Klimaatregeling151Ruiten ontwasemen en
ontdooien $
● Druk op $. De LED in de knop
brandt om activering aan te
geven.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de ventilator draait met een hoge
snelheid.
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Voorruitverwarming 9 inscha‐
kelen, mits beschikbaar.
● Om terug te gaan naar de vorige modus: $ indrukken; om naar de
automatische modus te gaan:
AUTO indrukken.
U kunt de instellingen van de auto‐
matische achterruitverwarming wijzi‐
gen in het menu Instellingen op het
Info-Display.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Let op
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op V
wordt gedrukt.
Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op l
wordt gedrukt of totdat de aanjager
uitgeschakeld wordt.
Als V wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.Als l wordt ingedrukt terwijl de
aanjager ingeschakeld is en de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 163.
Elektronisch
klimaatregelsysteem deactiveren
of activeren ON/OFF
De koeling, ventilator en automati‐
sche modus kunnen worden uitge‐
schakeld door op ON/OFF te druk‐
ken. Na het deactiveren van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets ON/OFF niet.
Klimaatregeling153w:naar de voorruit en de voorpor‐
tierruiten (de airco werkt op de
achtergrond om te voorkomen
dat de ruiten beslaan)u:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersv:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Alle combinaties zijn mogelijk.
Automatische modus opnieuw
inschakelen: AUTO indrukken.
Koeling A/C
Druk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De LED in de knop brandt
om activering aan te geven. Koeling
werkt alleen bij een draaiende motor
en ingeschakelde aanjager van de
klimaatregeling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
Het airconditioningssysteem koelt en
ontvochtigt (droogt) de lucht vanaf
een bepaalde buitentemperatuur. Er
kan zich dan condens vormen en
onder de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.
Wanneer het koelsysteem wordt
uitgeschakeld, vereist de klimaatre‐
geling niet dat de motor wordt herstart
tijdens een Autostop. Uitzondering:
ruitontdooiing werkt en buitentempe‐
ratuur boven 0 °C vraagt om opnieuw starten.
Stop/Start-systeem 3 163.
Op het display verschijnt A/C ON
wanneer de koeling aanstaat of A/C
OFF wanneer de koeling uitstaat.Handmatig bediende
luchtrecirculatie n
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De LED in de knop
brandt om activering aan te geven.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op n te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐
verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
binnenuit kunnen aandampen. De
Rijden en bediening157Rijden en bedieningRijtips......................................... 158
Controle over de auto ..............158
Sturen ...................................... 158
Starten en bediening .................158
Nieuwe auto inrijden ................158
Contactslotstanden ..................158
Aan/Uit-knop ............................ 159
Vertraagde uitschakeling stroom .................................... 161
Motor starten ........................... 161
Uitrol-brandstofafsluiter ...........163
Stop/Start-systeem ..................163
Parkeren .................................. 167
Uitlaatgassen ............................. 168
Uitlaatfilter ............................... 168
Katalysator .............................. 169
AdBlue ..................................... 170
Automatische versnellingsbak ...173
Versnellingsbakdisplay ............173
Schakelen ................................ 174
Handmatige modus .................175
Elektronische rijprogramma's ..175
Storing ..................................... 175
Stroomonderbreking ................176Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 176
Remmen .................................... 177
Antiblokkeersysteem ...............177
Handrem .................................. 178
Remassistentie ........................179
Hellingrem ............................... 180
Rijregelsystemen .......................180
Traction Control .......................180
Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) ...................................... 181
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 183
Cruisecontrol ........................... 183
Snelheidsbegrenzer ................185
Adaptieve cruise control ..........186
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 195
Indicatie afstand tot voorligger 197
Actieve noodrem .....................198
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 201
Parkeerhulp ............................. 203
Dodehoeksysteem ...................211
Achteruitkijkcamera .................213
Verkeersbordherkenning .........215
Lane keep assist .....................219Brandstof................................... 222
Brandstof voor benzinemotoren .....................222
Brandstof voor dieselmotoren . 223
Tanken .................................... 224
Trekhaak .................................... 226
Algemene informatie ...............226
Rijgedrag en aanhangertips ....226
Aanhanger trekken ..................227
Aanhangerstabilisatie ..............231
158Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Als u op deze
manier rijdt, brengt u uzelf en anderen
in gevaar.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 163.
