WAARSCHUWING!
uit de stand PARK (parkeren) te bewe-
gen zonder het rempedaal in te trappen.
Zorg ervoor dat de schakelhendel in de
stand PARK staat voordat u het voertuig
verlaat.
• Het is gevaarlijk de schakelhendel uit de
stand PARK of NEUTRAL te zetten wan-
neer het motortoerental hoger is dan
stationair. Als u het rempedaal niet ste-
vig ingetrapt houdt, kan de auto snel
naar voren of achteren schieten. U loopt
in dat geval het risico de controle over de
auto te verliezen en een aanrijding te
veroorzaken. Schakel pas naar een ver-
snelling wanneer de motor normaal sta-
tionair draait en u met uw voet krachtig
het rempedaal ingetrapt houdt.
• Ongewenste beweging van de auto kan
lichamelijk letsel tot gevolg hebben van
mensen in en bij de auto. Net als bij alle
andere voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zorg ervoor
dat het voertuig altijd volledig tot stil-
stand is gekomen voordat u het voertuig
verlaat, zet het voertuig op de handrem
WAARSCHUWING!
en zet de schakelhendel in de stand
PARK, schakel de motor uit en neem de
sleutel uit het contact. Wanneer de sleu-
tel is verwijderd, wordt de versnellings-
bak in de parkeerstand vergrendeld
waardoor de auto niet ongewenst in be-
weging kan komen.
• Verwijder altijd de contactsleutel bij het
verlaten van het voertuig en sluit het
voertuig af.
• Laat nooit kinderen alleen in een auto
achter of in de buurt van een auto die
niet is afgesloten. Het achterlaten van
kinderen zonder toezicht in een auto is
om verschillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel. Waar-
schuw kinderen dat ze niet aan de hand-
rem, het rempedaal of de schakelhendel
mogen komen.
• Laat de contactsleutel niet achter in of
in de buurt van de auto (of op een voor
kinderen bereikbare plaats). Een kind
zou de knoppen van de elektrische
raambediening of andere schakelaars
WAARSCHUWING!
kunnen bedienen of de auto in beweging
kunnen zetten.
Sleutelblokkering
Omdat dit voertuig is uitgerust met een sleu-
telblokkering, moet de versnellingsbak in de
parkeerstand worden gezet voordat het con-
tact naar de stand LOCK/OFF (vergrendelen/
uit) (waarin de contactsleutel kan worden
verwijderd) kan worden geschakeld. De sleu-
tel kan alleen uit de contactschakelaar wor-
den verwijderd wanneer de contactsleutel in
de stand LOCK/OFF staat. Wanneer de sleutel
eenmaal is verwijderd, is de versnellingsbak
vergrendeld in de parkeerstand.
OPMERKING:
Wanneer er een storing optreedt, zal het sys-
teem de sleutel in het contact blokkeren, om
u zo te waarschuwen dat deze beveiliging niet
meer werkt. U kunt de motor starten en
afzetten, maar u kunt de sleutel niet uit het
contactslot nemen zolang u de auto niet voor
onderhoud heeft aangeboden.
139
WAARSCHUWING!
Als niet volledig naar een andere stand van
de tussenbak wordt geschakeld, kan de
tussenbak beschadigd raken, neemt het
motorvermogen af en kunt u de macht over
het stuur verliezen. U kunt een aanrijding
veroorzaken. Als de tussenbak niet hele-
maal is aangegrepen, mag u niet met de
auto rijden.
Trac-Lok achteras — indien aanwezig
De Trac-Lok achteras levert een constant aan-
drijfvermogen naar beide achterwielen en
vermindert wielspin door verlies van tractie
bij één aandrijfwiel. Als de tractie tussen de
twee achterwielen verschilt, verdeelt het dif-
ferentieel automatisch het bruikbare koppel
door meer koppel te leveren aan het wiel dat
tractie heeft.Trac-Lok is met name nuttig bij gladde rijom-
standigheden. Wanneer beide achterwielen
op een gladde ondergrond rijden, kan licht
indrukken van het gaspedaal maximale trac-
tie leveren.
WAARSCHUWING!
Bij auto's die zijn uitgerust met een be-
perkt slipdifferentieel mag u de motor
nooit laten draaien als een van de achter-
wielen de grond niet raakt. De auto kan
door blijven rijden via het achterwiel dat
de grond nog wel raakt, waardoor u de
macht over het stuur verliest.
Asvergrendeling (Tru–Lok) —
Rubicon-modellen
De schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
bevindt zich op het instrumentenpaneel
(links van de stuurkolom).Deze functie wordt alleen ingeschakeld als
aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Sleutel in contact, voertuig in groep 4L
(LOW).
