kan snelheden
hoger dan 40 km/h opslaan en
aanhouden. Bovendien moet bij een
handgeschakelde versnelling mini‐
maal de derde versnelling zijn inge‐
schakeld en bij een automatische
Rijden en bediening173versnellingsbak minimaal stand D of,
in stand M, de tweede of een hogere
versnelling.
Bij het op- en afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de opgeslagen
snelheid mogelijk.
Het systeem hanteert de ingestelde
snelheid als rijsnelheid, zonder acht
te geven op de stand van het gaspe‐
daal.
U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De status en de ingestelde snelheid
staan op het Driver Information
Center.
De cruisecontrol niet inschakelen wanneer het aanhouden van een
constante snelheid onverstandig is.
Controlelampje m 3 111.Systeem inschakelen
Druk op m, waarna het symbool m en
een bericht verschijnen op het Driver
Information Center. Het systeem is
nog steeds niet actief.
Functie activeren
Zelf een snelheid instellen
174Rijden en bedieningTrek op tot de gewenste snelheid en
duw het kartelwiel eenmaal kort naar
RES/+ of SET/- . De huidige snelheid
wordt opgeslagen en gehandhaafd. U kunt het gaspedaal loslaten.
De ingestelde snelheid is vervolgens te wijzigen door het kartelwiel naar
RES/+ te duwen om de snelheid te
verhogen of naar SET/- om de snel‐
heid te verlagen. Bij kort indrukken
wijzigt u de snelheid in kleine stapjes
en bij lang indrukken in grote stappen.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Snelheid van snelheidslimietdetectie
overnemen
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de snelheidsli‐
mietdetectie een snelheidslimiet
heeft gedetecteerd. De gedetec‐
teerde maximumsnelheid kan worden gebruikt als een nieuwe waarde voor
de cruisecontrol.
Met behulp van een camera boven
aan de voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie kan worden gedeactiveerd
of geactiveerd in het menu Persoon‐
lijke instellingen 3 120.
Bij een actieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
De weergegeven informatie hangt af
van de versie van het Driver Informa‐ tion Center.Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de cruisecontrol.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het is mogelijk te versnellen door gas
te geven. Na het loslaten van het
gaspedaal wordt opnieuw de opge‐
slagen snelheid aangehouden.
Functie deactiveren Druk op Ñ, de cruisecontrol staat in
de pauzemodus en er verschijnt een
bericht. U rijdt in de auto zonder crui‐
secontrol.
De cruisecontrol wordt gedeacti‐
veerd, maar niet uitgeschakeld. De laatst opgeslagen snelheid blijft voor
later hervatten van de snelheid in het geheugen.
Rijden en bediening175De cruisecontrol wordt automatisch
gedeactiveerd in de volgende geval‐ len:
● Het rempedaal wordt bediend.
● De rijsnelheid is lager dan 40 km/h.
● Het Traction Control-systeem of elektronische stabiliteitsregeling
is actief.
● De keuzehendel staat in de stand
N (automatische versnellings‐
bak) / de eerste of tweede
versnelling (handgeschakelde
versnellingsbak).
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
snelheid hoger dan 40 km/h. De
opgeslagen snelheid wordt nu over‐
genomen.
Systeem uitschakelen Druk op m, de cruisecontrolmodus
wordt gedeactiveerd en de cruisecon‐
trolaanduiding op het Driver Informa‐
tion Center dooft.Bij het indrukken van ß om de snel‐
heidsbegrenzer uit te schakelen
wordt u de cruisecontrol gedeacti‐
veerd.
Bij het uitschakelen van het contact
gaat een geprogrammeerde snelheid verloren.
Storing
Bij een storing in de cruisecontrol wordt de ingestelde snelheid gewist,
waarbij de streepjes gaan knipperen.
De cruisecontrol werkt mogelijk niet
goed, als de verkeersborden niet
voldoen aan het Verdrag van Wenen
inzake verkeersborden en verkeers‐
tekens.
Snelheidsbegrenzer De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de auto een vooraf ingestelde snel‐
heidslimiet overschrijdt.
De snelheidslimiet kan worden inge‐
steld op een snelheid hoger dan
30 km/h.U kunt accelereren tot de ingestelde
snelheid. Bij het afrijden van hellingen
zijn afwijkingen van de snelheidsli‐
miet mogelijk.
U kunt de ingestelde snelheid tijdelijk
overschrijden door stevig op het
gaspedaal te trappen.
De actuele snelheid en de ingestelde snelheidslimiet staan op het Driver
Information Center.
Systeem inschakelen
Druk op ß, waarna het symbool ß
en een bericht verschijnen op het
Driver Information Center. Het
systeem is nog steeds niet actief.
Rijden en bediening177Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord en licht MEM enkele seconden
op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.
Deze snelheid geldt als de nieuwe
waarde voor de snelheidsbegrenzer.