Stationair aanjagen
Als het nodig is om de accu op te laden wegens een probleem met de
accu, moet het vermogen van de
dynamo worden vergroot. Dit kan
door stationair aanjagen, wat moge‐
lijk hoorbaar is.
Er verschijnt een bericht op het Driver Information Center.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.
Sturen Als de stuurbekrachtiging niet meerwerkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Tijdens de eerste ritten niet onnodig
hard remmen.
Tijdens de eerste rit kan er rookont‐
wikkeling optreden door het verdam‐
pen van was en olie op het uitlaatsys‐ teem. Na de eerste rit de auto enige
tijd buiten parkeren en inademen van
de dampen vermijden.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐ stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 168.
Contactslotstanden
Draai de sleutel op:
Rijden en bediening1590:contact uit: Sommige functies blij‐
ven actief totdat de sleutel eruit
wordt getrokken of het bestuur‐
dersportier wordt geopend, mits
het contact van tevoren aan was1:accessoirestand: Stuurslot
losgezet, sommige elektrische
functies werken, contact is uit2:contactstand: Contact is aan,
dieselmotor gloeit voor. De
controlelampjes branden en de
meeste elektrische functies
werken. Om de sleutel vanuit
stand 2 naar stand 1 of 0 te
draaien moet u de sleutel zover
mogelijk in de richting van de
stuurkolom insteken.3:motor starten: Laat de sleutel los
nadat de motor gestart is
Stuurslot
Trek de sleutel uit het contactslot en
draai aan het stuurwiel totdat het
vastklikt.
9 Gevaar
Neem de sleutel tijdens het rijden
nooit uit het contactslot omdat
hierdoor het stuurslot wordt inge‐
schakeld.
Aan/Uit-knop
Elektronische sleutel moet in de auto
aanwezig zijn.
Accessoirestand
Druk een keer op Engine Start/Stop
zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De gele led in de toetsbrandt. Het stuurslot wordt losgezet
en sommige elektrische functies
werken, contact is uit.Contactstand aan
Houd Engine Start/Stop 6 seconden
ingedrukt zonder het koppelings- of rempedaal in te trappen. De groene
led in de toets brandt, de dieselmotor
160Rijden en bedieninggloeit voor. De controlelampjes bran‐
den en de meeste elektrische functies werken.Motor starten
Druk kort op Engine Start/Stop
tijdens:
● handgeschakelde versnellings‐ bak: het bedienen van het koppe‐lingspedaal,
● automatische versnellingsbak: het bedienen van het rempedaalmet de schakelhendel in stand
P of N.
Motor starten 3 161.Ontsteking uit
Druk in elke modus kort op
Engine Start/Stop wanneer Autostop
is geactiveerd of wanneer de motor
draait en de auto stilstaat. Automati‐
sche versnellingsbak: schakel de
parkeerrem in en schakel P in.
Druk kort op Engine Start/Stop
zonder het koppelingspedaal of
rempedaal te bedienen in de contact‐ stand aan.Sommige functies blijven actief totdat
het bestuurdersportier wordt
geopend, mits het contact van tevo‐
ren aan was.Uitschakelen in noodsituatie tijdens
het rijden
Druk langer dan 2 seconden op
Engine Start/Stop of druk er binnen
5 seconden twee keer kort op 3 161.
Stuurslot
Het stuurslot werkt automatisch
wanneer:
● De auto stilstaat.
● Het contact uitgeschakeld is.
● Het bestuurdersportier geopend is.