• Voertuigsnelheid moet 16 km/u (10 mph)
of lager zijn.
Schakelaar AXLE LOCK (asvergrendeling)
145
Om het systeem te activeren, drukt u de
onderkant van de schakelaar AXLE LOCK één
keer in om alleen de achteras te vergrendelen
(het controlelampje achterasvergrendeling
gaat branden), druk nogmaals op de onder-
kant van de schakelaar om de vooras te ver-
grendelen (het controlelampje voorasvergren-
deling gaat branden). Wanneer de achteras is
vergrendeld, kunt u de vooras vergrendelen of
ontgrendelen door nogmaals op de onderkant
van de schakelaar te drukken.
OPMERKING:
De controlelampjes gaan knipperen totdat de
assen volledig vergrendeld of ontgrendeld
zijn.
Druk op de bovenkant van de schakelaar
AXLE LOCK om de assen te ontgrendelen.
De asvergrendeling wordt uitgeschakeld als
het voertuig uit de groep 4L (LOW) wordt
gehaald of wanneer de contactschakelaar in
de stand OFF wordt gezet.Elektronisch loskoppelbare
stabilisatorstang — indien aanwezig
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een elek-
tronisch loskoppelbare stabilisatorstang. Met
dit systeem heeft de wielophanging vóór
meer speling bij terreinrijden.
Het systeem wordt bediend met de schake-
laar SWAY BAR (stabilsatorstang) op het in-
strumentenpaneel (links van de stuurkolom).Druk op de schakelaar SWAY BAR (stabilisa-
torstang) om het systeem in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om het sys-
teem uit te schakelen. Het controlelampje
voor de stabilisatorstang (in de instrumenten-
groep) gaat branden wanneer de stang is
losgekoppeld. Het controlelampje voor de
stabilisatorstang knippert tijdens het inscha-
kelen, of wanneer er niet is voldaan aan de
inschakelomstandigheden. De stabilisa-
torstang moet tijdens normale rijomstandig-
heden in de stand voor rijden op de weg
staan.
Schakelaar SWAY BAR (stabilisatorstang)
STARTEN EN RIJDEN
146
Uit stand NEUTRAL (N) schakelen
Gebruik de volgende procedure om uw voer-
tuig voor te bereiden op normaal gebruik.
1. Breng de auto volledig tot stilstand en laat
hem gekoppeld aan het slepende
voertuig.
2. Trek de handrem stevig aan.
3. Sluit de minkabel van de accu weer aan.
4. Zet het contact in de stand LOCK.
5. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.6. Houd het rempedaal ingetrapt.
7. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.
8. Zet de schakelhendel van de tussenbak in
de gewenste stand.
OPMERKING:
Bij het uit stand NEUTRAL (N) schakelen
van de tussenbak, moet de motor uitge-
schakeld blijven om knarsende tanden te
voorkomen.
9. Schakel de automatische versnellingsbak
in stand PARK of de handgeschakelde
versnellingsbak in NEUTRAL.10. Laat het rempedaal los.
11. Koppel het voertuig los van het slepende
voertuig.
12. Start de motor.
13. Houd het rempedaal ingetrapt.
14. Zet de handrem vrij.
15. Schakel de versnellingsbak in een ver-
snelling, laat het rempedaal los (en het
koppelingspedaal bij handgeschakelde
versnellingsbakken), en controleer of het
voertuig normaal werkt.
159
Reservewiel verwijderen
Om het reservewiel uit de reservewieldrager
te verwijderen, verwijdert u de afdekking van
het reservewiel, indien aanwezig, en neemt u
de wielmoeren los met door deze linksom te
draaien.
OPMERKING:
Wanneer u extra accessoires bewaart in de
reservewieldrager, mag het totale bruto ge-
wicht (inclusief het gewicht van het reserve-
wiel) niet meer bedragen dan 38,5 kg
(85 lbs).
Voorbereidingen voor het opkrikken
1. Parkeer op een stevige, vlakke onder-
grond. Vermijd een gladde ondergrond.
WAARSCHUWING!
Probeer geen wiel te verwisselen aan de
zijde van de auto waar ander verkeer langs
rijdt. Ga ver genoeg van de weg af staan om
ongelukken te voorkomen bij gebruik van
de krik of het verwisselen van een wiel.
2. Schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.3. Trek de handrem aan.
4. Schakel de automatische versnellingsbak
in stand PARK of de handgeschakelde
versnellingsbak in REVERSE.