Snelheidslimiet overschrijden
In noodgevallen is het mogelijk de
snelheidslimiet te overschrijden door
het gaspedaal stevig in te trappen, tot
bijna tegen de aanslag.
Gaspedaal loslaten en de functie
snelheidsbegrenzing wordt na het
bereiken van een lagere snelheid dan
de snelheidslimiet opnieuw geacti‐
veerd.
Functie deactiveren Druk op Ñ, de snelheidsbegrenzer
staat in de pauzemodus en er
verschijnt een bericht. Er is geen
actieve snelheidslimiet voor de auto.De snelheidsbegrenzer wordt
gedeactiveerd, maar niet uitgescha‐
keld. De laatst opgeslagen snelheid
blijft in het geheugen voor het later
hervatten van de snelheid.
Snelheidslimiet hervatten
Druk op Ñ, de opgeslagen snelheids‐
limiet wordt hervat.
Systeem uitschakelen
Druk op ß, de snelheidsbegrenzer‐
modus wordt gedeactiveerd en de
snelheidslimietaanduiding op het
Driver Information Center dooft.
Bij het indrukken van m ter activering
van de cruisecontrol wordt de snel‐
heidsbegrenzer uitgeschakeld.
De ingestelde snelheid blijft bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen liggen.
Storing
Bij een storing in de snelheidsbegren‐ zer wordt de ingestelde snelheid
gewist, waarbij de streepjes gaan
knipperen.De snelheidsbegrenzer werkt moge‐
lijk niet goed, als de verkeersborden
niet voldoen aan het Verdrag van
Wenen inzake verkeersborden en
verkeerstekens.
Adaptieve cruise control
De adaptieve cruisecontrol is een
verbetering van de conventionele
cruisecontrol en biedt als aanvullende functie het aanhouden van een
bepaalde volgafstand tot een voorlig‐ ger. Het systeem gebruikt een
camera bovenaan de voorruit en
camerasensoren om de voorliggers te detecteren. Als er zich geen voer‐
tuig voor u bevindt, zal de adaptieve
cruisecontrol zich als een conventio‐
nele cruisecontrol gedragen.
De adaptieve cruisecontrol verlaagt
automatisch de rijsnelheid wanneer u een langzamer rijdende auto nadert.
Vervolgens wordt de rijsnelheid op de geselecteerde volgafstand aange‐
past aan die van de voorligger. De
rijsnelheid neemt toe of af met die van
de voorligger, maar zal de ingestelde
178Rijden en bedieningsnelheid niet overschrijden. De crui‐secontrol kan beperkt remmen, met
geactiveerde remlichten.
Als de voorligger accelereert of van
rijstrook wisselt, laat de adaptieve
cruisecontrol u weer snel naar de
ingestelde snelheid accelereren. Als
de bestuurder de richtingaanwijzers
bedient om een langzamer rijdend
voertuig in te halen, laat de adaptieve
cruisecontrol uw auto tijdelijk accele‐
reren in de richting van dit voertuig om te helpen bij het inhalen ervan. De
ingestelde snelheid wordt echter
nooit overschreden.
Bij een handgeschakelde versnel‐
lingsbak kan de adaptieve cruisecon‐ trol een snelheden instellen. Als de
voorligger te langzaam rijdt en de
gekozen volgafstand niet meer te
handhaven is, klinkt er een geluids‐
signaal en verschijnt er een bericht op
het Driver Information Center. Het
bericht adviseert de bestuurder om
de controle over te nemen van de
auto. Bij auto's met een automatische
versnellingsbak kan het systeem de
auto tot stilstand afremmen.Bij een handgeschakelde versnel‐
lingsbak kan de adaptieve cruisecon‐ trol een snelheid van meer dan
30 km/h instellen. Als de voorligger te
langzaam rijdt en de gekozen volgaf‐
stand niet meer te handhaven is, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center. Het bericht advi‐
seert de bestuurder om de controle
over te nemen van de auto. Bij auto's
met een automatische versnellings‐
bak kan het systeem de auto tot stil‐ stand afremmen.9 Waarschuwing
Bij het rijden met de adaptieve
cruisecontrol dient de bestuurder
altijd zijn of haar volledige
aandacht bij het verkeer te
houden. De bestuurder behoudt
de volledige controle over de auto omdat rempedaal, gaspedaal en
de knop Ñ voorrang hebben op de
adaptieve cruisecontrol.
Systeem inschakelen
Druk op C, het symbool C verschijnt
op het Driver Information Center. Het
systeem is nog steeds niet actief.
Rijden en bediening179Functie activeren door de
snelheid in te stellen
De adaptieve cruisecontrol moet
handmatig worden ingeschakeld bij
een snelheid tussen 30 km/u en
180 km/u.
Bij auto's met automatische versnel‐ lingsbak moet de automatische
keuzehendel op D of M. staan
Trek op tot de gewenste snelheid en
duw het kartelwiel naar SET/-. De
huidige snelheid wordt opgeslagen
en gehandhaafd.
