Page 6 of 319

4Inleiding● Richtingaanduidingen in debeschrijvingen, zoals links,
rechts, voor of achter moeten
altijd met de blik in de rijrichting
worden gezien.
● Displays ondersteunen mogelijk uw specifieke taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot
verwondingen leiden.Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan
raken. Het niet naleven van deze
richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
De chronologische volgorde voor het
selecteren van menuopties bij de
persoonlijke instellingen wordt
aangeduid met I.
We wensen u vele uren autorijplezier. Uw Opel-team
Page 16 of 319
14Kort en bondigVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Wis-/wasinstallatie voor 3 96.
Sproeiervloeistof 3 237.
Wisserblad vervangen 3 240.
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werkingAchterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
Achterruitwisser en -sproeier 3 98.
Page 62 of 319

60Stoelen, veiligheidssystemenLet op
Zorg dat de veiligheidsgordels niet
door schoenen of voorwerpen met
scherpe randen beschadigd raken
klem komen te zitten. Oprolautoma‐
ten vrijhouden van vuil.
Gordelwaarschuwing
Geeft de status van de veiligheids‐
gordels voor de voorstoelen aan door
controlelampjes X en k of voor de
zitplaatsen achterin door het symbool
X op het Driver Information Center
3 111.
Gordelkrachtbegrenzers
De kracht die inwerkt op de carrosse‐ rie wordt beperkt doordat de gordels
tijdens een botsing geleidelijk worden
ontspannen.
Gordelspanners
De veiligheidsgordels van de voor‐
stoelen en de beide buitenste achter‐
stoelen worden bij een voldoende
zware frontale botsing, of een aanrij‐
ding van achteren of tegen de zijkant
strakgetrokken.9 Waarschuwing
Onjuist handelen (bijv. het verwij‐
deren of aanbrengen van gordels) kan de gordelspanners in werking
stellen.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 111.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen.
Gordelspanners worden slechts
eenmaal geactiveerd.
Let op
Bevestig of monteer geen accessoi‐ res of andere voorwerpen die de
werking van de gordelspanners
kunnen verstoren. Breng geen
aanpassingen aan de componenten van de gordelspanner aan, anders
vervalt de typegoedkeuring van de
auto.
Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs
halen en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Page 73 of 319

Stoelen, veiligheidssystemen71Inbouwposities kinderveiligheidssystemen
Toegestane opties voor het bevestigen van een kinderveiligheidssysteem met een driepuntsgordel
Gewichtsklasse
Op passagiersstoel
Op buitenste zitplaatsen
achterinOp middelste
zitplaats achteringeactiveerde airbaggedeactiveerde
airbagGroep 0: tot 10 kgXU 1,2U/L 3UGroep 0+: tot 13 kgXU1,2U/L 3UGroep I: 9 tot 18 kgXU1,2U/L 3,4U4Groep II: 15 tot 25 kgU1,2XU/L 3,4U4Groep III: 22 tot 36 kgU1,2XU/L 3,4U4U:universeel bruikbaar in combinatie met een driepuntsgordelL:geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderveiligheidssystemen uit de categorieën 'specifieke auto', 'beperkt' of 'semi-
universeel'. Het kinderveiligheidssysteem moet voor het specifieke voertuigtype zijn goedgekeurd (raadpleeg de
voertuigtypelijst van het kinderveiligheidssysteem)X:kinderveiligheidssystemen zijn in deze gewichtsgroep niet toegestaan1:zo ver als nodig de stoel naar voren brengen en de rugleuning naar een verticale stand brengen om ervoor te zorgen
dat de gordel naar voren loopt vanaf het bovenste verankeringspunt2:zo ver als nodig de stoel naar boven brengen en de rugleuning naar een verticale stand brengen om ervoor te zorgen
dat de gordel aan de kant van de gesp strak zit3:de desbetreffende voorstoel vóór het kinderveiligheidssysteem zo ver als nodig naar voren brengen4:de desbetreffende hoofdsteun verstellen of verwijderen, indien nodig
Page 82 of 319
80Opbergen
Bij het te snel opklappen van de
rugleuning kan de veiligheidsgordel
van de middelste zitplaats geblok‐
keerd raken. Ontgrendel het oprolme‐ chanisme door de veiligheidsgordel in
te steken of door deze ongeveer
20 mm naar buiten te trekken en
vervolgens los te laten.
Verlenging bagageruimte
(tweedelige achterbank), Sports
Tourer
● Plaats de gespen van de buiten‐ ste veiligheidsgordels in de
houders aan de zijkant om te
voorkomen dat de gordels
beschadigd raken; zie de afbeel‐
ding.
● Trek aan één kant of beide buitenste kanten aan de hendel
en klap de rugleuningen neer op
de zitting.
● U klapt de rugleuningen weer omhoog door deze zo ver
rechtop te zetten dat ze hoorbaar vastklikken.
Page 84 of 319