5. Zet de contactsleutel in de stand LOCK.
6. Blokkeer de voor- en achterkant van het
wiel schuin tegenover het gebruikte krik-
punt. Wanneer u bijvoorbeeld het rechter-
voorwiel vervangt, blokkeert u het
linkerachterwiel.OPMERKING:
Laat geen passagiers in de auto zitten wan-
neer deze wordt opgekrikt.
Instructies bij opkrikken
WAARSCHUWING!
Neem de volgende waarschuwingen in
acht bij het verwisselen van een band, om
persoonlijk letsel of schade aan de auto te
voorkomen:
• Parkeer de auto op een stevige en vlakke
ondergrond, zo ver mogelijk verwijderd
van de weg, voordat u de auto opkrikt.
• Schakel de waarschuwingsknipperlich-
ten in.
• Blokkeer het wiel dat zich schuin tegen-
over het te vervangen wiel bevindt.
• Trek de handrem stevig aan en zet de
automatische versnellingsbak in de
stand PARK, of zet de handgeschakelde
versnellingsbak in de stand REVERSE
(achteruit).
• Start de motor niet en laat deze niet
draaien zolang de auto door een krik
wordt ondersteund.
Wiel geblokkeerd
171
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu van uw voertuig bevindt zich rechts-
achter in het motorcompartiment, achter de
stroomverdeelkast.
WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
WAARSCHUWING!
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Als u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
Positieve accupool
177
Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Schakelhendel ont-
grendelen" in dit hoofdstuk voor instructies
over hoe u de automatische versnellingsbak
uit de stand PARK schakelt voor het slepen.
LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
autoambulance mogen de onderdelen in
de wielophanging vóór of achter niet
worden vastgemaakt. Door een foutieve
sleepwijze kan uw auto worden bescha-
digd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
Zonder contactsleutel
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer de auto wordt ge-
sleept met de contactschakelaar in de stand
LOCK. Zonder contactsleutel mag de auto
alleen worden gesleept op een autoambu-
lance. Om schade aan uw auto te voorkomen
is de juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als er geen autoambulance beschikbaar is en
de tussenbak nog werkt, mag het voertuig
worden gesleept (in voorwaartse richting, met
ALLEwielen op de grond),ALSde tussenbak
in de standNEUTRAL(N) staat en de versnel-
lingsbak in de standPARK(voor automatische
versnellingsbakken) of in een versnelling(NIETinNEUTRAL, voor handgeschakelde ver-
snellingsbakken). Zie "Slepen achter een
camper" in "Starten en rijden" voor gedetail-
leerde instructies.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt (als de andere wielen op de
grond staan). Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
183
OPMERKING:
• Uw radio is mogelijk niet voorzien van de
functies Uconnect Voice Command en
Uconnect Phone. Om te bepalen of uw
radio deze functies heeft, drukt u op de
Voice Command-toets op de radio. U hoort
een gesproken aanwijzing als u over de
functie beschikt, of u ziet een melding op
de radio met de tekst "Uconnect Phone not
available" (Uconnect Phone niet beschik-
baar) als dit niet zo is.
• De radio heeft vele functies die bijdragen
aan het comfort en gemak van u en uw
passagiers. Enkele van deze functies van de
radio mogen niet tijdens het rijden worden
gebruikt, omdat ze uw aandacht afleiden
van de weg en het rijden.
Klok instellen
1. Zet de radio aan en raak het scherm aan
op de plaats waar de tijd wordt
weergegeven.2. Kies de schermtoets "User Clock" (gebrui-
kersklok) of de tijdweergave (alleen
navigatieradio).
3. Om de uren in te stellen, kiest u de
schermtoets "Hour Forward" (uur vooruit)
of "Hour Backward" (uur terug).
4. Om de minuten in te stellen, kiest u de
schermtoets "Minute Forward" (minuut
vooruit) of "Minute Backward" (minuut
terug).
5. Om de nieuwe instelling van de klok op te
slaan raakt u het scherm aan bij het woord
"Save" (opslaan).
Menu
• Druk op de toets MENU op het front om het
menu System Setup (systeeminstellingen)
en het menu My Files (mijn bestanden) te
openen.
• Druk in een actieve modus op de toets
MENU op het front om de specifieke instel-
lingen voor die modus (CD, AUX enz.) te
wijzigen.
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter)
Menu Audio Control (Audioregeling)
• Druk op de toets AUDIO op het front rechts
op de radio.
• Gebruik de pijltoetsen of de schuifregelaars
op het touchscreen om de instellingen
BASS, MID en/of TREBLE te wijzigen.
• Druk op de schermtoets "BAL/FADE” en
gebruik de pijltoetsen of de aanwijzer om
Balance en Fade te wijzigen. Kies de
schermtoets "Center" (midden) om de in-
stellingen terug te zetten.
Menu Audio Control (Audioregeling)
241