OPMERKING:
Om de correcte werking te waarborgen, is de
cruisecontrol zodanig ontworpen dat het sys-
teem wordt uitgeschakeld als u gelijktijdig
meerdere functies van de cruisecontrol be-
dient. Als dit gebeurt, kan het systeem op-
nieuw in werking worden gesteld door op de
knop ON/OFF van de cruisecontrol te drukken
en de gewenste snelheid opnieuw in te
stellen.
WAARSCHUWING!
De cruisecontrol kan gevaarlijk zijn in si-
tuaties waar het systeem geen constante
snelheid kan aanhouden. Uw auto kan
gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een ongeval veroor-
zaakt. Gebruik de cruisecontrol nooit in
druk verkeer of op bochtige, beijzelde,
besneeuwde of anderszins gladde wegen.
Activeren
Druk op de knop ON/OFF. Het controlelampje
van de cruisecontrol gaat branden in het
display in de instrumentengroep. Druk nog-maals op de knop AAN/UIT om het systeem
uit te schakelen. Het indicatielampje van de
cruisecontrol gaat uit. Het systeem moet wor-
den uitgeschakeld wanneer het niet wordt
gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de cruisecontrol inge-
schakeld te laten wanneer u deze niet
gebruikt. U kunt het systeem dan per on-
geluk instellen en sneller rijden dan u wilt.
U kunt dan de controle over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken. Laat
het systeem altijd uitgeschakeld als u het
niet gebruikt.
De gewenste snelheid instellen
Schakel de cruisecontrol in. Wanneer de auto
de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de knop SET (-). Laat het gaspedaal
los. De auto zal nu automatisch de gekozen
snelheid handhaven.
OPMERKING:
U mag pas op de knop SET (-) drukken als de
auto met een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
Ingestelde snelheid aanpassen
De snelheid verhogen
Wanneer de cruisecontrol is ingesteld, kunt u
de snelheid verhogen door op de knop RES
(+) te drukken.
De bestuurder kan de gewenste eenheden
kiezen via de instellingen op het instrumen-
tenpaneel (indien aanwezig). Raadpleeg het
hoofdstuk "Uw instrumentenpaneel leren
kennen" in het instructieboekje voor meer
informatie. De verhoging van de snelheid
wordt, afhankelijk van de gekozen eenheid, in
metrische (km/u) of Amerikaanse (mph) een-
heden weergegeven:
Snelheid VS (mph)
• Als u éénmaal op de knop RES (+) drukt,
wordt de ingestelde snelheid met 1 mph
verhoogd. Telkens wanneer u opnieuw kort
op de knop drukt, wordt de snelheid met
1 mph verhoogd.
• Als u de knop ingedrukt houdt, wordt de
ingestelde snelheid continu verhoogd tot-
dat u de knop loslaat. De nieuwe snelheid
wordt dan ingesteld.
151
OPMERKING:
• Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
• Draai de brandstofvuldop circa een kwart-
slag vast totdat u één klik hoort. De klik
geeft aan dat de dop goed is vastgedraaid.
• Als de brandstofvuldop niet goed is dicht-
gedraaid, gaat het storingslampje branden.
Zorg ervoor dat de dop iedere keer dat u
bijtankt, goed wordt dichtgedraaid.Bericht brandstofvuldop los
Na het tanken kan het diagnosesysteem van
de auto vaststellen of de brandstofvuldop
loszit, onjuist is aangebracht of is bescha-
digd. Wanneer het systeem een storing waar-
neemt, verschijnt de melding “gASCAP”
(brandstofvuldop) op het display van de kilo-
meterteller. Draai de brandstofvuldop vast tot
u een "klikgeluid" hoort. De klik geeft aan dat
de brandstofvuldop goed is vastgedraaid.
Druk op de resetknop van de kilometerteller
om de melding te wissen. Als het probleem
zich opnieuw voordoet, verschijnt de melding
de volgende keer dat de auto wordt gestart
opnieuw. Dit kan op een defecte vuldop dui-
den. Als het probleem tweemaal achtereen
wordt vastgesteld, zal het systeem het sto-
ringslampje laten branden. Nadat het pro-
bleem is verholpen, gaat het storingslampje
uit.
TREKKEN VAN EEN
AANHANGER
Trekgewichten (maximale
aanhangergewichten)
In de onderstaande tabel worden de maxi-
male aanhangergewichten voor uw type aan-
drijflijn weergegeven.
STARTEN EN RIJDEN
154
GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — benzinemotor
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.
Op voertuigen zonder display in de instru-
mentengroep knippert de melding "CHANgE
OIL" (olie verversen) in de instrumentengroep
met kilometerteller en er klinkt een geluids-
signaal om aan te geven dat de olie ververst
moet worden.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren. Het eerder verversen
van de olie kan echter noodzakelijk zijn na
7.500 km (4.500 mijl) als de auto onder
zware omstandigheden wordt gebruikt, die
verderop in dit hoofdstuk worden beschre-
ven.
