Page 137 of 287

Klimaatregeling135rechtsom:vergrotenlinksom:verkleinen
Luchtrecirculatiesysteem u
Luchtrecirculatiemodus met u
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met u
uitschakelen.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
l uitzetten.
Ontwasemen en ontdooien
● Druk op l: de lucht wordt in de
richting van de voorruit geleid.
● Draaiknop voor temperatuur n in
hoogste stand zetten.
● Aanjagersnelheid x op hoogste
stand zetten.
● Verwarming achterruit e inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming b 3 45.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Airconditioning
Bedieningsorganen voor: ● temperatuur n
● luchtverdeling l, M en K
Page 138 of 287

136Klimaatregeling●luchtdebiet x
● koeling A/C
● luchtrecirculatie q
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming e
Verwarmbare achterruit e 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels e
3 40.
Temperatuur n
Temperatuur aanpassen door n op
de gewenste temperatuur te draaien.HI:warmLO:koud
De verwarming werkt pas optimaal als de motor de normale bedrijfstem‐
peratuur heeft bereikt.
Luchtverdeling l,
M ,
K
l:naar de voorruit en de voorste
zijruitenM:naar hoofdhoogte via de verstel‐
bare luchtroostersK:naar de voetenruimte
Alle combinaties zijn mogelijk.
Luchtdebiet x
Pas de luchtopbrengst aan door x op
de gewenste snelheid te draaien.rechtsom:versnellenlinksom:vertragen
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Het led-lampje in de knop brandt om activering aan te geven.
Koeling werkt alleen bij een draai‐
ende motor en ingeschakelde venti‐
lator.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht wanneer de
buitentemperatuur iets boven het
vriespunt ligt. Er kan zich dan
condens vormen en onder de auto op
de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Geactiveerde koeling kan een Auto‐
stop verhinderen. Stop/Start-systeem 3 152.
Luchtrecirculatiesysteem q
Page 139 of 287

Klimaatregeling137Luchtrecirculatiemodus met u
inschakelen. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
Luchtrecirculatiemodus weer met u
uitschakelen.9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant beslaan wanneer er
koude lucht tegenaan stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Maximale koeling
Ruiten kortstondig openen zodat de
warme lucht snel kan ontsnappen.
● Koeling A/C inschakelen.
● Druk op q voor luchtrecirculatie‐
systeem aan.
● Druk op M voor luchtverdeling.
● Draaiknop voor temperatuur n in
laagste stand zetten.
● Aanjagersnelheid x op hoogste
stand zetten.
● Alle luchtroosters openen.
Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming b 3 45.
Verwarmde stoelen ß 3 53.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
● Aanjagersnelheid x op hoogste
stand zetten.
● Draaiknop voor temperatuur n in
hoogste stand zetten.
● Schakel, indien nodig, de A/C in.
● Verwarming achterruit e inscha‐
kelen.
● Zijdelingse luchtroosters naar wens openen en op de zijruiten
richten.
Page 140 of 287

138KlimaatregelingLet op
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontdooien zijn geselecteerd, is er wellicht geen Autostop mogelijk.
Als de instellingen voor ontwasemen
en ontvriezen zijn geselecteerd
terwijl de motor in een Autostop is,
zal de motor automatisch herstarten.
Stop-startsysteem 3 152.
Stop/Start-systeem 3 152.
Elektronisch
klimaatregelsysteem
Dankzij de twee zones van de
klimaatregeling kunt u de tempera‐
tuur aan de bestuurders- en passa‐
gierskant voorin afzonderlijk regelen.
In de automatische modus worden
temperatuur, luchtdebiet en luchtver‐
deling automatisch geregeld.Bedieningsorganen voor:
● handmatig bediende luchtrecir‐ culatie u
● luchtverdeling w
● tuimelschakelaar voor aanpas‐ sen van de temperatuur aan
bestuurders- en passagierszijde
voorin
● ontwasemen en ontdooien h
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
● temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
● achterruit- en buitenspiegelver‐ warming e
● ventilatorsnelheid r s
Achterruitverwarming Ü 3 45.
Verwarmbare buitenspiegels Ü 3 40.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.
Ga na of de zonnesensor van het
elektronisch klimaatregelsysteem
niet afgedekt 3 10 is.
Automatische modus AUTO
Page 141 of 287

Klimaatregeling139Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐ matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurtemperaturen voor de bestuurders- en passa‐
gierszijde voorin in met de linker
en rechter draairing. De aanbe‐
volen temperatuur is 22 °C.Druk achter elkaar op AUTO om de
gewenste automatische instellingen te selecteren:
● Soft Auto voor een zachte en
stille luchtverdeling.
● Auto voor warmtecomfort en een
stille luchtverdeling.
● Auto Fast voor een dynamische
en efficiënte luchtverdeling.
Handmatige instellingen U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende
functies te activeren:
Luchtdebiet r sDruk op r voor meer of s voor
minder opbrengst.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w
Page 142 of 287

140KlimaatregelingDruk achter elkaar op w totdat de
gewenste richting van de luchtverde‐ ling verschijnt:t:naar de voorruit en de voorste
zijruitenu:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersv:naar voetenruimte voor en
achterw:naar de voorruit en de voorste
zijruiten, naar hoofdzone en
zitplaatsen achterin via verstel‐
bare luchtroosters, naar voeten‐
ruimte voor en achter
Druk achter elkaar op w voor combi‐
naties van verschillende luchtverde‐
lingsopties.
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren
Stel de voorkeurstemperaturen voor
de bestuurders- en passagierszijde
voorin afzonderlijk met de linker- en
rechterschakelaar voor aanpassen
van de temperatuur in op de gewen‐
ste waarde.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display naast de schakelaars voor
aanpassen van de temperatuur.
Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of
een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 152.
Temperatuursynchronisatie met twee zones MONO
Druk op MONO om de temperatuur‐
instelling passagierszijde te koppelen
aan die van de bestuurderszijde/om
te koppeling temperatuurinstelling
passagierszijde aan die van de
bestuurderszijde ongedaan te
maken. De temperatuurinstelling passagierszijde is gekoppeld aan die
van de bestuurderszijde als de led in
de toets MONO niet brandt.
Page 143 of 287

Klimaatregeling141Airconditioning A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. Koeling werkt alleen bij
een draaiende motor en ingescha‐
kelde aanjager van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Handmatig bediende
luchtrecirculatie u
Druk op u om de luchtrecirculatiemo‐
dus in te schakelen. u verschijnt op
het display om aan te geven dat deze
ingeschakeld is.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op u te drukken.
9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser inschakelen
en l uitschakelen.
Page 144 of 287

142KlimaatregelingRuiten ontwasemen en ontdooien h
●
Druk op h. Het led-lampje in de
knop brandt om activering aan te
geven.
● Airconditioning en automatische stand worden automatisch inge‐schakeld. De led in de toets A/C
brandt, AUTO verschijnt op het
display.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge snelheid.
● Verwarming achterruit e inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming , inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: h weer indrukken.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 152.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
Druk daarna op s totdat het elek‐
tronische klimaatregelsysteem wordt
uitgeschakeld.
Parkeerverwarming
Met de parkeerverwarming kunt u het
interieur van de auto verwarmen en
het interieur van de auto ventileren
met omgevingslucht.
Een led-lampje geeft de bedrijfsstatus
van de parkeerverwarming aan.
● Ledje aan: Er is een timer inge‐ steld.
● Ledje knippert: Het systeem is in bedrijf.