De ingestelde snelheid verschijnt op
het Driver Information Center.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol werkt, wordt het Stop/Start-systeem
automatisch uitgeschakeld.
Ingestelde snelheid overschrijden
Het blijft altijd mogelijk om harder dan de ingestelde snelheid te rijden doorhet gaspedaal in te trappen. Na hetloslaten van het gaspedaal hervat de
auto de opgeslagen snelheid. Als een
voorligger langzamer rijdt dan de
opgeslagen snelheid, wordt de volg‐
afstand hervat die de bestuurder
heeft ingesteld.
Bij overschrijding van de ingestelde
snelheid knippert de snelheidsinstel‐
ling op het Driver Information Center
en er verschijnt een waarschuwings‐ bericht.9 Waarschuwing
Als de bestuurder de snelheid
opvoert, deactiveert het systeem het automatisch remmen. Dit
wordt aangegeven als een pop-
upwaarschuwing op het Driver
Information Center.
Snelheid verhogen
Houd, terwijl de adaptieve cruisecon‐
trol actief is, het kartelwiel naar
RES/+ geduwd of duw het wiel
herhaaldelijk naar RES/+: De snel‐
heid wordt traploos of in kleine stap‐
jes verhoogd.
Snelheid verlagen
Houd, terwijl de adaptieve cruisecon‐ trol actief is, het kartelwiel naar
SET/- geduwd of duw het wiel
herhaaldelijk naar SET/-: De snelheid
wordt traploos of in kleine stapjes
verlaagd.
Opgeslagen snelheid hervatten
Duw het kartelwiel naar RES/+ bij een
rijsnelheid hoger dan 30 km/h. De
adaptieve cruisecontrol wordt geacti‐
veerd en hanteert de ingestelde snel‐
heid.
Snelheidslimiet overnemen van
de verkeersbordherkenning
De intelligente snelheidsadaptatie
informeert u wanneer de verkeers‐
bordherkenning een snelheidslimiet
180Rijden en bedieningheeft gedetecteerd. De gedetec‐teerde maximumsnelheid is te gebrui‐
ken als nieuwe snelheidsinstelling
voor de adaptieve cruisecontrol.
Dankzij de camera boven aan de
voorruit detecteert en leest dit
systeem de maximumsnelheid en de
borden einde maximumsnelheid. Het
systeem houdt ook rekening met
maximumsnelheden in de navigatie‐
kaartgegevens.
De functie is te activeren of te deacti‐ veren in met menu Persoonlijke
instellingen 3 120.
Bij een adaptieve cruisecontrol
verschijnt de gedetecteerde maxi‐
mumsnelheid op het Driver Informa‐
tion Center en MEM licht op.
Op het Driver Information Center
verschijnt het maximumsnelheids‐
bord op het display en licht MEM
enkele seconden op.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
voorgestelde snelheid op te slaan.
Druk op MEM op het stuurwiel om de
nieuwe snelheidsinstelling te bevesti‐
gen en op te slaan.Deze maximumsnelheid is daarmee
de nieuwe snelheidsinstelling voor de
adaptieve cruisecontrol.
Adaptieve cruisecontrol bij auto’s
met een automatische
versnellingsbak
Bij auto's met een automatische
versnellingsbak maakt de adaptieve
cruisecontrol het mogelijk om de
gekozen volgafstand tot een remmen
voorligger aan te houden totdat de
auto helemaal stilstaat.
Als het systeem uw auto achter een
voorligger tot stilstand heeft gebracht, maakt de snelheidsinstelling plaats
voor een groen controlelampje .. Dit
lampje geeft aan dat de auto automa‐
tisch staande wordt gehouden.
Als de stilstaande voorligger langere
tijd heeft gestopt en weer begint te
rijden, zal het groene controlelampje
Voorligger gedetecteerd . knippe‐
ren en klinkt er een geluidssignaal om u eraan te herinneren om het verkeerte controleren voordat u weer
wegrijdt.Wanneer de voorligger wegrijdt, moet
u op het gaspedaal trappen tot een
snelheid van 30 km/h en het kartel‐
wiel naar SET- of RES+ duwen om de
adaptieve cruisecontrol te hervatten.
Bij een stop van meer dan vijf minuten of als de bestuurdersdeur wordt
geopend en de veiligheidsgordel van
de bestuurder wordt losgemaakt, dan wordt de elektrische parkeerrem
automatisch geactiveerd om de auto
staande te houden. Controlelampje
m lichten op. Trap om de elektrische
parkeerrem uit te schakelen het
gaspedaal in.
Elektrische parkeerrem 3 165.9 Waarschuwing
Wanneer het systeem wordt
gedeactiveerd of geannuleerd,
zorgt het systeem er niet langer
voor dat de auto stil blijft staan,
waardoor de auto kan gaan rijden. Houd er altijd rekening mee dat u