OPMERKING:
•
Het systeem houdt geen rekening met de tijd
die is verstreken sinds de laatste olieverver-
sing. Ververs de olie van uw auto wanneer de
laatste verversingsbeurt langer dan 6 maan-
den geleden is, ook wanneer het bericht voor
olieverversing NIET wordt weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervallen
voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7.500 mijl) of 6 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd.
Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Controleer het oliepeil ongeveer vijf minu-
ten nadat de volledig warmgedraaide motor
is uitgezet. Controleer het oliepeil als de
auto op een vlakke ondergrond staat. De
meting is dan nauwkeuriger. Vul alleen olie
bij wanneer het oliepeil zich onder het
merkteken ADD of MIN bevindt.
• Controleer het ruitensproeiervloeistofpeil
en vul zo nodig vloeistof bij.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.
• Inspecteer de accu, reinig de poolklemmen
en zet ze zo nodig vast.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir, de automatische versnel-
lingsbak, de hoofdremcilinder en de stuur-
bekrachtiging en vul zo nodig vloeistof bij.
• Controleer de werking van alle lampen en
andere elektrische onderdelen.
SERVICE EN ONDERHOUD
188
OPMERKING:
• De radio heeft vele functies die bijdragen
aan het comfort en gemak van u en uw
passagiers.
• Enkele van deze functies van de radio mo-
gen niet tijdens het rijden worden gebruikt,
omdat ze uw aandacht afleiden van de weg
en het rijden.
Klok instellen
1. Houd de knop TIME ingedrukt tot de uur-
aanduiding knippert.
2. Draai de regelknop TUNE/SCROLL om de
uren in te stellen.
3. Druk op de regelknop TUNE/SCROLL tot-
dat de minuten beginnen te knipperen.
4. Draai aan de regelknop TUNE/SCROLL
om de minuten in te stellen.5. Druk op de regelknop TUNE/SCROLL om
de wijzigingen op te slaan.
6. Druk op een willekeurige toets/knop of
wacht vijf seconden om deze regelknop te
verlaten.
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter)
1. Als u op de regelknop TUNE/SCROLL
drukt, verschijnt "BASS".
2. Draai de regelknop TUNE/SCROLL om de
gewenste instelling te selecteren.
3. Blijf op de knop TUNE/SCROLL drukken
om "MID RANGE", "TREBLE", "BA-
LANCE" en "FADE" weer te geven en in te
stellen.
Bediening van de radio
Toetsen voor zenderzoeken
• Druk op de toets voor omhoog of omlaag
zoeken om radiozenders op de AM- of FM-
band te zoeken.
• Houd een van de toetsen voor zoeken inge-
drukt om zonder te stoppen zenders te
passeren.
Voorkeurzenders handmatig opslaan
• Stem af op de gewenste zender.
• Druk eenmaal op de toets SET/RND of SET
(afhankelijk van de radio). SET 1 verschijnt
op het display. Selecteer vervolgens een
voorkeurstoets (1-6).
• Aan elke drukknop kan een tweede zender
worden toegevoegd. Druk tweemaal op de
toets SET/RND of SET (afhankelijk van de
radio). SET 2 verschijnt op het display.
Selecteer vervolgens een voorkeurstoets
(1-6).
MULTIMEDIA
238
UCONNECT 430/430N
Uconnect 430/430N
1 — Voice Command-toets
2 — Display openen/sluiten
3 — toets MENU
4 — Toets voor AUDIO-instellingen
5 — Toets voor interne harde schijf
6 — USB-poort7 — Audio-aansluiting
8 — Radioverkoopcode
9 — ON/OFF/draaien voor volume
10 — Selectietoets voor MEDIA-modus
11 — Toets voor RADIO-modus
12 — Toets Uconnect Phone
MULTIMEDIA
240
Beeldinstellingen
• Druk op de toets MENU op het front en kies
de schermtoets "Display Settings" (beeldin-
stellingen) om het menu Display Settings
(beeldinstellingen) te openen.
• Kies de schermtoets "Daytime Colors" (dag-
kleuren) om te schakelen naar de handbe-
diende modus en om de helderheid van het
display af te stellen met kleuren voor over-
dag.• Kies de schermtoets "Nighttime Colors"
(nachtkleuren) om te schakelen naar de
handbediende nachtmodus en om de hel-
derheid van het display af te stellen met
kleuren voor 's nachts.
• Kies de schermtoets "Auto Color Mode"
(autokleurmodus) om te schakelen naar de
automatische dag-/nachtmodus en om de
helderheid van het display in te stellen met
de dimschakelaar van het voertuig.
• Druk op de schermtoets "Exit" (afsluiten)
om uw instellingen op te slaan.
Beeldinstellingen
MULTIMEDIA
242