82Opbergen● Plaats de gespen van de buiten‐ste veiligheidsgordels in de
houders aan de zijkant om te
voorkomen dat de gordels
beschadigd raken; zie de afbeel‐
ding.
● Trek aan één kant of beide buitenste kanten aan de hendel
en klap de rugleuningen neer op
de zitting.
9 Waarschuwing
Voordat u de rugleuning van de
rechtse zitplaats neerklapt, moet
de rugleuning van de middelste
zitplaats worden neergeklapt.
Gevaar voor letsel door de bout
die uit de binnenkant van de
leuning steekt.
● Of klap de rugleuning neer vanuit
de bagageruimte: trek aan de
hendel in de linker of rechter
zijwand van de bagageruimte om
het desbetreffende deel van de rugleuning van de achterbankneer te klappen.
9 Waarschuwing
Wees voorzichtig wanneer u de
rugleuning van de achterbank
bedient vanuit de bagageruimte. De rugleuning wordt met aanzien‐ lijke kracht neergeklapt. Er bestaat
verwondingsgevaar, met name voor kinderen.
Zorg ervoor dat er niets aan de
zitplaatsen achterin is vastge‐
maakt of dat er niets op het stoel‐
kussen ligt.
● U klapt de rugleuningen weer omhoog door deze zo ver
rechtop te zetten dat ze hoorbaar vastklikken.
Page 100 of 319
98Instrumenten en bedieningsorganenVoorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt enkele slagen.
Sproeiervloeistof 3 237.
Wis- en wasinstallatie
achterruit
AchterruitwisserOFF:uitINT:onderbroken werkingON:continue werking
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Als de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
U kunt deze functie in- of uitschakelen in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Achterruitsproeier
Hendel van u af duwen.
Er wordt sproeiervloeistof op de
achterruit gespoten en de ruitenwis‐
ser maakt enkele slagen.
De achteruitsproeier wordt gedeacti‐
veerd wanneer het vloeistofpeil te
laag is.
Sproeiervloeistof 3 237.
Page 115 of 319

Instrumenten en bedieningsorganen1139Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Licht op wanneer de handmatige handrem is geactiveerd en het
contact is ingeschakeld 3 178.
Elektrische handrem m brandt of knippert rood.
Brandt
Elektrische handrem is aangetrokken 3 178.
Knippert
Elektrische handrem is niet helemaal
aangetrokken of losgezet. Trap het
rempedaal in en probeer het systeem
te resetten door de elektrische hand‐
rem eerst los te zetten en daarna aan
te trekken. Blijft m knipperen, rijd dan
niet door en roep de hulp van een
werkplaats in.
Elektrische parkeerrem
defect
j brandt of knippert geel.
Brandt Elektrische parkeerrem werkt niet
optimaal 3 178.
Knippert
Elektrische parkeerrem staat in de servicemodus. Stop de auto, trek de elektrische parkeerrem aan en zet
deze los om de rem te resetten.9 Waarschuwing
Oorzaak van de storing onmiddel‐
lijk door een werkplaats laten
verhelpen. Parkeer niet op hellin‐
gen totdat de oorzaak van de
storing is verholpen.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt na het inschakelen van de
ontsteking enkele seconden. Het
systeem is na het doven van het
controlelampje klaar voor gebruik.
Als de controlelamp na enkele secon‐
den niet dooft of als deze tijdens de rit
gaat branden, dan zit er een storing in het ABS-systeem. Het remsysteem
blijft normaal werken, maar zonder
ABS-regeling.
Antiblokkeersysteem 3 177.
Schakelen R of S met het getal van een hogere
of lagere versnelling verschijnt
wanneer wordt aanbevolen om
vanwege de brandstofbesparing op of terug te schakelen.
Afstand tot voorligger
E geeft met ingevulde afstandsbal‐
ken de gevoeligheid van de waar‐
schuwingstiming wat betreft de
afstand tot de voorligger voor de fron‐
taanrijdingswaarschuwing aan.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 195.