Zet het stuurslot los door het bestuur‐ dersportier te openen en de sluiten en
de accessoiremodus in te schakelen
of de motor direct te starten.
9 Waarschuwing
Bij een lege accu is wegslepen, op
gang slepen of gebruik van hulp‐
startkabels niet toegestaan,
omdat het stuurslot dan niet kan worden ontgrendeld.
Bediening op auto's met
elektronisch sleutelsysteem bij
storing
Bij een storing in de elektronischesleutel of als de batterij van elektroni‐ sche sleutel bijna ontladen is, kan er
bij een startpoging Geen
afstandsbed. geregistreerd of
Vervang batterij in afstandsbedie‐
ning op het Driver Information Center
verschijnen.
Plaats alleen de elektronische sleutel in de lengterichting plat op het
zendergebied, met de toetsen naar
boven gekeerd; zie de illustratie.
Rijden en bediening161
De illustraties tonen verschillende
versies.
Andere voorwerpen, bijvoorbeeld
andere sleutels, transponder, tags,
munten, etc., moet u van de midden‐
console af halen.
Trap het koppelingspedaal (handge‐
schakelde versnellingsbak) of het
rempedaal (automatische versnel‐
lingsbak) in en druk op
Engine Start/Stop .
Motor uitschakelen door weer op
Engine Start/Stop te drukken. Haal de
elektronische sleutel uit de midden‐
console.
Deze mogelijkheid is alleen bestemd
voor noodgevallen. Vervang de batte‐
rij van de elektronische sleutel zo
spoedig mogelijk 3 22.
Zie voor het ontgrendelen of vergren‐ delen van de portieren Storing in
handzendermodule of elektronisch
sleutelsysteem 3 25.Vertraagde uitschakeling
stroom
De volgende elektronische systemen
kunnen worden gebruikt tot het
bestuurdersportier wordt geopend of
tot tien minuten nadat het contact
werd uitgeschakeld:
● elektrisch bediende ruiten
● zonnedak
● stekkerdozen
Motor starten Auto's met contactschakelaar
162Rijden en bedieningDraai de sleutel naar stand 1 om het
stuurslot te ontgrendelen.
Handgeschakelde versnellingsbak: koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Geen gas geven.
Dieselmotoren: draai de sleutel naar
stand 2 om voor te gloeien en wacht
totdat het controlelampje ! dooft.
Draai de sleutel even in stand 3 en
laat deze weer los: een automatische regeling bedient de startmotor met
een kort interval totdat de motor
draait, zie Automatische startmotor‐
regeling.
Handgeschakelde versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het koppelingspedaal in
te trappen 3 163.
Automatische versnellingsbak:
tijdens een Autostop kunt u de motor
starten door het rempedaal los te
laten 3 163.Auto's met Aan/Uit-knop
Handgeschakelde versnellingsbak:
koppelings- en rempedaal intrappen.
Automatische versnellingsbak: trap
het rempedaal in en zet de keuzehen‐
del op P of N.
Geen gas geven.
Druk kort op Engine Start/Stop : een
automatische regeling bedient de
startmotor na een korte vertraging tot de motor draait, zie Automatische
startmotorregeling.
Druk kort op Engine Start/Stop om de
motor uit te schakelen, wanneer de
auto stilstaat. Automatische versnel‐
lingsbak: schakel de parkeerrem in
en schakel P in.
Om de motor te starten tijdens een
Autostop:
● Handgeschakelde versnellings‐ bak: tijdens een Autostop kunt u
de motor starten door het koppe‐ lingspedaal in te trappen 3 163.
● Automatische versnellingsbak: tijdens een Autostop kunt u de
motor starten door het rempedaal
los te laten 3 163.
Motor noodgedwongen
uitschakelen tijdens het rijden
Als de motor tijdens het rijden in een
noodsituatie moet worden uitgescha‐
keld, drukt u langer dan 2 seconden
op Engine Start/Stop of drukt u twee‐
maal kort binnen 5 seconden.